ECLI:NL:RBAMS:2002:AE3238

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13?047136-02
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak met niet bewezen telastelegging en niet ontvankelijkheid benadeelde partij

Op 7 mei 2002 heeft de Rechtbank Amsterdam, 5e meervoudige kamer D, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op 5 mei 1972 in Kiseljak (Joegoslavië). De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de terechtzittingen op 19 maart 2002 en 23 april 2002. In de dagvaarding was de telastelegging opgenomen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het primair en subsidiair telastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen is. Dit leidde tot de vrijspraak van de verdachte.

Daarnaast heeft de rechtbank zich uitgesproken over de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 1]. Aangezien er aan de verdachte geen straf of maatregel werd opgelegd, heeft de rechtbank bepaald dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering enkel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Bruinsma als voorzitter, samen met mrs. C.M.E. de Koning en C. Klomp als rechters, in aanwezigheid van mr. M. Cordia als griffier. De oudste rechter was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen. Deze uitspraak is openbaar gedaan op 7 mei 2002.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/047136-02
Datum uitspraak: 07 mei 2002
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, 5e meervoudige kamer D, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te Kiseljak (Joegoslavië) op 05 mei 1972,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het (post)adres [adres], gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [adres]
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 maart 2002 en 23 april 2002.
1. Telastelegging.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen.
--------------
3. Waardering van het bewijs.
De rechtbank acht het primair en subsidiair telastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de benadeelde partij.
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan die slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
4. Beslissing:
Verklaart het primair en subsidiair telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk in zijn vordering is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. C.M.E. de Koning en C. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 07 mei 2002.
De oudste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.