ECLI:NL:PHR:2025:90

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
23/00530
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot opzettelijke en wederrechtelijke vrijheidsberoving met DNA-bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Den Haag op 7 februari 2023 de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor poging tot opzettelijke en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte was eerder in eerste aanleg integraal vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat J.M.M. Heilbron, die één middel van cassatie heeft voorgesteld. Dit middel richtte zich tegen de motivering van de bewezenverklaring, waarbij werd gesteld dat het hof een verklaring zou hebben gedenatureerd en dat een door de verdediging geschetst alternatief scenario onvoldoende was weerlegd. De conclusie van de procureur-generaal strekte tot verwerping van het beroep.

De zaak draait om een incident dat plaatsvond op 18 april 2008, waarbij de aangever in zijn woning werd aangevallen door een man die zich voordeed als politieagent. De verdachte heeft de aangever met geweld gedwongen om mee te gaan, waarbij hij gebruik maakte van pepperspray en tiewraps. De verdachte werd later geïdentificeerd aan de hand van DNA-bewijs dat op verschillende kledingstukken en een plakbaard werd aangetroffen. Het hof heeft de resultaten van het DNA-onderzoek als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat de verdachte de dader was van de poging tot vrijheidsberoving. Het hof verwierp het verweer van de verdediging dat het DNA-bewijs niet gebruikt mocht worden, en concludeerde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/00530
Zitting21 januari 2025
CONCLUSIE
P.M. Frielink
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte

1.Het cassatieberoep

1.1
Het gerechtshof Den Haag heeft de verdachte bij arrest van 7 februari 2023 voor een onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot vrijheidsberoving [1] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
1.2
In eerste aanleg is de verdachte integraal vrijgesproken van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en 2 tenlastegelegde.
1.3
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. J.M.M. Heilbron, advocaat in Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld. Het middel is gericht tegen (de motivering van) de bewezenverklaring.
1.4
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

2.De bewijsconstructie en de verwerping van het verweer

2.1
Ten laste van de verdachte is door het hof (van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde) bewezen verklaard dat:
“hij op 18 april 2008 te [plaats ] , ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet
- verkleed in politiekleding heeft aangebeld bij de woning van die [aangever] en (daarbij) heeft gezegd: “Politie Rotterdam, doe open” en vervolgens via de keukendeur de woning van die [aangever] is binnengelopen en
- tegen die [aangever] [heeft] gezegd dat er cocaïne in één van de zaken van die [aangever] was gevonden en dat hij (die [aangever] :) mee moest en
- meerdere malen op en/of tegen het hoofd en/of lichaam van die [aangever] heeft geslagen en
- pepperspray, althans enige (prikkende en/of bijtende) vloeistof, in het gezicht van die [aangever] heeft gespoten en
- de armen van die [aangever] met tiewraps heeft geboeid en
- tegen die [aangever] heeft gezegd: “meegaan” en
- die [aangever] heeft meegesleurd richting de uitgang van de woning van die [aangever] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
2.2
De bewezenverklaring steunt op de volgende, in de bijlage bij het arrest opgenomen bewijsmiddelen:

1.Een proces-verbaal van aangifte d.d. 18 april 2008 van Politie Hollands Midden […]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
als de op 18 april 2008 afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van
[aangever]:
Ik doe aangifte van wederrechtelijke vrijheidsbeneming en mishandeling. Ik woon op de [a-straat 1] te [plaats ] . De woning is gelegen aan een dijk. Men moet dus een stuk naar beneden lopen om bij mijn woning te komen. Vanochtend, 18 april 2008, ging de bel van het hek bovenaan de weg. Ik keek op de monitor en ik zag dat het politie was. Via de intercom werd gezegd: "Politie Rotterdam, doe open!". De man in politiekleding liep via de keukendeur naar binnen. Ik vroeg mijn vriendin, die al was aangekleed, of zij even wilde gaan kijken. Ze liep naar beneden en ik hoorde dat er gevraagd werd: "Is uw man thuis?”. Hij was gelijk agressief. Ik hoorde hem zeggen dat er cocaïne in één van de zaken was gevonden en dat ik mee moest. Ik rook dat hij naar alcohol rook. Ik kreeg het idee dat hij niet echt van de politie was. Ook omdat hij zijn zwarte zonnebril ophield. Hij zat gelijk aan me te trekken en wilde me gelijk op de grond leggen. Hij zei steeds: "Omdraaien!". Het was zo agressief. Ik heb klappen gekregen. Ik ben met vuisten geslagen. Zoals u kunt zien heb ik op de linkerzijde van mijn hoofd enkele geschaafde bulten en op mijn rechterslaap zit ook een dikke bult. De man wilde mij met tiewraps boeien. Hij bleef maar zeggen dat ik mee moest komen en dat ik me om moest draaien. Het werd een duwen en trekken en ineens kreeg ik dat spuitgas in mijn gezicht. Ik voelde dat er iets in mijn gezicht en in mijn oog werd gespoten. Het prikt nu nog heel erg en de huid eromheen prikt ook en is rood. Hij wilde me nog steeds boeien. Hij boeide me met mijn armen aan de voorkant. Hij trok het erg strak aan. Hij riep: “Meegaan”. Ik werd meegesleurd. Die politieman gaf me in de opening van de keukendeur nog een klap en ik zag daar kans om weg te rennen. Het was een hele harde klap. Ik dacht het is kidnapping, het is een ontvoering.
Die zogenaamde politieman had zo'n witte politiejas aan. Hij klonk een beetje Oostblokachtig. Hij was groot en fors en hij liep behoorlijk met me te gooien en te slaan. Hij was sterk. Hij had een baardje en een snor. [betrokkene 1] vroeg nog aan me of het wel echt was.
2.Een proces-verbaal van aangifte d.d. 18 april 2008 van Politie Hollands Midden […]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
als de op 18 april 2008 afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van
[betrokkene 1]:
Ik ben woonachtig op de [a-straat 1] te [plaats ] . Ik woon samen met mijn partner [aangever] en onze vijf kinderen. Drie kinderen van 12, 9 en 6 jaar, waren vannacht bij ons in de woning. Vanmorgen hoorde ik dat de politie er was. Er stond een man. Ik zag dat hij gekleed was als een motoragent van de politie. Ik zag namelijk dat hij een wit met oranje jas aan had. Ik zag dat hij een zwarte zonnebril op had. Ik zag dat de man een baardje had. Ik rook dat hij heel erg naar alcoholhoudende drank riekte. Ik zag dat [aangever] naar beneden kwam. Ik zag dat de man met een vel papier stond te zwaaien en dat hij riep: “Er is cocaïne gevonden in één van de zaken!”. Ik hoorde dat de man tegen [aangever] zei: “Omdraaien, omdraaien!”. Dit zei hij op een heel dreigende manier. Ik zag dat de man gelijk knietjes tegen [aangever] gaf. Ik zag dus dat hij met zijn knieën in [aangever] zij trapte. Ik ben de dijk opgerend om hulp te halen. Er kwamen twee auto's aanrijden. Op dat moment zag ik dat die man, die gekleed was als motoragent, naar boven kwam rennen. Ik zag hierop dat de man de rechter voorportier van die auto opentrok en zich op de passagiersstoel liet vallen, terwijl de auto al reed. Ik zag dat de auto wegreed in de richting van [plaats ] . De handschoenen en het vel papier waarmee hij had staan te zwaaien vond ik terug bij de trap.
Door dit voorval ben heel erg geschrokken. Ook onze kinderen waren heel erg geschrokken.
3.Een proces-verbaal van verhoor d.d. 18 april 2008 van Politie Hollands Midden […]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
als de op 18 april 2008 afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van
[betrokkene 2]:
Vanmorgen zag ik dat [aangever] (het hof begrijpt gelet op bewijsmiddel 1: [aangever] ) uit de keuken naar buiten kwam. Ik zag dat zijn handen voor zijn lichaam met een tiewrap vastgebonden waren. Ik zag ook dat zijn ogen rood en opgezwollen waren. Ik zag dat hij in paniek was.
Over het petje dat die man verloren had, kan ik vertellen dat een van de dochters het petje heeft vastgehad en ikzelf heb het vastgepakt. Ik heb het petje bij de handschoenen gelegd. Deze handschoenen waren van de nepagent die hij bij zich had en later heeft laten liggen. Er zijn twee tiewraps gevonden. Een losse en een waar [aangever] mee vastgebonden was. Een lag in de woning.
4.Een proces-verbaal van verhoor d.d. 18 april 2008 van Politie Hollands Midden […]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
als de op 18 april 2008 afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van
[betrokkene 3]:
Op 18 april 2008 omstreeks 07.50 uur ben ik over de [a-straat ] richting [plaats ] gereden. Ter hoogte van het derde of vierde huis zag ik een vrouw de stoep van een woning op komen rennen. Ik hoorde dat zij schreeuwde: "Bel de politie" of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat een man gekleed in een politie-uniform van een motorrijder de rijbaan opliep en met beide armen boven zijn hoofd zwaaiende bewegingen maakte. Kennelijk deed hij dat om mij te laten stoppen, wat ik ook deed. Ik zag dat de man gekleed was in een zwart lederen broek. Daarboven droeg hij een witte jas met oranje schouderstukken, zoals een motorrijder van de politie in mijn ogen altijd gekleed is. De man had geen handschoenen bij zich. De man stond aan de rechterzijde van het voertuig en hij opende het niet afgesloten rechter voorportier. Ik stond op dat moment nog niet helemaal stil. De politieagent stapte in en zei tegen mij dat ik hard weg moest rijden. Ik hoorde dat hij zei: "Hard rijden". Ik hoorde dat de man tegen mij zei: “Als je doet wat ik zeg, gebeurt er niets", althans woorden van gelijke strekking. Ik had besloten om te doen wat de man van mij vroeg. De man droeg op het moment van instappen een zonnebril, zwart montuur. Op het moment van instappen droeg de man een zwart/bruine baard en zwart/bruine snor. Ik reed richting [plaats ] . De man is uitgestapt in [plaats ] .
5.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 april 2008 van Politie Hollands Midden […]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
als relaas – zakelijk weergegeven – van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 18 april 2008 omstreeks 16.30 uur werden wij, verbalisanten, aangesproken door de bewoner van de [b-straat 1] te [plaats ] . Hij verklaarde dat hij omstreeks 11.30 uur zijn tuin in was gelopen en een hem onbekende zwarte motorbroek achter zijn klikobak zag liggen. In de klikobak lag een rood/wit motorjack met op beide mouwen het politielogo. Ik, verbalisant, herkende deze jas als de dienstkleding die door de motorrijders bij de politie worden gedragen.
De melder trof in een van de jaszakken 2 zwarte tiewraps aan. Ik, verbalisant, heb de goederen ter plaatse in beslag genomen en met handschoenen aan verpakt in papieren zakken welke gebruikt worden bij de afdeling forensische opsporing.
Op de grond voor het tuinhek troffen wij, verbalisanten, een zwarte tiewrap.
6.Een proces-verbaal technisch sporenonderzoek d.d. 22 april 2008 van Politie Hollands Midden […]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
als relaas – zakelijk weergegeven – van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 18 april 2008 omstreeks 09.00 uur werd door ons, verbalisanten, een technisch sporenonderzoek ingesteld op de locatie [a-straat 1] te [plaats ] .
SPORENONDERZOEK:
Bij dit onderzoek werden de navolgende sporen aangetroffen, inbeslaggenomen en als volgt gewaarmerkt:
Vindplaats spoor : baseballcap op trede trap
Kleur : zwart
DNA zegel : FMA155
Vindplaats spoor : 1 paar handschoenen op trede trap
Kleur : bruin
DNA zegel : FMA156
7.Een proces-verbaal technisch sporenonderzoek veiliggestelde goederen d.d. 22 april 2008 van Politie Hollands Midden […]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
als relaas – zakelijk weergegeven – van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 22 april 2008 werd door technisch rechercheur [betrokkene 4] , een technisch sporenonderzoek aan het navolgende veiliggestelde goed ingesteld.
VEILIGGESTELDE VOORWERP
Een politiemotorjack
Dit onderzoek vond plaats naar aanleiding van een poging tot overval gepleegd op 18 april 2008 ten nadele van [aangever] .
Bij dit onderzoek werden de navolgende sporen aangetroffen, inbeslaggenomen en als volgt gewaarmerkt:
Spoornummer : GB1/1
Spooromschrijving : plakbaard
Vindplaats spoor : rechterzak motorjack
Bijzonderheden : motorjack achtergebleven [b-straat ] te [plaats ] .
Spoornummer : GB1/2
Spooromschrijving : huid
Bijzonderheden : genoemde plakbaard
DNA zegel : FMA160
8.Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te ‘s-Gravenhage […] d.d. 12 september 2008, opgemaakt en ondertekend door de deskundige dr. R.J. Brink, DNA-deskundige […]. Dit rapport houdt onder meer in:
als relaas – zakelijk weergegeven – van deze deskundige:
Ontvangen van Regiopolitie Hollands-Midden
Via [betrokkene 4]
Datum ontvangst 5 juni 2008
Een baseball petje [FMA155]
Bloed en biologische contactsporen
De binnenrand aan de voorzijde van het baseball petje is bemonsterd [FMA155]. De bemonstering is veiliggesteld als [FMA155]#1 voor een DNA-onderzoek.
Een plakbaard [FMA160]
Bloed en biologische contactsporen
Een deel van de plakbaard [FMA160] is veiliggesteld als [FMA160]#1 voor een DNA-onderzoek. De achterzijde van het resterende deel van de plakbaard is bemonsterd en veiliggesteld als [FMA160]#2.
9.Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te ‘s-Gravenhage […] d.d. 7 april 2022, opgemaakt en ondertekend door de deskundige dr. B. Kokshoorn, DNA-deskundige. Dit rapport houdt onder meer in:
als relaas – zakelijk weergegeven – van deze deskundige:
Onderzoeksmateriaal
In 2008 is reeds een onderzoek naar biologische sporen en DNA in deze zaak uitgevoerd. Bij dit onderzoek zijn drie sporendragers onderzocht, te weten een baseball petje FMA155 en een plakbaard FMA160. Van alle bemonsteringen van deze sporendragers zijn DNA-extracten op het NFI bewaard gebleven.
Voor onderzoek naar biologische sporen zijn op 1 maart 2022 de volgende sporendragers ontvangen:
- Bruine handschoenen FMA156;
In deze zaak is referentiemateriaal beschikbaar van:
- Slachtoffer [aangever] ;
- Verdachte [verdachte] (geboren op [geboortedatum] 1967).
Vraagstelling
Het doel van dit onderzoek is vaststellen of de bemonsteringen DNA bevatten van verdachte [verdachte] en/of andere personen en, zo ja, van wie dit DNA afkomstig kan zijn.
Tevens is verzocht om de handschoenen FMA156 te onderwerpen aan een onderzoek naar biologische sporen en DNA. Het doel hiervan is vaststellen of op de sporendragers DNA aanwezig is en, zo ja, van wie dit DNA afkomstig is.
Onderzoek naar biologische sporen
Bruine handschoenen FMA156
De handschoenen zijn bemonsterd gericht op het verzamelen van latente DNA-sporen van de drager van de handschoenen (de binnenzijde) en op het verzamelen van latente DNA-sporen van een persoon die de handschoenen alleen vast heeft gehad (de buitenzijde). De volgende bemonsteringen zijn veiliggesteld voor een DNA-onderzoek:
- FMA156#02 linkerhandschoen, buitenzijde handpalm
- FMA156#03 rechterhandschoen, buitenzijde handrug
- FMA156#04 rechterhandschoen, buitenzijde handpalm
- FMA156#05 linkerhandschoen, gehele binnenzijde
- FMA156#06 rechterhandschoen, gehele binnenzijde
DNA-onderzoek
De DNA-extracten van de in 2008 veiliggestelde bemonsteringen zijn onderworpen aan een aanvullend DNA-onderzoek:
FMA160#01 bemonstering van de plaksnor
FMA160#02 bemonstering van de plakbaard
FMA160#01 en #02 van de plakbaard
Dit betreft een (afgeleid) DNA-profiel waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is. Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van [verdachte] :
Het afgeleide DNA-hoofdprofiel FMA160#01 is
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan [verdachte] verwante) persoon.
DNA-profiel FMA160#02 is
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan [verdachte] verwante) persoon.
FMA156#02 Handschoen links palmzijde
DNA-profiel FMA156#02 kan afkomstig zijn van één man;
- verdachte [verdachte] .
FMA156#03 Handschoen rechts rugzijde
DNA-profiel FMA156#03 kan afkomstig zijn van één man;
- verdachte [verdachte] .
FMA156#04 van de buitenzijde van de palm van de rechterhandschoen
DNA-profiel FMA156#04 is
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
FMA156#05 van de binnenzijde van de linkerhandschoen
DNA-mengprofiel FMA156#05 is
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
FMA156#06 van de binnenzijde van de rechterhandschoen
DNA-mengprofiel FMA156#06 is
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.
10.Een proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 19 december 2013 van Politie Amsterdam-Amstelland […]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
als relaas – zakelijk weergegeven – van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 19 december 2013 werd door mij, verbalisant, als forensisch onderzoeker op verzoek van Politie Hollands Midden een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een bedreiging gepleegd op 18 april 2008.
Hierbij werd mij verzocht om een biologisch sporenonderzoek uit te voeren aan onderstaande sporendrager:
Object : kleding (Motor)
Aantal/eenheid : 1 jack
Merk/type : politie
SIN : AAGN1614NL
Onderzoek
De sporendrager is bemonsterd.
De volgende sporen werden in het belang van nader onderzoek veiliggesteld:
SIN : AAGK2512NL
Plaats veiligstellen : kraag aan binnenzijde van jack
SIN : AAGK2513NL
Plaats veiligstellen : rechtermanchet aan binnenzijde van jack
Afhandeling
De bemonsteringen worden overgedragen aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) te Den Haag voor een nader DNA-onderzoek.
11.Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te ‘s-Gravenhage […] d.d. 20 januari 2014, opgemaakt en ondertekend door de deskundige ing. J.H.C. Gits, DNA-deskundige […]. Dit rapport houdt onder meer in:
als relaas – zakelijk weergegeven – van deze deskundige:
Datum aanvraag 19 december 2013
DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval gepleegd in [plaats ] op 18 april 2008.
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een standaard DNA-onderzoek:
AAGK2512NL#01 een bemonstering (
van de kraag van de binnenzijde van jack AAGN1614NL)
AAGK2513NL#01 een bemonstering (
van de rechtermanchet van de binnenzijde, van jack AAGN1614NL)
Resultaten, interpretatie en conclusie:
SIN
Beschrijving DNA-profiel/
celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAGK2512NL#01
DNA-mengprofiel van minimaal drie personen, waarvan minimaal één man [verdachte] (zie ‘DNA-databank’) en minimaal twee andere personen
niet berekend
(zie ‘DNA-databank’)
AAGK2513NL#01
onvolledig DNA-mengprofiel van minimaal twee personen, waarvan minimaal één man [verdachte] en minimaal één andere persoon
niet berekend
2.3
Op de terechtzitting van 24 januari 2023 heeft de raadsvrouw van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig haar pleitnotities. [2] Het hof heeft het verweer van de verdediging in het arrest als volgt samengevat: [3]
“De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, omdat in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. In dit verband heeft de verdediging naar voren gebracht dat de resultaten van het DNA-onderzoek betreffende de plakbaard niet zonder meer voor het bewijs mogen worden gebruikt, nu de daaromtrent opgemaakte rapporten elkaar tegenspreken. De omstandigheid dat DNA van de verdachte op een politiemotorjack, plakbaard en handschoenen is aangetroffen, kan niet bijdragen aan een bewezenverklaring, nu niet kan worden vastgesteld dat genoemde kledingstukken tijdens het onderhavige incident zijn gedragen of gebruikt. Bovendien heeft de verdachte in een eerder stadium een alternatieve verklaring voor het aantreffen van zijn DNA op de jas en de plakbaard gegeven. Nu die verklaring niet wordt weerlegd door de overige stukken in het dossier, kan die verklaring niet als onaannemelijk of ongeloofwaardig terzijde worden geschoven. Voor wat betreft een nadere onderbouwing van het standpunt verwijst het hof naar de door de raadsvrouw overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities.”
2.4
Het hof heeft ten aanzien van het bewijs c.q. het door de verdediging gevoerde bewijsverweer het volgende overwogen:

Feiten en omstandigheden
Op 18 april 2008 hebben gebeurtenissen plaatsgevonden, waarbij aangever [aangever] in zijn woning aan de [a-straat 1] te [plaats ] is aangevallen, geboeid en is meegesleurd. De dader had een baard en een snor. Hij droeg een motorjack van de politie. Bij het boeien zijn tiewraps gebruikt. Nadat de overvaller de woning had verlaten, heeft hij een bestuurder van een personenauto gedwongen hem mee te nemen richting [plaats ] .
De technische recherche heeft in en rondom de bewuste woning onderzoek verricht. Op een traptrede zijn handschoenen en een baseballpetje gevonden die door de dader zijn achtergelaten.
In een klikobak in de achtertuin van een woning aan de [b-straat 1] te [plaats ] heeft de politie een motorjack van de politie aangetroffen. In een van de jaszakken bleken twee tiewraps, te zitten. In de rechterjaszak zat een deel van een plakbaard. De genoemde goederen zijn daar kennelijk achtergelaten door de dader.
Het motorjack, de handschoenen, de plakbaard, de tiewraps en de baseballpet zijn veiliggesteld en bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van humane biologische sporen. Het motorjack is bemonsterd aan de kraag aan de binnenzijde (SIN-nummer AAGK2512NL) en aan de binnenzijde van het rechtermanchet (SIN-nummer AAGK2513NL). De plakbaard is onder nummer FMA160#01 veiliggesteld voor onderzoek en bemonsterd. Voorts is de achterzijde van het resterende deel van de plakbaard bemonsterd en voorzien van nummer FMA160#02. De bemonstering van de baseballpet is voorzien van nummer FMA155. De bemonstering van de handschoenen is voorzien van DNA-zegel FMA156.
Vervolgens zijn de sporen aangeboden voor DNA-onderzoek.
Aan de hand, van de uitkomsten van de DNA-onderzoeken uitgevoerd op de bemonsteringen van de handschoenen, de plakbaard en het motorjack stelt het hof het volgende vast:
- in de bemonsteringen FMA160#01 en FMA160#02 (achterzijde plakbaard) is telkens een (afgeleid) DNA-hoofdprofiel aangetroffen dat meer dan één miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van de verdachte, dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan de verdachte verwante) persoon;
- in de bemonsteringen FMA156#04 (buitenzijde van de palm van de rechterhandschoen), FMA156#05 (binnenzijde van de linkerhandschoen) en FMA156#06 (binnenzijde van de rechterhandschoen) is telkens een DNA-mengprofiel aangetroffen dat meer dan één miljard keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA van de verdachte bevat en willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van willekeurige onbekende personen;
- in de bemonsteringen FMA156#02 (handschoen links palmzijde) en FMA156#03 (handschoen rechts rugzijde) is een DNA-profiel van de verdachte aangetroffen;
- in een bemonstering van de binnenzijde van de kraag van het motorjack en van de binnenzijde van het rechtermanchet van het motorjack is eveneens een DNA-profiel van de verdachte aangetroffen;
- in de bemonstering FMA155#01 (van de binnenrand van de baseballpet) is een DNA-profiel aangetroffen dat meer dan één miljard keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering een relatief grote hoeveelheid DNA bevat van verdachte [betrokkene 5] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering een relatief grote hoeveelheid DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
Oordeel van het hof
Hetgeen de verdediging ten aanzien van het (meest recent door het NFI uitgevoerde) DNA-onderzoek betreffende de plakbaard naar voren heeft gebracht, vormt voor het hof geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van dat onderzoek en de uitkomsten daarvan. De omstandigheid dat in het NFI-rapport d.d. 12 september 2008 staat dat uit de bemonstering FMA160#02 een DNA-mengprofiel is verkregen waarin DNA-kenmerken zichtbaar zijn van minimaal twee personen, terwijl in de nieuwe rapportage nog slechts over het DNA-profiel van één persoon (te weten dat van de verdachte) wordt gesproken, wordt verklaard in het NFI-rapport d.d. 7 april 2022. Daarin staat (blz. 6 onder Toelichting bij Tabel 2 onder 2):
"In dit DNA-profiel zijn ook enkele kenmerken zichtbaar waarvan niet duidelijk is of het DNAkenmerken van minimaal één andere persoon of technische artefacten zijn. Deze kenmerken zijn niet geschikt om te betrekken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.”
Het hof zal de resultaten van dat DNA-onderzoek dan ook voor het bewijs gebruiken. Ook ten aanzien van de overige DNA-onderzoeken is het hof niet gebleken van onregelmatigheden die het gebruik van de resultaten daarvan in de weg staan.
Het hof komt op grond van de resultaten van de DNA-onderzoeken, in onderlinge samenhang bezien en ook bezien in samenhang met de overige op grond van de bewijsmiddelen vast te stellen feiten en omstandigheden, tot de conclusie dat de verdachte degene is geweest die op 18 april 2008 de woning aan de [a-straat 1] te [plaats ] is binnengedrongen en zich heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dat het DNA van de verdachte op een ander moment op de (delict-gerelateerde) kledingstukken en plakbaard terecht is gekomen, zoals de verdediging heeft gesuggereerd, acht het hof, gelet op het aantal plaatsen en goederen waarop het DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen en de bewijskracht ervan, niet aannemelijk geworden, temeer daar die alternatieve lezing geen verklaring biedt voor het aantreffen van het DNA van de verdachte op de twee handschoenen die op de plaats delict zijn aangetroffen en door de dader zijn achtergelaten. Daarbij komt dat de alternatieve lezing van de verdachte geen steun vindt in de brief d.d. 21 maart 2022 van de officier van justitie en voor wat betreft de bewering dat de verdachte destijds als informant tegenover de politie verklaringen zou hebben afgelegd over zijn criminele contacten van destijds zelfs wordt tegengesproken. Ook overigens biedt het dossier geen steunbewijs voor de lezing van de verdachte. Het hof schuift die dan ook als niet geloofwaardig terzijde.
De omstandigheid dat op de baseballpet DNA-materiaal van een ander dan de verdachte is aangetroffen doet aan het oordeel van het hof niet af. In dit verband verwijst het hof naar de verklaring van de getuige [betrokkene 2] , die heeft verklaard een man op het erf van de bewuste woning te hebben zien staan die kennelijk niet herkend wilde worden en bij het wegrennen een baseballpet verloor. Die man, waarover ook aangever [aangever] verklaart, betreft de vermoedelijk tweede dader over wie de aangevers ook hebben verklaard en derhalve niet de drager van het politiejack. Deze tweede dader is echter niet in de bewuste woning geweest. Kennelijk heeft [betrokkene 1] bij vergissing verklaard dat (ook) de nepagent een pet droeg.
Nu het hof tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde komt, verwerpt het hof het verweer van de verdediging.”

3.Het middel

3.1
Met het middel wordt opgekomen tegen de bewezenverklaring van poging tot opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden. Het middel valt uiteen in twee deelklachten. Ten eerste komt (een deel van) de motivering van het oordeel van het hof – luidende “
Kennelijk heeft [betrokkene 1] bij vergissing verklaard dat (ook) de nepagent een pet droeg” – volgens de steller van het middel “
volledig uit de lucht vallen”, waarbij het hof de verklaring van een getuige zou hebben gedenatureerd. Ten tweede is (daardoor) een ingenomen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt c.q. geschetst alternatief scenario “onvoldoende (deugdelijk) gemotiveerd weerlegd”, aldus de steller van het middel.
3.2
In de toelichting op het middel wordt gesteld dat het hof (ongeoorloofd) een specifiek deel van de verklaring van getuige [betrokkene 1] – inhoudende dat de nepagent (en daarmee: de verdachte) een pet zou hebben gedragen – niet heeft opgenomen in de (zakelijk weergegeven) samenvatting die, als bewijsmiddel 2, deel uitmaakt van de bewijsconstructie. Bezien tegen de achtergrond dat het sporenbeeld met betrekking tot de bemonsterde binnenrand van de baseballpet, kort gezegd, in de richting wijst van een ander dan de verdachte, zou het hof de verklaring van de getuige [betrokkene 1] , door het weglaten van de betreffende passage en de betreffende verklaring vervolgens “
af te doen als een vergissing”, hebben gedenatureerd. Dit leidt er volgens de steller van het middel tevens toe dat het oordeel van het hof niet naar de eis der wet met redenen is omkleed c.q. dat het hof in afwijking van artikel 359 lid 2 Sv niet (voldoende) heeft gerespondeerd op het ter terechtzitting naar voren gebrachte alternatieve scenario dat een verklaring voor het sporenbeeld vormde. De deelklachten lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
3.3
Bij de beoordeling van de middelen stel ik voorop dat de selectie en waardering van het bewijsmateriaal is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt. [4] In cassatie kan niet worden onderzocht of de door de feitenrechter in zijn bewijsmotivering vastgestelde feiten en omstandigheden juist zijn. Dat geldt ook voor conclusies van feitelijke aard die de feitenrechter heeft getrokken uit de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vastgesteld. Dergelijke vaststellingen en gevolgtrekkingen kunnen in cassatie slechts op hun begrijpelijkheid worden onderzocht. [5]
3.4
In zijn nadere bewijsoverweging c.q. bij de verwerping van het door de verdediging gevoerde verweer ziet het hof aanleiding om het geschetste alternatieve scenario te beoordelen in het licht van de gehele bewijsvoering. Het door de verdediging geschetste scenario komt er in de kern op neer dat sporen van de verdachte reeds op een eerder moment op de (delictgerelateerde) kledingstukken en de plakbaard zijn terechtgekomen. Bij zijn beoordeling betrekt het hof niet alleen de getuigenverklaringen, maar onder meer ook de resultaten van het DNA-onderzoek en de omstandigheid dat een onderdeel van dat scenario – de verdachte als voormalig informant van de politie – wordt tegengesproken door een brief van de officier van justitie.
3.5
Naar mijn mening heeft het hof, zonder de grenzen van de selectie- en waarderingsvrijheid te overschrijden, niet onbegrijpelijk kunnen oordelen dat het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, dat mede leunt op de verklaring van de getuige [betrokkene 1] , als niet geloofwaardig terzijde kan worden geschoven. Weliswaar omvat de zakelijke weergave uit het tweede bewijsmiddel (de verklaring van de getuige [betrokkene 1] ) niet de opmerking omtrent het dragen van een baseballpet door de nepagent c.q. de verdachte, maar het hof heeft hieraan in zijn nadere bewijsoverwegingen wel in het bijzonder aandacht besteed. In zijn overweging dat de getuige [betrokkene 1] “
kennelijk(…)
bij vergissing” heeft verklaard dat (ook) de nepagent een pet droeg, ligt besloten dat het hof tot het bewijs heeft gebezigd wat het uit een oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en terzijde heeft gesteld wat het voor het bewijs van geen waarde acht. Dat is geen denaturering van een bewijsmiddel. Daarvan is immers alleen sprake wanneer de rechter – in weerwil van de bedoeling van degene die een verklaring of mededeling heeft gedaan – aan die verklaring of mededeling een wezenlijk andere betekenis of strekking geeft. Aan de hand van het overige bewijs heeft het hof voorts tot het niet onbegrijpelijke oordeel kunnen komen dat het de vermoedelijke tweede dader (over wie de aangevers ook hebben verklaard) was die bij het wegrennen een baseballpet verloor.
3.6
Het oordeel van het hof dat het beschikbare bewijsmateriaal geen andere (bewijs)beslissing toelaat, is naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.7
Het middel faalt.

4.Slotsom

4.1
Het middel faalt. Nu de verdachte door de rechtbank integraal is vrijgesproken en in cassatie tevergeefs is geklaagd over de bewijsvoering en de bewezenverklaring van feit 1 subsidiair, ligt een afdoening met een op art. 81 lid 1 RO gebaseerde overweging niet in de rede. [6]
4.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
4.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G

Voetnoten

1.De formele kwalificatie luidt: "poging tot opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden."
2.In het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 24 januari 2023 is evenwel de volgende aanvullende opmerking geplaatst:
3.Vanwege de grote omvang van het relevante onderdeel van de pleitnotities volsta ik hier met een duiding van de essentie van de onderdelen van het ingenomen standpunt, zoals weergegeven in het arrest van het hof. De woordelijke weergave van de relevante onderdelen van de pleitnotities is eveneens terug te vinden op p. 2-7 van de cassatieschriftuur.
4.HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130,
5.HR 20 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1902,
6.Vgl. HR 24 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:40,