2.6Het hof heeft in zijn arrest het volgende overwogen over de omvang van het hoger beroep:
“
Omvang van het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat sprake is van een impliciet cumulatieve tenlastelegging met drie afzonderlijke feiten. De tenlastelegging moet volgens de advocaat-generaal als drie afzonderlijke oplichtingen worden gelezen, waarbij verdachte zich, tijdens één of meerdere persoonlijk(e) contact(en) met aangeefster [benadeelde], telkens heeft voorgedaan als [naam 1] en/of [naam 2], en de hieronder genoemde handelingen heeft verricht:
1. vertellen dan wel beloven aan [benadeelde] dat verdachte een woning voor haar kon regelen en haar voorwenden dat zij daarvoor aan hem borg moest betalen en/of andere (aan)betalingen moest doen;
2. vertellen dan wel beloven aan [benadeelde] dat zij haar geld (€ 4.030,-) terug zou krijgen wanneer zij telefoons met abonnementen voor hem, verdachte, zou afsluiten en deze aan hem zou overhandigen, en:
3. vertellen dan wel beloven aan [benadeelde] dat hij haar broer bij zijn scheiding zou helpen wanneer zij aan hem gouden sieraden zou overhandigen.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat, nu verdachte door de politierechter is vrijgesproken van de hiervoor onder 2 en 3 weergegeven handelingen, hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis gegeven vrijspraken. De raadsman heeft zich hierbij aangesloten.
De tenlastelegging dient naar het oordeel van het hof als volgt te worden uitgelegd. De hiervoor onder 1 en 2 genoemde handelingen en gedragingen van verdachte zijn zodanig met elkaar verweven dat ze gezien moeten worden als een samenstel van handelingen en gedragingen, en kunnen dus niet gezien worden als twee afzonderlijke feiten.
Ten laste gelegd is immers dat verdachte door dit samenstel van oplichtingsmiddelen aangeefster eerst heeft bewogen tot afgifte van geld (€ 4.030,-) en vervolgens – onder de valse belofte van teruggave van dit geld – tot het voor hem afsluiten van telefoonabonnementen. De vrijspraak van de politierechter van een deel van dit feitencomplex ziet het hof niet als een onherroepelijke deelvrijspraak, die in hoger beroep niet meer aan de orde kan komen. Het hof acht verdachte ontvankelijk in zijn hoger beroep voor beide gedragingen.
De hiervoor onder 3 vermelde gedraging betreft wel een andere handeling van verdachte in de ten laste gelegde periode die afzonderlijk ten laste gelegd had kunnen worden. Nu verdachte van dat feit is vrijgesproken door de politierechter, is verdachte voor dat feit niet ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Aan verdachte is – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2018 tot en met 17 september 2018 te Woerden, althans in Nederland meermalen althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
geld (totaal 4030 euro) en/of meerdere althans een telefoon(s) met abonnement(en)
door zich, tijdens een of meerdere persoonlijk(e) contact(en) met die [benadeelde], voor te doen als [naam 1] en/of [naam 2] en/of die [benadeelde] te vertellen/beloven dat hij een woning voor die [benadeelde] kon regelen en zij daarvoor aan hem borg moest betalen en/of andere (aan)betalingen moest doen en/of die [benadeelde] te vertellen/beloven dat zij haar geld (4030 euro) terug zou krijgen wanneer zij telefoons met abonnementen voor hem, verdachte, zou afsluiten en deze aan hem zou overhandigen.”