4.4Het hof heeft verder met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit het volgende overwogen:
“Feit 2: (medeplegen van) verhandelen, overdragen en voorhanden hebben van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie (ZD05)
De raadsman heeft, op de gronden als verwoord in de pleitnota, vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde.
Met betrekking tot de tenlastegelegde vuurwapenhandel is primair het volgende aangevoerd. De rechtbank heeft overwogen dat [verdachte] zich op één dag heeft ingelaten met de handel in vuurwapens, te weten op 2 oktober 2019. Uit het dossier blijkt dat de politie met ingang van 28 juni 2019 is gestopt met het structureel opnemen van OVC-gesprekken en niet blijkt dat er op 2 oktober 2019 een speciale reden was de OVC-gesprekken uit te luisteren. Evenmin blijkt dat er toestemming van de Centrale Toetsingscommissie (hierna: CTC) was voor deze opname. Teneinde de rechtmatigheid van de opgenomen OVC-gesprekken van 2 oktober 2019 te controleren verzoekt de raadsman het Openbaar Ministerie te gelasten om het advies van de CTC aan het dossier toe te voegen. Indien zou blijken dat er een negatief advies lag van de CTC en de rechter-commissaris hierover niet is geïnformeerd, meent de raadsman dat het OVC-gesprek van 2 oktober 2019 dient te worden uitgesloten van het bewijs.
Nu de raadsman dit verzoek kennelijk enkel heeft gekoppeld aan het tenlastegelegde verhandelen van vuurwapens en het hof de verdachte, zoals hierna wordt overwogen, hiervan zal vrijspreken, behoeft dit verzoek geen bespreking wegens gebrek aan belang.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van vuurwapens aangetroffen in de stashlocaties is aangevoerd dat [verdachte] in de onderzoeksperiode niet meer op het woonwagenkamp verbleef en dat uit de OVC-gesprekken niet volgt dat [verdachte] wetenschap had van of beschikkingsmacht had over de in de stashlocaties aangetroffen wapens.
Het hof overweegt als volgt.
In ZD05 gaat het om de verdenking van het voorhanden hebben van en handel in vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie. In het dossier worden concrete wapenvondsten beschreven op diverse locaties. Ook is op enkele wapens of onderdelen daarvan DNA aangetroffen dat aan diverse verdachten wordt toegeschreven. Daarnaast is het dossier opgebouwd aan de hand van OVC-gesprekken, voor het overgrote deel gemaakt in de schuur met vergaderruimte ('kantoor') aan de [a-straat 1] , en camerabeelden, ook weer voor het overgrote deel van die locatie. Aan de hand van dat geluid- en beeldmateriaal is in het dossier in 33 hoofdstukken weergegeven wat er op in totaal 33 data tussen 6 augustus 2018 en 8 november 2019 te horen en te zien zou zijn geweest tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde vuurwapenverdenkingen. Waar op deze geluid- en beeldbestanden mogelijk vuurwapengerelateerde geluiden te horen waren of vuurwapens te zien waren, is door verbalisant [verbalisant 7] , een vuurwapendeskundige van de politie, in een proces-verbaal beschreven hoe hij deze geluiden en beelden duidt. Het gaat dan bijvoorbeeld om de vorm en kenmerken van op vuurwapens gelijkende voorwerpen en om geluiden als doorladen, ontladen of afvuren. Van passages waarin mogelijk over vuurwapens gesproken wordt, is door een andere deskundige van de politie, verbalisant [verbalisant 6] , beschreven hoe hetgeen wordt besproken, volgens hem kan worden geduid (ZD05, pag. 289-308). Het gaat dan bijvoorbeeld om bepaalde merknamen en typenummers van vuurwapens.
Het hof zal hierna eerst de uitgangspunten bespreken die het hanteert bij het beoordelen van dit zaakdossier. Daarna zal het hof uiteenzetten wat deze uitgangspunten en de beoordeling van het dossier concreet betekenen voor elk van de verdachten. Gelet op de aard en omvang van het dossier zal het hof voor het overige volstaan met een verwijzing naar de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen. In deze bewijsbijlage zijn in elk geval de bewijsmiddelen opgenomen waaruit blijkt welke vuurwapens en daaraan gerelateerde voorwerpen – voor zover bewezenverklaard – zijn aangetroffen, en waar en op welke wijze die zijn aangetroffen. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen op welke van die voorwerpen DNA is aangetroffen en tot welke verdachte dat DNA is te herleiden. In de bewijsmiddelen zijn tevens de relevante hoofdstukken met transcripties van OVC-opnamen opgenomen, alsmede beschrijvingen van camerabeelden en de relevante duidingen daarvan door verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 6] .
Deeloverweging 1: bruikbaarheid verklaringen verbalisant [verbalisant 7]
Verbalisant [verbalisant 7] heeft geluiden die mogelijk vuurwapen gerelateerd zijn, geduid. Ook heeft hij gerelateerd wat volgens hem is te zien op beelden waarop mogelijk vuurwapens te zien zijn. Verbalisant [verbalisant 7] heeft in sommige gevallen heel specifiek beschreven wat hij ziet of hoort, soms zelfs met vermelding van bijvoorbeeld het merk van het vuurwapen, in andere gevallen was zijn beschrijving algemener, zoals een niet nader te duiden (soort) vuurwapen, en in weer andere gevallen kon [verbalisant 7] niet vaststellen dat een vuurwapen te zien of te horen was. Verbalisant [verbalisant 7] is als getuige gehoord bij de rechter-commissaris.
Tijdens dat verhoor heeft hij verklaard aan de hand waarvan hij tot zijn bevindingen is gekomen. Ook heeft hij verklaard over verschillen tussen - kort gezegd - echte en nepvuurwapens en of deze verschillen voor hem zicht- of hoorbaar zijn op het geluid- en beeldmateriaal.
Verbalisant [verbalisant 7] heeft in zijn processen-verbaal en in het verhoor bij de rechter-commissaris uiteengezet waarop zijn deskundigheid is gebaseerd. De wet stelt voorts geen bijzondere eisen aan de deskundigheid van een vuurwapenexpert waar het gaat om de duiding van geluid- en beeldmateriaal zoals hier aan de orde. Het hof heeft al met al, net als de rechtbank, geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid van verbalisant [verbalisant 7] .
Verder merkt het hof op dat [verbalisant 7] , daar waar hij dat nodig vindt, een voorbehoud maakt bij zijn interpretaties. Die interpretaties zijn ook afgemeten; daar waar het niet mogelijk is om concrete waarnemingen te doen dan wel daar conclusies aan te verbinden, blijven die achterwege.
Tot slot overweegt het hof dat de verklaringen van [verbalisant 7] niet op zichzelf staan. In de eerste plaats hebben respectievelijk de verbalisanten die de OVC-gesprekken hebben uitgeluisterd en de verbalisanten die de camerabeelden hebben bekeken al een beschrijving gegeven van hetgeen zij hoorden/zagen. Daarbij relateerden zij dikwijls dat er geluiden waren te horen of voorwerpen waren te zien die zij (ook op basis van hun ervaring, zie bijv. pag. 987) in verband brachten met (automatische) vuurwapens. In de tweede plaats volgt, zoals het hof hierna overweegt, ook uit de overige inhoud van het dossier dat het om echte (automatische) vuurwapens ging, passend bij de wapens die [verbalisant 7] heeft genoemd. De interpretaties van [verbalisant 7] worden in feite bevestigd door uitlatingen die de verdachten zelf doen en door hetgeen op het woonwagenkamp is aangetroffen.
Het hof is derhalve van oordeel dat de bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] betrouwbaar zijn en bruikbaar zijn voor het bewijs.
In het bijzonder acht het hof de verklaringen van verbalisant [verbalisant 7] ook betrouwbaar voor zover hij daarin aangeeft op welke punten échte vuurwapens verschillen van nepvuurwapens en waarom hij in voorkomende gevallen tot de conclusie komt dat sprake is van een echt vuurwapen en niet van een nepvuurwapen. Het hof zal ook inhoudelijk de conclusies van [verbalisant 7] volgen. Indien [verbalisant 7] relateert dat het volgens hem waarschijnlijk om echte vuurwapens gaat op geluid- of beeldmateriaal, trekt het hof – vorenstaande in ogenschouw nemende – daaruit de conclusie dat daarvan inderdaad sprake is.
Deeloverweging 2: echte vuurwapens
In de hiernavolgende alinea overweegt het hof grotendeels overeenkomstig de rechtbank als volgt.
Het hof gaat er, zoals hiervoor is overwogen, van uit dat het geluid- en beeldmateriaal waarop geluiden van vuurwapens te horen zouden zijn of vuurwapens te zien zouden zijn, betrekking heeft op echte vuurwapens, dat wil zeggen vuurwapens van categorie II of III. Het hof gaat er ook in algemenere zin van uit dat het in OVC-gesprekken gaat over echte vuurwapens. De inhoud van de voor het bewijs gebezigde OVC-gesprekken wijst er zonder meer op dat die gesprekken betrekking hebben op echte vuurwapens. Die gesprekken zijn weer niet goed te begrijpen als het over nepvuurwapens zou gaan. Zo gaat het in deze gesprekken over prijzen, handelingen of risico's (bijvoorbeeld van langdurige gevangenisstraffen) die bij echte vuurwapens horen en niet bij nepvuurwapens. Daarnaast is op diverse locaties ook daadwerkelijk een groot aantal echte vuurwapens gevonden, terwijl er nauwelijks ‘nepvuurwapens’ zijn aangetroffen. Daarbij is de inhoud van diverse gesprekken soms rechtstreeks in verband te brengen met daadwerkelijk aangetroffen vuurwapens, zoals gesprekken over een Spectre (aangetroffen: een SITES model Spectre M4), vuurwapens van het merk Glock die met koffertje niet meer in een verborgen ruimte in het voertuig van [medeverdachte 5] pasten en die dus zonder, en met achterlating van, de koffertjes werden meegenomen (aangetroffen: diverse lege koffertjes van - zoals uit de bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] volgt: echte - vuurwapens van het merk Glock) of het aantreffen van een Beretta 7.65, kennelijk van [verdachte] , op precies de locatie die hij in het betreffende gesprek beschrijft.
Het hof overweegt in aanvulling op de overwegingen die (grotendeels) van de rechtbank worden overgenomen dat voorts uit diverse OVC-gesprekken blijkt dat er op het woonwagenkamp vuurwapens door diverse verdachten zijn getest door daarmee te schieten. Verder droegen verschillende verdachten handschoenen op het moment dat zij een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) vast hadden, hetgeen niet nodig zou zijn als het hier om een legaal voorwerp of nepwapen zou gaan.
Het hof overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het dragen van handschoenen kan dienen als het treffen van voorzorgsmaatregelen waardoor de kans op het achterlaten van tot de persoon te herleiden sporen wordt geminimaliseerd. En ook uit een tweetal OVC-gesprekken in het dossier volgt dat het belang van het dragen van handschoenen ter voorkoming van sporen wordt onderkend:
Op 24 oktober 2019 zegt [medeverdachte 12] tegen haar zoon, nadat zij vroeg waar de handschoenen zijn gebleven: “Die heb ik allemaal uitgewassen, ik weet niet waar die zijn gebleven” en “nee er zijn er ook nog die hebben ze gisteren gebruikt voor wapens schoonmaken, ik weet niet waar die zijn gebleven”.
En op 12 oktober 2019 zegt [medeverdachte 11] (in aanwezigheid van onder meer [medeverdachte 10] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] ) over stinkende handschoenen: “Liever stinkende handschoenen als achter de tralies”.
Gelet op al het voorgaande schuift het hof de lezing van sommige verdachten dat het om nepvuurwapens ging als ongeloofwaardig terzijde.
Deeloverweging 3: betrokkenheid bij handel in vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en
munitie
Uit de gebezigde bewijsmiddelen en zoals hiervoor al bij verschillende tenlastegelegde feiten is besproken, werden in de schuur aan de [a-straat ] vrijwel dagelijks en in wisselende samenstellingen criminele activiteiten besproken, beraamd en/of gepleegd. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat ook het voorhanden hebben, verhandelen (zoals ten laste is gelegd, het hof vat dit op als: het verkopen) en overdragen van (vuur)wapens strafbare feiten waren die door het CSV (structureel) werden gepleegd. Dat hiervan sprake is geweest volgt, evenals de directe betrokkenheid van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] daarbij, rechtstreeks uit de bewijsmiddelen, in het bijzonder de OVC-gesprekken. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] waren de centrale spelers bij de in- en verkoop en het (laten) aanpassen van vuurwapens. Op tal van momenten spreken zij (vaak met elkaar en/of met [betrokkene 12] ) over welke wapens er door hen zijn of worden verkocht, voor welke prijs en welke winst er wordt gemaakt. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 4] een gewoonte heeft gemaakt van het medeplegen van verhandelen en overdragen van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie.
Naar het oordeel van het hof staat voorts vast dat alle (andere) verdachten (daarmee bedoelt het hof steeds: de verdachten, bij wie onderhavig vuurwapenfeit ten laste is gelegd) wisten dat binnen het CSV sprake was van de handel in vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie.
In de eerste plaats is het niet voor de hand liggend om zoveel zware vuurwapens (als waarover wordt gesproken, welke in de schuur aanwezig zijn geweest en welke bij de doorzoekingen zijn aangetroffen) voorhanden te hebben, in (onder meer ondergrondse) stashlocaties op te bergen, te testen, te poetsen en te verpakken – zoals volgt uit de bewijsmiddelen – zonder dat een groot deel daarvan (uiteindelijk) wordt (door)verkocht. Het dossier bevat geen informatie dat het CSV op grote schaal (zware) geweldsdelicten pleegde waarvoor een dergelijk arsenaal aan wapens nodig was en ook van een andere reden om zoveel wapens aanwezig te hebben voor eigen gebruik is niet gebleken.
Daar komt bij dat op de dagen dat uit het dossier blijkt dat in de schuur over wapenhandel werd gesproken, steeds meerdere verdachten in de schuur aanwezig waren. De een meer dan de ander, maar elk van de verdachten bij wie onderhavig feit ten laste is gelegd, is op meerdere momenten aanwezig geweest op het moment dat er concreet over vuurwapenbezit en/of -handel werd gesproken. Dat er daadwerkelijk vuurwapens van het woonwagenkamp vertrokken en dat daarover werd gesproken blijkt bijvoorbeeld ook uit de twee hierna te noemen dagen (11 juli 2019 en 12 oktober 2019) waarop kan worden vastgesteld dat er toen vuurwapens op het woonwagenkamp zijn verkocht en uit een OVC-gesprek kort na de doorzoeking van auto’s op 23 oktober 2019. [medeverdachte 4] zegt dan (in aanwezigheid van onder meer [verdachte] ) opgelucht dat ‘er 5 dagen geleden nog 12 M-16tjes in lagen en een Glock’ en dan vraagt [medeverdachte 4] ‘hoeveel dozen van die Glocks lagen erin, lege?’ (pag. 2331 ZD05). In twee voertuigen werden in totaal 7 nagenoeg lege koffers van het merk Glock aangetroffen.
Tot slot kan ten aanzien van diverse verdachten worden vastgesteld dat zij op bepaalde momenten actief betrokken waren bij gesprekken die gingen over de handel in vuurwapens.
Maar deze enkele wetenschap van vuurwapenhandel en de aanwezigheid bij en deelname aan gesprekken over vuurwapenhandel op zich zijn naar het oordeel van het hof onvoldoende om van een voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking te spreken.
Naar het oordeel van het hof zijn de meeste uitlatingen van de andere verdachten (dus behoudens [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] ) onvoldoende concreet om daaruit te kunnen concluderen dat zij een actieve bijdrage hadden bij het verhandelen c.q. overdragen van vuurwapens. Dit geldt ook voor 13 juni 2019, een dag waarop – naast [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] – onder meer [medeverdachte 9] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 13] aanwezig waren en uitgebreid gesproken wordt over aantallen en prijzen, stashen, het bewerken, inpakken en wegzetten van vuurwapens. Echter, met betrekking tot de verkoop van vuurwapens worden alleen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] concreet.
Ook anderszins is de rol van de overige verdachten bij een vuurwapenoverdracht onvoldoende uit het dossier te destilleren, met uitzondering van de betrokkenheid van [medeverdachte 11] op 11 juli 2019 en die van [medeverdachte 11] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 1] op 12 oktober 2019.
Dat verschillende verdachten zich bezighielden met het sjouwen met, en poetsen, testen en in- en uit elkaar halen van vuurwapens en wisten van de handel, zegt zonder meer iets over hun beschikkingsmacht in het kader van het voorhanden hebben van vuurwapens en ook over het hierna te bespreken tenlastegelegde feit deelneming aan een criminele organisatie, maar dit kan naar het oordeel van het hof nog niet zonder meer worden aangemerkt als een voor medeplegen vereiste bijdrage van voldoende gewicht bij het verhandelen c.q. overdragen van vuurwapens.
Bij dit oordeel betrekt het hof mede de omstandigheid dat zich een zeer groot aantal OVC-gesprekken in het dossier bevindt, dat in die gesprekken geregeld over vuurwapenhandel wordt gesproken, dat de verdachten op diverse momenten aanwezig zijn bij deze gesprekken, maar in de meeste gevallen weinig zeggen of juist vooral vragen stellen en dat het vooral [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 4] zijn die concrete uitlatingen doen over welke vuurwapens zij hebben verkocht en voor welke prijs. [medeverdachte 5] zegt in een OVC-gesprek van 13 juni 2019 zelfs dat ‘zijn afdeling’ wapens is.
Ten aanzien van [medeverdachte 9] , [verdachte] , [medeverdachte 13] , [medeverdachte 16] (1964) en [medeverdachte 14] is het hof van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat zij aan het verkopen c.q. overdragen van vuurwapens een bijdrage hebben geleverd die van zodanig gewicht is dat kan worden vastgesteld dat sprake is van medeplegen. Ten aanzien van deze verdachten merkt het hof nog op dat hun rollen mogelijk wel kunnen worden geduid als medeplichtigheid aan vuurwapenhandel, nu hun aanwezigheid in de schuur bij belangrijke gesprekken en hun betrokkenheid bij het halen van en wegbrengen naar stashes, verpakken, testen, schoonmaken en doen van aanpassingen van/aan vuurwapens eraan bijdroegen dat de vuurwapens die mogelijk (later) werden verhandeld in gewenste conditie waren en dat de handel kon blijven bestaan en voortduren. Ten aanzien van [medeverdachte 16] (1964) merkt het hof daarbij nog op dat hij zijn schuur (samen met [medeverdachte 12] ) voor de vuurwapenhandel beschikbaar stelde. Echter nu bij deze verdachten slechts het medeplegen aan vuurwapenhandel ten laste is gelegd, dienen deze verdachten van hun betrokkenheid bij vuurwapenhandel te worden vrijgesproken.
Deeloverweging 4: voorhanden hebben van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en
munitie
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat alle verdachten (bij wie onderhavig feit ten laste is gelegd) in de tenlastegelegde periode meermalen:
- vuurwapens van categorie II en categorie III (waaronder een of meerdere (automatische) vuurwapens) en/of
- onderdelen van dergelijke vuurwapens en/of
- munitie van categorie II en/of categorie III,
voorhanden hebben gehad.
Ad 4.1 Het voorhanden hebben van vuurwapens (in de schuur) op het woonwagenkamp aan de [a-straat ] , zoals naar voren komt uit de OVC-gesprekken en de camerabeelden
In de eerste plaats gaat het dan om het voorhanden hebben van (automatische) vuurwapens in de schuur op het woonwagenkamp, welke vuurwapens niet nader in de tenlastelegging zijn geduid met merk of type.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat alle verdachten meermalen aanwezig zijn geweest op momenten dat er vuurwapens in de schuur aanwezig waren (in de meeste gevallen zonder dat is gebleken dat op die dagen sprake was van handel) en/of er concreet over vuurwapenbezit werd gesproken.
Het hof is van oordeel dat elke verdachte zich in meerdere of mindere mate bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van vuurwapens op het woonwagenkamp. Het kamp en, meer in het bijzonder, de schuur was immers een belangrijke locatie van het CSV, waar de verdachten geregeld kwamen, naar binnen en naar buiten liepen en waar strafbare feiten werden besproken, beraamd en gepleegd. Zeker geen plek voor ongenode gasten en ook geen plek om slechts een kopje koffie te komen drinken. In die schuur zijn bij de doorzoeking weliswaar geen vuurwapens meer aangetroffen (vaststaat dat deze er wel zijn geweest), maar wel allerlei vuurwapenonderdelen, patronen en hulzen. Het hof acht het onaannemelijk dat dergelijke voorwerpen worden achtergelaten op een locatie waar bezoekers komen die niets met vuurwapens te maken hebben.
Alle verdachten wisten dat daar strafbare feiten plaatsvonden, welke daar uitgebreid werden besproken, en hielpen daar – in wisselende samenstellingen – aan mee. Het hof acht het onaannemelijk dat verdachten die aanwezig waren op het moment dat er werd gesproken over vuurwapens, er handelingen werden verricht met deze vuurwapens en de vuurwapens (in tassen of vaten) in en uit de schuur werden gesjouwd, daarvan geen enkele notie hadden. En zelfs in het geval dat het een keer voorkwam dat een verdachte wel (of soms net iets later) aanwezig was, maar zich toevallig in een andere ruimte in de schuur bevond en niets concreets heeft gehoord of gezien in relatie tot vuurwapens, dan moet dat moment naar het oordeel van het hof niet op zichzelf worden bezien. Het gaat bij alle verdachten om meerdere dagen - variërend tussen de 4 ( [medeverdachte 13] ) en 27 ( [medeverdachte 4] ) - waarop zij in de schuur aanwezig zijn geweest op het moment dat er vuurwapens aanwezig waren en/of er concreet over vuurwapenbezit werd gesproken. Elke verdachte wist dat er in de (omgeving van de) schuur met regelmaat vuurwapens aanwezig waren.
Ook acht het hof bewezen dat de aanwezige verdachten de beschikkingsmacht hadden over de vorenbedoelde vuurwapens. Er was geen sprake van een onverhoeds of ongewild kortstondig moment waarop een wapen tevoorschijn kwam of dat een verdachte onverwacht kennis kreeg van de aanwezigheid in zijn nabijheid van een wapen of munitie van een ander. Integendeel, het aanwezig hebben van vuurwapens en verrichten van handelingen daarmee was een bijna alledaags gebeuren waar iedereen vanaf wist en het was een onderdeel van het crimineel handelen van het CSV. Er werd openlijk over (de aanwezige) vuurwapens gesproken en de verdachten reageren ook op geen enkel moment geschrokken of huiverig als er vuurwapens tevoorschijn komen en daar handelingen mee worden verricht. In dit verband wijst het hof in het bijzonder nog op hetgeen verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd met betrekking tot zijn bevindingen aangaande de gebeurtenissen in de schuur van 19 februari 2019. Op die dag zijn naast [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] . [medeverdachte 10] , [medeverdachte 11] en vermoedelijk [medeverdachte 14] , ook [verdachte] en [medeverdachte 4] (het zoontje van [medeverdachte 1] en tevens kleinzoon van [medeverdachte 4] ) in de schuur aanwezig terwijl er aan de hand van de OVC vastgesteld kan worden dat er een of meerdere vuurwapens (pistool) voorhanden zijn, er vuurwapen gerelateerde geluiden (waaronder een gedempt schot) te horen zijn en dat het kind het pistool in handen krijgt. (Vide ZD05, pag. 49 t/m 51). Of sprake was van een hiërarchische structuur binnen de organisatie, waarin de vuurwapens in de meeste gevallen toebehoorden aan [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] , doet naar het oordeel van het hof voor een bewezenverklaring niet ter zake; dat doet niet af aan de beschikkingsmacht van de overige verdachten over deze vuurwapens.
De vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie bevonden zich voor de aanwezige verdachten in hun directe nabijheid en vaak open en bloot in de (vergaderruimte van de) schuur en uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachten ook concrete uitlatingen deden over de vuurwapens die op dat moment aanwezig waren. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat meerdere verdachten op diverse momenten in de schuur vuurwapens in hun handen hebben gehad en daar handelingen mee hebben verricht en/of met tassen of vaten die waarschijnlijk waren gevuld met vuurwapens hebben gesjouwd. De vuurwapens bleven dus niet sec onder het bereik van degene van wie het vuurwapen mogelijk in strikt civielrechtelijke zin eigendom zou zijn. Tot slot overweegt het hof dat de verdachten wel fysiek bij de wapens konden en ook hadden kunnen ingrijpen. Zo hadden zij, met hun wetenschap, de politie kunnen bellen, al dan niet anoniem om zo een einde te maken aan de aanwezigheid van de vuurwapens op het kamp. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat alle verdachten feitelijke macht hadden over de vuurwapens die in de schuur aanwezig waren.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 11] , [verdachte] , [medeverdachte 16] (1964), [medeverdachte 1] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 13] en [medeverdachte 14] in de tenlastegelegde periode meermalen vuurwapens, waaronder automatische vuurwapens, voorhanden hebben gehad op het woonwagenkamp aan de [a-straat ] .
Voor zover er namens de verdediging verweer is gevoerd op het voorhanden hebben van vuurwapens, respondeert het hof daar hieronder nog op, in aanvulling op hetgeen hierboven reeds is overwogen.
Anders dan door de verdediging bepleit komt het hof, zoals hiervoor is overwogen, net als de rechtbank tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het voorhanden hebben van ook andere vuurwapens, onderdelen daarvan, en munitie, dan alleen de in de woning dan wel in de directe nabijheid van die woning (op het erf) van [verdachte] aangetroffen Beretta en munitie. Het hof overweegt dat [verdachte] op 4 dagen in het dossier voorkomt op het moment dat er concreet over vuurwapens wordt gesproken c.q. er vuurwapens in de schuur aanwezig zijn en daar in een aantal gevallen handelingen mee worden verricht. Hij neemt daarbij soms ook actief deel aan die gesprekken (zoals op 12 december 2018). In het bijzonder bespreekt het hof in dit kader hier hetgeen uit het dossier volgt met betrekking tot 2 oktober 2019.
Het hof maakt uit de uitgewerkte OVC-gesprekken van die dag, de geluiden die daarop te horen waren, de camerabeelden van die dag en de duiding die [verbalisant 8] daaraan heeft gegeven, op dat [medeverdachte 5] die dag een aantal pistolen van het merk Glock kwam ophalen. Op de vraag van [medeverdachte 5] waar die dingen liggen, reageert [verdachte] met het verzoek aan een als onbekend aangeduide persoon, hoogstwaarschijnlijk [betrokkene 3] , om die even te pakken en zegt daarbij dat die in die Voyager staat [in] 'die boodschappentas met die blauwe trui erop'. Het zou gaan om twaalf stuks. In de schuur zijn vervolgens diverse vuurwapengeluiden te horen. Op beelden is vervolgens te zien dat [betrokkene 3] tussen geparkeerde voertuigen bij perceel [a-straat 2] te [plaats] uit beeld verdwijnt en daar vervolgens weer tussenuit komt met een grote gevulde gele Jumbo-tas waar iets blauwkleurigs bovenuit steekt. Niet veel later is te zien dat [medeverdachte 5] naar zijn Citroën Berlingo gaat. Dit voertuig is in beslag genomen en bleek een verborgen ruimte te hebben die kan worden geopend met een hydraulisch mechanisme. Op de OVC-opnamen uit dit voertuig is vervolgens dat hydraulisch mechanisme te horen. Niet veel later is er in de schuur een gesprek tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] , waarin [medeverdachte 5] – kort gezegd – aangeeft dat hij de vier koffers er niet in krijgt (het hof begrijpt: in de verborgen ruimte in zijn voertuig) waarna hij op aangeven van [medeverdachte 4] (“Waarom haal je ze niet uit de koffers”) de koffers kennelijk achterlaat.
Bij de doorzoeking op 23 oktober 2019 aan de [a-straat 2] te [plaats] zijn in een Chrysler Voyager twee verborgen ruimten aangetroffen met daarin onder meer lege koffertjes van vuurwapens van het merk Glock en in de cabine van een DAF bedrijfsauto is een gele Jumbo boodschappentas aangetroffen met daarin een blauwe trui en daaronder vier lege koffertjes van vuurwapens van het merk Glock.
Uit het samenstel van bevindingen maakt het hof op dat de boodschappentas met de blauwe trui erop waar [verdachte] op 2 oktober 2019 over spreekt, de later aangetroffen gele Jumbo boodschappentas is met - ten tijde van het aantreffen ervan - lege koffertjes van vuurwapens van het merk Glock. Uit de OVC-gesprekken van 2 oktober 2019, de geluiden die op die opnamen te horen waren en de beschrijvingen van de beelden die dag, volgt naar het oordeel van het hof dat er die dag aanvankelijk koffertjes inclusief de vuurwapens van het merk Glock in die tas zaten. [verdachte] had de wetenschap en beschikking over deze vuurwapens, heeft ze in de stashlocatie in de Chrysler Voyager gezet en heeft [medeverdachte 5] deze vuurwapens laten ophalen, waarna [medeverdachte 5] de vuurwapens heeft vervoerd. Uit bakengegevens blijkt dat [medeverdachte 5] na vertrek vanaf de [a-straat ] naar [betrokkene 11] is gegaan, de persoon die vermoedelijk in opdracht van/samenwerking met [medeverdachte 5] wapens ombouwde. Mede omdat niet exact is vast te stellen met welk doel [medeverdachte 5] de wapens kwam ophalen (ombouwen of verhandelen) en of [verdachte] dat wist, is de bijdrage van [verdachte] naar het oordeel van het hof van onvoldoende gewicht om te kunnen worden aangemerkt als medeplegen van verhandelen van de vuurwapens, maar uit het voorgaande kan wel worden afgeleid dat [verdachte] een actieve rol had in het voorhanden hebben van vuurwapens door het CSV op het kamp.
Ad 4.2 voorhanden hebben van concreet aangetroffen vuurwapens in opbergplaatsen/stashes
In de directe omgeving van de [a-straat ] te [plaats] en in de dubbele wand van de Mercedes-Benz Sprinter aan de [d-straat 1] te [plaats] zijn tientallen vuurwapens (waaronder automatische en semiautomatische), tientallen onderdelen van vuurwapens (zoals magazijnen, geluiddempers, richtmiddelen) en vele honderden stuks munitie (diverse soorten vuurwapenpatronen) aangetroffen. De locaties waar deze en ook andere illegale goederen zijn aangetroffen, worden in het dossier aangeduid als stashlocaties.
Ten aanzien van deze locaties neemt het hof, net als de rechtbank, tot uitgangspunt dat dit vaste opslaglocaties waren voor vuurwapens en aanverwante voorwerpen, dat zij als zodanig in gebruik waren bij het CSV, en dat het gebruik van stashes een vast onderdeel was van de werkwijze van de organisatie. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de vuurwapens die op het woonwagenkamp aanwezig waren (en die naar alle waarschijnlijkheid voor het overgrote deel werden verhandeld) veelal weggebracht werden naar, bewaard werden in en/of opgehaald werden uit deze stashes.
De concreet in de tenlastelegging genoemde vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie, zijn aangetroffen in een BMW met kenteken [kenteken 2] en een Citroën Berlingo [kenteken 3] nabij de woning [a-straat 3] [plaats] , het braakliggend terrein ter hoogte van [a-straat 2] , in een aantal voertuigen, aanhanger en Cola-automaat op dat braakliggende terrein en – voor het overgrote deel – in de Mercedes Benz Sprinter en de ondergrondse bergruimte in het bosgebied aan de achterzijde van het woonwagenkamp.
Voor zover de voorwerpen zijn aangetroffen in andere locaties dan algemene stashlocaties van het CSV, zoals de woning [a-straat 3] , de BMW en de Citroën die aan specifieke verdachte(n) kunnen worden gelinkt, zal het hof deze onder deeloverweging 7 bespreken.
Met betrekking tot de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen die zijn aangetroffen in de ondergrondse ruimte in het bosgebied, de schuur, de Mercedes Sprinter, het braakliggend terrein en hetgeen op dat terrein stond waaronder de Chrysler Voyager, overweegt het hof als volgt.
In deze verschillende (stash)locaties is op een aantal vuurwapens of onderdelen daarvan DNA aangetroffen dat matcht met het DNA-materiaal van de verdachten [medeverdachte 4] (in de schuur, de Mercedes Sprinter en de ondergrondse bergruimte), [medeverdachte 16] (1964) (in de Mercedes Sprinter), [medeverdachte 1] (ondergrondse bergruimte) en [medeverdachte 13] (in de ondergrondse bergruimte). De twee stashlocaties waarin veruit de meeste wapens zijn aangetroffen en welke door het CSV dus kennelijk als belangrijkste stashlocaties werden aangemerkt, zijn de ondergrondse bergruimte in het bosgebied en de Mercedes Sprinter bus.
De ondergrondse bergruimte bevond zich in de directe omgeving van de schuur met vergaderruimte van waaruit de verdachten opereerden. Alleen al die omstandigheid is een sterke aanwijzing dat alle verdachten van het bestaan van die stashlocatie wisten. Dat geldt ook voor het braakliggend terrein en de Cola-automaat en de voertuigen, waaronder de grijze Chrysler Voyager, die op 23 oktober 2019 op dat terrein zonder kentekenplaten is aangetroffen. De Chrysler Voyager werd gebruikt als stashauto en had twee verborgen ruimtes, waarin onder meer koffertjes van Glock pistolen en een .22 LongRifle geweer (lang vuurwapen) zijn aangetroffen. Verder blijkt uit OVC-gesprekken dat diverse leden van het CSV over deze auto spreken als stashlocatie ( [medeverdachte 10] , [medeverdachte 13] , [medeverdachte 11] die het hebben over wegleggen van wapens in de grijze wagen, ZD05, pag. 570-572; [verdachte] die zegt dat ‘in die Voyager’ een boodschappentas staat met een blauwe trui erop, ZD05, pag. 814; [medeverdachte 4] , [medeverdachte 11] , [betrokkene 6] en [medeverdachte 1] die praten over wapens (Glock, M16’s en een lang wapen) die in de kofferbak van ‘die grijze’ liggen, ZD05, pag. 952; [medeverdachte 4] die na de doorzoeking op 23 oktober 2019 zegt “Die grijze stond op jouw naam. Vijf dagen geleden lagen er 12 M-16tjes in en een Glock”). Op diverse camerabeelden is voorts te zien dat verschillende verdachten met gevulde tassen in de richting van dat terrein lopen of daarvandaan komen.
Van het terrein aan de [d-straat ] in [plaats] is op grond van de bewijsmiddelen vast te stellen dat dat in gebruik was bij leden van het CSV, terwijl de Mercedes-Benz Sprinter waarin de vuurwapens zijn aangetroffen door leden van het CSV daar naartoe is gereden en is gestald, naar het hof vaststelt, op verzoek of in opdracht van [medeverdachte 4] (vide verklaring [medeverdachte 13] ). In elk geval [medeverdachte 13] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 15] waren hier verder bij betrokken. En, zoals gezegd, werd op een van de vuurwapens die in de bus zijn aangetroffen, DNA-materiaal aangetroffen dat matcht met het DNA van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 16] (1964).
Op grond van deze feiten en omstandigheden schrijft het hof de op de stashlocaties aangetroffen vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie toe aan het CSV waarvan verdachten deel uitmaakten.
Het hof concludeert voorts dat het niet anders kan zijn dan dat alle verdachten van het CSV op de hoogte waren van het bestaan van deze (stash)locaties.
Door en namens een aantal verdachten is in hoger beroep betoogd dat zij niet afwisten van de stashlocaties. Het hof hecht aan die verklaringen geen geloof.
In de eerste plaats heeft het hof hiervoor al overwogen dat alle verdachten wisten van de (frequente) aanwezigheid van vuurwapens op het woonwagenkamp, dat zij op diverse momenten vuurwapens in of nabij de schuur voorhanden hebben gehad en dat zij bekend waren met het feit dat binnen het CSV sprake was van vuurwapenhandel, waarbij [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] de centrale spelers waren. Die vuurwapens moesten ergens vandaan komen en buiten het zicht en op een veilige plek worden opgeborgen. Het ligt voor de hand dat dit op of in de nabijheid van het woonwagenkamp gebeurde.
Daar komt bij dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat alle verdachten in zijn algemeenheid bekend waren en in voorkomende gevallen zich actief ook bezighielden met het opbergen van vuurwapens in verborgen ruimtes/stashplekken. Het gebruik van stashes was dus niet alleen een vast onderdeel van de werkwijze van de organisatie als geheel; elke individuele verdachte komt in het dossier voor in relatie tot het stashen/opbergen van wapens (in een verborgen ruimte). Dit volgt uit DNA-matches met het DNA van diverse verdachten op vuurwapens/vuurwapenonderdelen die in de stashlocaties zijn aangetroffen, uit de auto’s met verborgen ruimtes die zijn aangetroffen en die aan verdachten kunnen worden toegeschreven, uit camerabeelden waarop te zien is dat verdachten vanuit de schuur met tassen richting perceel [a-straat 2] lopen (waar zich stashplaatsen bevonden), verdwijnen tussen de geparkeerde auto’s en terugkomen met lege handen, en uit de OVC-gesprekken waarin op diverse momenten door verdachten zelf wordt gesproken over opbergen, stashen en het daaruit ophalen of daarnaar wegbrengen van vuurwapens. Het hof geeft hieronder, niet uitputtend een aantal uit de bewijsmiddelen blijkende voorbeelden.
- […]
In de woning van [verdachte] ( [a-straat 3] ) is in een laars in de kruipruimte een blikje met 7 patronen aangetroffen. Tussen de erfafscheiding, de betonnen schutting en een gaashekwerk werd in een laars een (in vacuüm verpakt) vuurwapen Beretta 70 met patroonhouder en 7 patronen aangetroffen. Op het vuurwapen is een DNA-mengprofiel met onder meer een match met het DNA van [verdachte] aangetroffen (ZD05, pag. 1523 e.v., pag. 1560 en pag. 1567 en pv 3e aanvulling pag. 421).
Zoals het hof hierna zal overwegen, acht het hof bewezen dat [medeverdachte 14] , [medeverdachte 1] en [verdachte] deze wapens voorhanden hebben gehad. Zij moeten derhalve ook bekend zijn geweest met de verborgen ruimtes.
- Op 9 oktober 2018 vindt een gesprek plaats tussen [verdachte] en een onbekende man. Het gesprek gaat over een verborgen ruimte die nog in de auto gemaakt moet worden en hoe die dan geopend moet worden door het bedienen van bepaalde knoppen in een bepaalde volgorde (BOB-dossier Garborone [medeverdachte 4] , pag. 709).
[…]
Nu elke verdachte wist dat zich met grote regelmaat en in grote aantallen zware vuurwapens op het woonwagenkamp bevonden, zij allen bekend waren met het stashen van vuurwapens en diverse verdachten ook concreet kunnen worden gelinkt aan in de stashlocaties aangetroffen vuurwapens of onderdelen van vuurwapens, kan het naar het oordeel van het hof niet anders dan dat de verdachten, als onderdeel van de bestendige samenwerking, wisten van deze stashlocaties. Dat niet is vast te stellen dat al deze verdachten individueel kennis hadden van de specifieke vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie die daarin tijdens de doorzoekingen zijn aangetroffen, staat aan een bewezenverklaring van het medeplegen van het voorhanden hebben van deze voorwerpen niet in de weg. Nu het voorhanden hebben van vuurwapens en het gebruik van stashlocaties een vast onderdeel van hun werkwijze was en de verdachten op de hoogte moeten zijn geweest van het bestaan van deze stashlocaties met daarin opgeslagen vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie, is daarmee naar het oordeel van het hof het voorwaardelijk opzet van al deze verdachten ook gericht geweest op het voorhanden hebben van de concreet in de tenlastelegging genoemde voorwerpen die in deze stashlocaties zijn aangetroffen. De inhoud van de stashlocaties, zo blijkt ook uit de OVC-gesprekken, wisselde ook voortdurend. Vuurwapens kwamen en gingen en soms moest er zelfs ruimte gemaakt worden omdat een stashlocatie vol zat.
Omdat sprake is van medeplegen is daarbij niet noodzakelijk dat elke verdachte individueel de beschikkingsmacht had over al deze voorwerpen afzonderlijk. Voldoende is dat de verdachten die beschikkingsmacht gezamenlijk hadden. Dat is naar het oordeel van het hof het geval. Zij wisten dat in de stashlocaties de wapens van de leden van het CSV waren opgeslagen, en ten aanzien van verschillende verdachten blijkt uit de bewijsmiddelen dat zij (op enig moment) gebruik maakten van de stashlocaties, door wapens daarnaartoe te brengen of daaruit op te halen. Kennelijk hadden zij toegang tot de stashlocaties.
Het hof komt aldus tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het voorhanden hebben van de in de genoemde stashlocaties aangetroffen vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie.
Het hof stelt vast dat geen vuurwapens van het merk Glock zijn aangetroffen. Wel zijn koffertjes van dit merk aangetroffen alsmede diverse attributen die bij het desbetreffende vuurwapen horen. Uit het relaas van [verbalisant 6] volgt dat deze koffers behoorden bij echte vuurwapens. Uit de OVC-gesprekken is - kort gezegd - op te maken dat deze koffers inclusief de daadwerkelijke vuurwapens op eerdere momenten daadwerkelijk in het bezit waren van het CSV en vervolgens uit de koffers zijn gehaald om in de verborgen ruimte van het voertuig van [medeverdachte 5] te kunnen worden vervoerd. Op grond hiervan verklaart het hof, net als de rechtbank, ook het voorhanden hebben van deze vuurwapens voor alle verdachten bewezen, ook al zijn die vuurwapens zelf niet meer aangetroffen.
Ad 4.3 voorhanden hebben van concreet aangetroffen vuurwapens op andere plaatsen
In het onderzoek is ook een aantal vuurwapens en onderdelen daarvan gevonden op andere plaatsen dan deze stashlocaties. Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat deze voorwerpen niet via de hiervoor besproken redenering aan alle verdachten die voor dit feit worden vervolgd, kunnen worden toegerekend. Voor deze voorwerpen zal het hof hierna bespreken voor welke verdachten het voorhanden hebben ervan wordt bewezenverklaard. De andere verdachten worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van die concrete voorwerpen.
Bij de woning aan de [a-straat 3] , destijds in gebruik bij [verdachte] , is in een laars een pistool van het merk Beretta, model 70, aangetroffen. Hierop is DNA aangetroffen dat is toe te schrijven aan [verdachte] . In de kruipruimte van die woning zijn in een blikje in een laars ook patronen aangetroffen. Het hof verklaart op grond hiervan bewezen dat [verdachte] deze voorwerpen voorhanden heeft gehad.
Resumé
Resumerend komt het hof in de zaak van [medeverdachte 4] tot een bewezenverklaring van het medeplegen van voorhanden hebben en overdragen van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie, meermalen gepleegd, en het een beroep of gewoonte maken van het verhandelen van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie.
In de zaak van [medeverdachte 11] komt het hof tot een bewezenverklaring van het medeplegen van voorhanden hebben van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie, meermalen gepleegd, en het op twee dagen medeplegen van verhandelen en overdragen van vuurwapens en munitie.
In de zaken van [medeverdachte 10] en [medeverdachte 1] komt het hof tot een bewezenverklaring van het medeplegen van voorhanden hebben van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie, meermalen gepleegd, en het op één dag medeplegen van verhandelen en overdragen van vuurwapens en munitie.
In de zaken van [medeverdachte 9] , [medeverdachte 13] , [medeverdachte 14] , [medeverdachte 16] (1964) en [verdachte] komt het hof tot een bewezenverklaring van het medeplegen van voorhanden hebben van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie, meermalen gepleegd.
In de zaak van [medeverdachte 12] komt het hof tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan medeplegen van voorhanden hebben, verhandelen en overdragen van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie, meermalen gepleegd.”