ECLI:NL:PHR:2025:790

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
24/00773
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bestreden uitspraak en nietigverklaring van de betekening van de oproeping voor de nadere terechtzitting in hoger beroep

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1993, niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 maart 2023. De verdachte had op 18 juli 2022 hoger beroep ingesteld, maar de oproeping voor de nadere terechtzitting is niet rechtsgeldig betekend. De advocaat-generaal heeft in zijn conclusie gesteld dat de oproeping niet op het juiste adres is betekend, aangezien de verdachte een ander adres had opgegeven bij het instellen van het hoger beroep. Het hof heeft verstek verleend tegen de verdachte en deze niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 416 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De conclusie van de advocaat-generaal strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de betekening van de oproeping voor de nadere terechtzitting. De advocaat-generaal heeft betoogd dat de oproeping niet rechtsgeldig is betekend, omdat de verdachte niet op het laatst opgegeven adres is aangetroffen en er geen poging is gedaan om de oproeping op het juiste adres te betekenen. De conclusie is dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd en dat de betekening van de oproeping nietig moet worden verklaard.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer24/00773
Zitting13 mei 2025
CONCLUSIE
P.H.P.H.M.C. van Kempen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 2 maart 2023 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem (21-003001-22), niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat in Arnhem, heeft één middel van cassatie voorgesteld.

2.Waar het in cassatie om gaat

2.1
In deze zaak heeft de verdachte op 18 juli 2022 hoger beroep ingesteld en heeft daarbij het adres [a-straat 1] in [plaats] doen opnemen. In hoger beroep is geprobeerd de oproeping voor de nadere terechtzitting te betekenen aan de namens de verdachte als laatst opgegeven woon- of verblijfplaats in de Basisregistratie personen (BRP), te weten [b-straat 1] in [plaats] met als datum van registratie 15 april 2019. Uitreiking van de oproeping heeft niet plaatsgevonden op het adres dat de verdachte bij het instellen van het hoger beroep heeft doen opnemen. Het hof heeft verstek verleend tegen de verdachte en deze niet-ontvankelijk verklaard op grond van art. 416 lid 2 Sv.
2.2
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak.

3.Het middel

3.1
Het middel klaagt over het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat de oproeping voor de nadere terechtzitting in hoger beroep rechtsgeldig is betekend.
3.2
Bij de op de voet van art. 434 lid 1 Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
- (i) een akte instellen hoger beroep van 18 juli 2022 waarin is vermeld dat de verdachte wonende is te [a-straat 1] in [plaats] en dat hij thans uit anderen hoofde is gedetineerd te [A] ;
- (ii) de Informatiestaat SKDB-persoon van 9 februari 2023, waarin onder meer is vermeld
a. als huidig BRP-adres van de verdachte sinds 21 januari 2022 “Vertrokken Onbekend Waarheen (VOW)” met als status “Niet-ingezetene”,
b. als de laatst opgegeven woon- of verblijfplaats [b-straat 1] [1] [b-straat 1] in [plaats] met als datum van registratie 15 april 2019 en
c. dat de verdachte niet is gedetineerd;
- (iii) een kopie oproeping van de verdachte in hoger beroep, aangemaakt op 29 december 2022, inhoudende dat de verdachte, “Thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande”, wordt opgeroepen om op 2 maart 2023 ter terechtzitting te verschijnen;
- (iv) een akte van uitreiking van de oproeping voor de terechtzitting van 2 maart 2023, ingevuld op 29 december 2022, waaruit blijkt dat de woon- of verblijfplaats van de geadresseerde niet bekend is en dat de oproeping is uitgereikt aan een medewerker van het openbaar ministerie;
- (v) een akte van uitreiking van de oproeping voor de terechtzitting van 2 maart 2023, ingevuld op 16 januari 2023, waaruit blijkt dat de oproeping is uitgereikt aan een medewerker van het openbaar ministerie en dat een afschrift is verzonden aan het adres [b-straat 1] ;
- (vi) een kopie oproeping van de verdachte in hoger beroep, aangemaakt op 29 december 2022, inhoudende dat de verdachte, wonende te [b-straat 1] [plaats] , wordt opgeroepen om op 2 maart 2023 ter terechtzitting te verschijnen;
- (vii) een akte van uitreiking van de oproeping voor de terechtzitting van 2 maart 2023, ingevuld op 5 januari 2023, waaruit blijkt dat op het adres [b-straat 1] niemand aanwezig was om de oproeping aan te nemen.
3.3
Het proces-verbaal ter terechtzitting van 2 maart 2023 houdt onder meer het volgende in:
“De verdachte genaamd:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993
wonende te [b-straat 1] [plaats] , [b-straat 1] ,
is niet verschenen.
Ter terechtzitting is aanwezig mr. S. Grilk, advocaat te Arnhem, die verklaart niet uitdrukkelijk door de verdachte te zijn gemachtigd de verdediging te voeren.
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De voorzitter deelt mede dat hij in het dossier geen grieven tegen vonnis heeft aangetroffen.”
3.4
De aantekening mondeling arrest van 2 maart 2023 houdt onder meer het volgende in:

Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hof ziet in deze zaak aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte geen bezwaren heeft opgegeven tegen het hierboven genoemde vonnis en het hof ook zelf geen redenen ziet die een inhoudelijke behandeling van de zaak noodzakelijk maken. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.”
3.5
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 2 maart 2023 houdt niets in waaruit kan volgen dat de niet-gemachtigde raadsman de gelegenheid heeft gehad te klagen over de betekening van de oproeping voor die terechtzitting. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de raadsman die gelegenheid niet heeft gehad. Dat betekent dat in cassatie kan worden geklaagd over de betekening van deze oproeping. [2]
3.6
Bij de beoordeling van het middel zijn art. 36e lid 1 en 2 Sv van belang:
“1. De uitreiking van de gerechtelijke mededeling, bedoeld in artikel 36b, tweede lid, geschiedt:
a. aan hem wie in Nederland in verband met de strafzaak waarop de uit te reiken gerechtelijke mededeling betrekking heeft rechtens zijn vrijheid is ontnomen en aan hem wie in Nederland in andere bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen rechtens zijn vrijheid is ontnomen: in persoon;
b. aan alle anderen: in persoon of indien betekening in persoon niet is voorgeschreven en de mededeling in Nederland wordt aangeboden:
1° aan het adres waar de geadresseerde als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, dan wel,
2° indien de geadresseerde niet als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, aan de woon- of verblijfplaats van de geadresseerde.
2. Indien in het geval bedoeld in het eerste lid, onderdeel b,
a. de geadresseerde niet wordt aangetroffen, geschiedt de uitreiking aan degene die zich op dat adres bevindt en die zich bereid verklaart het stuk onverwijld aan de geadresseerde te doen toekomen;
b. geen uitreiking heeft kunnen geschieden, wordt de gerechtelijke mededeling uitgereikt aan de autoriteit van welke zij is uitgegaan. Indien vervolgens blijkt dat de geadresseerde op de dag van aanbieding en ten minste vijf dagen nadien als ingezetene in de basisregistratie personen was ingeschreven op het in de mededeling vermelde adres, wordt alsdan een afschrift van de gerechtelijke mededeling onverwijld toegezonden aan dat adres, alsmede aan het adres in Nederland dat de verdachte heeft opgegeven waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden. In de in dit onderdeel bedoelde gevallen wordt een akte van uitreiking als bedoeld in artikel 36h opgemaakt. Op de akte wordt aantekening gedaan van deze uitreiking en, indien daarvan sprake is, van deze toezending.”
3.7
De bestreden uitspraak is bij verstek gewezen. Ingevolge art. 36e lid 2 aanhef en onder b jo. art. 36e lid 1 aanhef en onder b Sv wordt een oproeping uitgereikt aan de autoriteit van welke zij is uitgegaan indien geen uitreiking heeft kunnen geschieden aan het adres waar de geadresseerde als ingezetene is ingeschreven in de BRP en evenmin aan de (feitelijke) woon- of verblijfplaats van de geadresseerde indien de geadresseerde niet als ingezetene is ingeschreven in de BRP. Hierbij geldt dat de onmogelijkheid om de oproeping uit te reiken vanwege de onbekendheid met een feitelijke woon- of verblijfplaats niet kan worden aangenomen wanneer niet is geprobeerd de uitreiking van de oproeping te doen plaatsvinden op een adres dat uit de stukken blijkt, voor de hand ligt en redelijkerwijs als feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte zou kunnen gelden. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het adres dat de verdachte in de akte van hoger beroep heeft doen opnemen. Dit adres moet niet door een latere opgave zijn achterhaald. [3]
3.8
In de bestreden uitspraak ligt als oordeel van het hof besloten dat de namens de verdachte als laatst opgegeven woon- of verblijfplaats in de BRP, te weten [b-straat 1] in [plaats] met als datum van registratie 15 april 2019, diende te worden aangemerkt als feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte en dat de oproeping voor de nadere terechtzitting in hoger beroep, om die reden, rechtsgeldig is betekend. Dit oordeel van het hof is zonder motivering onbegrijpelijk. De verdachte heeft bij het instellen van het hoger beroep op 18 juli 2022 immers het adres [a-straat 1] in [plaats] doen opnemen, terwijl uit de stukken niet volgt dat dit adres ten tijde van de betekening van de oproeping was achterhaald of dat is geprobeerd de oproeping uit te reiken aan dat adres, zodat in cassatie ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is gebeurd. Nu de ten tijde van de betekening niet-gedetineerde verdachte niet stond ingeschreven in de BRP, maar van hem gelet op de adresopgave bij het instellen van het hoger beroep wel een (feitelijke) woon- of verblijfplaats bekend was, had de uitreiking van de oproeping op grond van art. 36e lid 1 aanhef en onder b sub 2° Sv op dat adres moeten plaatsvinden.
3.9
Het middel slaagt.

4.Afronding

4.1
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
4.2
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de betekening van de oproeping voor de nadere terechtzitting van het hof op 2 maart 2023.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.In de informatiestaat SKDB-persoon is vermeld “ [...] ”. Ik begrijp dat hier is bedoeld “ [b-straat ] ”.
2.HR 5 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ8360,
3.HR 1 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:506. Zie van eerdere datum HR 12 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5163,