Bewezenverklaring en bewijsvoering
4. Ten laste van de verdachte is door het hof bewezenverklaard dat hij:
“op 17 april 2021 te [plaats] , althans in Nederland opzettelijk heeft vervoerd, een hoeveelheid van ongeveer 8999 gram, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.”
5. De bewezenverklaring van dit feit steunt ten eerste op de volgende, reeds door de politierechter vermelde en vervolgens door het hof overgenomen, bewijsmiddelen:
“het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen opgenomen als pagina 31 van het voornoemde proces-verbaal. Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven, in:
Op zaterdag 17 april 2021 zag ik ( [verbalisant 1] ) om 19.43u uur op het parkeerterrein van het Fletcher Hotel te [plaats] een Renault Clio parkeren. Ik zag dat de bestuurder van de Citroën uit zijn voertuig stapte en naar de Renault liep. Vervolgens zag ik dat er een man aan de bij rijderszijde uit de Renault stapte. Omstreeks 19.44 uur zag ik dat de bestuurder van de Citroën en de bijrijder van de Renault samen naar een Skoda liepen. Dit betrof een witte Skoda, station uitvoering en voorzien van blauwe kentekenplaten (TAXI-platen). Ik zag dat voornoemde mannen naar de achterzijde van de Skoda liepen. Ik zag dat de achterklep van de Skoda geopend werd. Direct hierna zag ik dat de eerder genoemde mannen ieder een bruinkleurige doos vasthielden en met zich meedroegen. Ik zag dat de mannen deze dozen op de achterbank van de Renault legden.
het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen opgenomen als pagina 33 t/m 34 van het voornoemde proces-verbaal. Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven, in:
Ik zag dat er een SKDB-foto van verdachte beschikbaar was en toonde deze aan [verbalisant 2] en [verbalisant 1] . Ik hoorde dat zij beiden afzonderlijk van elkaar zeiden dat de persoon op de foto naar zekere waarschijnlijkheid de bestuurder betrof van de Renault Clio.
het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen opgenomen als pagina 41 en 42 van het voornoemde proces-verbaal. Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven, in:
Ik heb de dozen op de achterbank van de Renault Clio met [kentekennummer 1] opgetild en voelde dat hier iets heel zwaars in zat. Ik heb de dozen in beslag genomen en de inhoud bekeken. Ik zag dat beide dozen vol zaten met zogenoemde sealbags met henneptoppen.
het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen opgenomen als pagina 37 van het voornoemde proces-verbaal. Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven, in:
De hennep is aangetroffen in een voertuig voorzien van [kentekennummer 1] . De hennep was verpakt in 9 doorzichtige gripzakken. Na weging bleek er in deze zakken een hoeveelheid van 8999 gram hennep te zitten. Wij herkenden de hennep ambtshalve aan de geur, kleur en samenstelling.”
6. Het hof heeft deze bewijsmiddelen als volgt aangevuld:
“1.
De politierechter heeft als eerste bewijsmiddel opgenomen een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen neergelegd op pagina 31 van het dossier.
Dat bewijsmiddel vult het hof in die zin aan dat het ambtsedig proces-verbaal tevens tot bewijs wordt gebezigd voor zover daarin - zakelijk weergegeven - is opgenomen dat:
de Citroën was van het type C3 en was voorzien van het Franse [kentekennummer 2] ;
omstreeks 19:48 uur zowel de Renault als de Citroën wegreden vanaf het parkeerterrein.
2.
Verder voegt het hof aan de door de politierechter tot bewijs gebezigde bewijsmiddelen toe de verklaring van verdachte opgenomen op pagina 25 en 26 van het dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was de bestuurder (hof: van de Renault Clio) bij het hotel, Parkhotel (hof: Hotel Fletcher).
Ik ben weggegaan en richting [wijk] gereden (hof: nadat de dozen in de Renault Clio waren gezet).”
7. Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
“De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe is gesteld dat verdachte een alternatieve lezing heeft gegeven die niet door de bewijsmiddelen wordt uitgesloten maar wel daarmee onverenigbaar is zodat vrijspraak dient te volgen (Meer- en Vaartverweer). Verdachte heeft verklaard dat hij met een vriend naar een hotel is gereden om kleding van die vriend op te halen die in het hotel zou hebben overnacht. Vervolgens zijn op het parkeerterrein door die vriend en een andere persoon twee dozen in de auto van verdachte geladen en is verdachte met zijn vriend weggereden. Onderweg is verdachte door die vriend bij een [appartementencomplex] afgezet bij een andere vriend die daar woonde. De vriend met wie verdachte naar het hotel was gereden is doorgereden met de auto van verdachte. Nadat de bestuurder van die auto, zijnde de vriend van verdachte, door de politie was aangehouden en in de auto (Renault Clio) de hennep was aangetroffen heeft die vriend tegen verdachte gezegd dat er geen kleding maar hennep in de dozen zat. Verdachte zou daarvan, zoals hiervoor weergegeven, geen wetenschap hebben gehad.
Hetgeen door de rechtbank ter zake dit standpunt op pagina 4 van het vonnis is overwogen onder bewijsoverweging 3.2, vervangt het hof door de navolgende bewijsoverweging.
Het hof leidt uit de tot bewijs gebezigde bewijsmiddelen het navolgende af.
Om 19:43 uur wordt door verbalisanten gezien dat op een parkeerterrein van het Fletcher hotel te [plaats] de bestuurder van een Citroën met een Frans kenteken naar de Renault Clio van verdachte loopt. Gezien wordt dat aan de bijrijderszijde van die Renault een persoon uitstapt en dat deze samen met de bestuurder van de Citroën naar een Skoda met blauwe kentekenplaten (TAXI-platen) loopt die eveneens op het parkeerterrein staat geparkeerd. Vanuit de achterzijde van die Skoda halen beide personen ieder een doos welke vervolgens door hen op de achterbank van de Renault van verdachte wordt gezet. Verbalisanten herkennen verdachte als bestuurder van de Renault. Gezien wordt dat de Renault en de Citroën aansluitend om 19:48 uur van het parkeerterrein wegrijden. Nadat de Renault Clio zonder inzittenden is aangetroffen worden op de achterbank de dozen in beslaggenomen met daarin gripzakken met een totale hoeveelheid van 8.999 gram hennep.
Het hof hecht in het licht van hetgeen hiervoor uit de bewijsmiddelen is afgeleid geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij dacht dat er kleding in de dozen zat en dat hij geen wetenschap had van de daarin aanwezige hennep.
Zo wekt het bevreemding dat de vriend van verdachte niet de kleding in het hotel gaat ophalen maar dat in plaats daarvan twee dozen uit een auto met blauwe taxiplaten worden gehaald en dat bij het overladen van die dozen in de auto van verdachte ook nog een persoon uit een auto met een Frans kenteken is betrokken. Verder is opmerkelijk dat de kleding in dozen is verpakt, wat een zeer ongebruikelijke wijze is om kleding in op te bergen na een overnachting in een hotel. Verder valt op de handelingssnelheid waarmee de dozen worden overgeladen. Binnen vijf minuten zijn de dozen in de Renault van verdachte geladen en verlaten de Renault en de Citroën het parkeerterrein van het hotel. Naar het oordeel van het hof passen de vastgestelde feiten bij een drugsdeal die op het parkeerterrein wordt uitgevoerd en niet bij de verklaring van verdachte dat men daar was om kleding bij een hotel op te halen. De verdachte zou de naam hebben kunnen noemen van de vriend met wie hij naar het hotel is gereden of de naam van de vriend die woonde in het [appartementencomplex] waar verdachte zou zijn afgezet. Dan zou de verklaring van verdachte geverifieerd kunnen worden. Verdachte heeft echter de namen van deze beide personen niet willen noemen. Dit geeft te denken met name tegen de achtergrond van het justitiële verleden van verdachte dat gekenmerkt wordt door veroordelingen ter zake Opiumwetdelicten.
Zoals hiervoor aangegeven is het hof van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij geen wetenschap had van de hennep in de dozen ongeloofwaardig is en dat het niet anders kan zijn dan dat hij minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er hennep in plaats van kleding in de dozen zat die bij hem in de Renault werden geladen. Nu verdachte heeft verklaard de Renault te hebben bestuurd, heeft hij daarmee deze hennep opzettelijk vervoerd en is het ten laste gelegde bewezen.
Het andersluidende standpunt van de verdediging wordt verworpen.”