In deze zaak betreft het een hernieuwd beklag a.b.i. art. 552a Sv over beslag op 460 kg CLV03 (3-CMC) en 110 kg EU01 (N-ethylbutylon). Deze stoffen waren ten tijde van inbeslagneming niet verboden, maar zijn inmiddels wel strafbaar gesteld onder de Opiumwet. De rechtbank Noord-Holland had eerder de vordering van de officier van justitie tot onttrekking aan het verkeer afgewezen en het klaagschrift van de klaagster ongegrond verklaard. De klaagster heeft hiertegen cassatie ingesteld. De Advocaat-Generaal (A-G) adviseert de Hoge Raad om de klaagster niet-ontvankelijk te verklaren in het hernieuwde beklag, omdat het eerdere klaagschrift nog niet onherroepelijk was. De A-G wijst erop dat de rechtbank ten onrechte de klaagster ontvankelijk heeft geacht in het hernieuwde beklag, aangezien het cassatieberoep tegen de eerdere beschikking nog liep. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar hernieuwde beklag. De zaak illustreert de complexiteit van de rechtsgang rondom nieuwe psychoactieve stoffen en de toepassing van de relevante wetgeving.