Voetnoten
1.HvJ EU 19 november 2020, C-663/18, ECLI:EU:C:2020:938, punt 61-62, onder verwijzing naar HvJ EU 16 december 2010, C-137/09, ECLI:EU:C:2010:774, punt 41-42 (
2.
3.Zie hoofdstuk 3, titel III van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
4.Vgl. informatie van de Europese commissie over hennep op de website: https://agriculture.ec.europa.eu/farming/crop-productions-and-plant-based-products/hemp_en.
5.Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad.
6.Zie de preambule van deze verordening, punt 154.
7.Verordening (EU) Nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad.
8.Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013. Vgl. in dit verband ook de conclusie van AG Campos Sánchez-Bordona (punt 42-53) voor HvJ EU 4 oktober 2024, C-793/22, ECLI:EU:C:2024:837.
9.Gedelegeerde verordening (EU) nr. 2022/126.
10.HvJ EU 4 oktober 2024, C‑793/22, ECLI:EU:C:2024:837, punt 41. Zie ook HvJ EU 16 januari 2003, C-462/01, ECLI:EU:C:2003:33, punt 28.
11.HvJ EU 4 oktober 2024, C‑793/22, ECLI:EU:C:2024:837, punt 63.
12.HvJ EU 19 november 2020, C-663/18, ECLI:EU:C:2020:938, punt 62. Met verwijzing naar HvJ EU 16 december 2010, C-137/09, ECLI:EU:C:2010:774, punt 42 (
13.
14.
15.
16.
17.HvJ EU 19 november 2020, C-663/18, ECLI:EU:C:2020:938, punt 75-78
18.HvJ EU 19 november 2020, C-663/18, ECLI:EU:C:2020:938, punt 82.
19.HvJ EU 19 november 2020, C-663/18, ECLI:EU:C:2020:938, punt 83-93. Onder punt 94-96 geeft het hof nog enkele “noodzakelijke aanwijzingen” om de nationale rechter te begeleiden bij deze beoordeling.
20.Voor de vertaling in het Nederlands zie achtereenvolgens
21.
22.
23.
24.Vgl. HR 31 mei 1994,
27.Deze vraag is door de stellers van de middelen als volgt geformuleerd: “Verzet het Unierecht, in het bijzonder de artikelen 26, 28, 34, 36 en 38 VWEU en Verordening (EU) 2021/2115, zich ertegen dat een lidstaat algemeen strafbaar stelt het aanwezig hebben, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van hennepplanten, welke strafbaarstelling ook van toepassing is wanneer deze hennepplanten een THC-gehalte van minder dan 0,3% bevatten en uitsluitend zijn gekweekt met het oog op de winning van Cannabidiol (CBD) die eveneens een THC-gehalte heeft van minder dan 0,3%?”.