2.2.2Volgens het proces-verbaal van de behandeling van het klaagschrift in raadkamer van 20 juni 2022 heeft de officier van justitie daar het woord gevoerd overeenkomstig het schriftelijk standpunt dat aan het proces-verbaal is gehecht. Dit standpunt houdt onder meer in:
“Uit onderzoek door het NFI is gebleken dat er sprake was van in het totaal:
- 110 Kg N-ethylbutylon
- 460 Kg 3-CMC
Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS)
Het NFI concludeert dat N-ethylbutylon en 3-CMC nieuwe psychoactieve stoffen (NPS’en) zijn. NPS’en zijn volgens het NFI substanties die als drugs worden gebruikt en niet zijn vermeld op de lijsten van de Opiumwet, maar voor de volksgezondheid wel een vergelijkbaar risico kunnen vormen als Opiumwetsubstanties. Voorts wordt opgemerkt dat 3-CMC wordt geïmporteerd ter vervanging van 3-MMC, een stof welke (sinds kort) onder de werking van de Opiumwet valt.
Zoals besproken in het proces-verbaal van bevindingen van het LFO bestrijken NPS een breed scala van stoffen met farmacologische eigenschappen en effecten die vergelijkbaar zijn met die van internationaal gecontroleerde drugs. Om niet-gereguleerde psychoactieve stoffen aan te duiden wordt veelal de term designerdrugs gehanteerd. Het gaat hierbij om gesynthetiseerde stoffen die de effecten van gecontroleerde drugs nabootsen, maar waarvan de chemische structuur zodanig gewijzigd is dat de bestaande (internationale) wetgeving kan worden omzeild.
Een aantal stoffen werden aanvankelijk als designerdrugs aangemerkt, maar vallen inmiddels onder het bereik van de Opiumwet, zoals bovengenoemde 3-MMC. Het kabinet werkt momenteel aan een breder verbod op designerdrugs. Wanneer een individuele designerdrug onder de Opiumwet wordt verboden, is het nu nog mogelijk dat drugsproducenten een nieuwe drug maken met een net iets andere samenstelling, waardoor die nieuwe drug weer legaal op de markt kan komen. Dit wordt een halt toegeroepen met het designerdrugsverbod, waarmee hele stofgroepen met dezelfde chemische basisstructuur onder de Opiumwet worden gebracht. Hierdoor wordt een hele groep veel voorkomende designerdrugs bij voorbaat verboden, ongeacht de specifieke samenstelling.
Gevaar
Uit het proces verbaal van bevindingen van het LFO blijkt dat de geneesmiddelen-, voedsel- en warenwetgeving vereist dat producten zijn voorzien van een duidelijk en nauwkeurig etiket waarop behalve de wijze van gebruik ook de mogelijke (gezondheids)risico’s staan vermeld. Dit om ongewenste schadelijke gezondheidseffecten te voorkomen.
Anders dan bij het produceren van synthetische drugs is voor het be- en verwerken van NPS geen laboratorium en proces technische-chemische kennis nodig. Veelal vindt het be- en verwerken van NPS plaats in kantoor en/of bedrijfsruimtes. Ingekochte NPS, veelal in poedervorm, worden bewerkt en/of verwerkt tot gebruikshoeveelheid. Na het be- en verwerken van de NPS tot gebruikershoeveelheden worden deze gedistribueerd.
Uit de bevindingen van LFO blijkt dat het be- en verwerken en distribueren van NPS, ondanks het feit dat het niet gereguleerde stoffen betreft, aanzienlijke risico's kan opleveren voor de gezondheid van de gebruiker. Het ontbreken van veiligheidsvoorzieningen, arbeidshygiëne alsmede een duidelijk en nauwkeurig etiket en/of bijsluiter waarop behalve de wijze van gebruik ook de mogelijke (gezondheid)risico’s staan vermeld onderbouwt dit. In de Nationale Drugs Monitor 2021 wordt vermeld dat ondanks de beperkte groep gebruikers in Nederland de NPS-markt de afgelopen jaren is toegenomen en daarmee het risico op (soms fatale) gevolgen voor de gezondheid.
Door een leverancier van NPS worden met het oogmerk van geldelijk gewin NPS verkocht ten behoeve van veelal inwendig gebruik. Deze NPS hebben farmacologische eigenschappen en effecten die vergelijkbaar zijn met die van internationaal gecontroleerde drugs en derhalve ook de mogelijke risico’s bij onzorgvuldig gebruik. In de bevindingen van LFO wordt opgemerkt dat bij inbeslaggenomen NPS doorgaans niet of nauwelijks een dergelijk etiket aanwezig is waarop de wijze van gebruik of (gezondheids)risico’s staan vermeld. Om de regels met betrekking tot etikettering te omzeilen, worden NPS veelal aangeboden als producten die niet voor menselijke consumptie bedoeld zijn. Dit om strafvervolging te voorkomen. In dergelijke gevallen zou kunnen worden gekeken naar artikel 174 van het Wetboek van Strafrecht.
Situatie [a-straat 1]
Uit de bevindingen van LFO blijkt dat in geen van de tonnen een productblad/chemical datasheet aanwezig was met daarop de chemische gegevens of veiligheidsaspecten (risico’s, eerste hulp e.d.). Dit terwijl dit bij legale chemische/farmaceutische producten wel het geval is. Ook waren de tonnen niet op een wijze opgeslagen waaruit direct kon worden opgemaakt welke stof het betrof, bijvoorbeeld in een box met daarop aantal, inhoud en veiligheids-gevaar symbolen. De wijze van opslag doet vermoeden dat de tonnen daar waren opgeslagen in afwachting van verder transport en/of verwerking.
In drie verhuisdozen met opschrift “3CL 20K” (handgeschreven) zaten per doos twee zwarte sealzakken met daarin een plastic zak met 3-CMC. Deze waren omgepakt in verhuisdozen zonder etikettering, safety sheets ed. In de nabijheid van de dozen stond een werktafel met een weegschaal en verpakkingsfolie. Achter in de ruimte werden aluminiumfolie, werkhandschoenen en witte overalls aangetroffen.
Beoordeling
Blijkens het klaagschrift is [klaagster] B.V. een bedrijf dat groothandel drijft in chemicaliën, aromatische grondstoffen en aanverwante producten en met dat doel diverse chemische grondstoffen importeert. Uit het bijgevoegde uittreksel van de KvK blijkt dat het hierbij zou gaan om industriële toepassing.
Uit het klaagschrift blijkt echter niet met welk doel de stoffen vanuit India zijn geïmporteerd en voor welk gebruik de stoffen bestemd zijn. Klaagster heeft in elk geval niet gesteld of onderbouwd dat bestemming van de inbeslaggenomen goederen industriële toepassing zou zijn.
Bij het Openbaar Ministerie is geen ander gebruik van de inbeslaggenomen goederen bekend dan menselijke consumptie. Uit de bevindingen van het NFI en LFO blijkt dat het in beide gevallen om een NPS gaat en de stoffen een gelijke werking hebben als middelen die onder de Opiumwet vallen.
De omstandigheden waaronder de stoffen zijn aangetroffen passen binnen het kader dat het LFO schetst rondom het gebrek aan veiligheidsmaatregelen en documenten bij het aantreffen van NPS in andere gevallen. Er waren geen productbladen aanwezig met daarop de chemische gegevens en veiligheidsaspecten vermeld, terwijl dit bij legale vergelijkbare producten wel het geval is, en de goederen waren niet op een wijze opgeslagen waaruit direct kon worden opgemaakt welke stof het betrof (met bijbehorende veiligheids- en gevaarsymbolen). Daarnaast is het opvallend dat een deel van de 3-CMC niet (meer) in fiberdrums zat, maar in verhuisdozen van Karwei. Ook werd een werktafel aangetroffen met daarop een weegschaal en verpakkingsmateriaal. Deze omstandigheden wijzen op het herverpakken van het product. Dit werd tijdens de inspectie bevestigd, [betrokkene] gaf aan dat het product door de klant werd overgepakt. Uit het proces-verbaal van bevindingen en bijgevoegde foto’s kan worden opgemaakt dat deze herverpakking niet op professionele wijze met bijbehorende veiligheidsmaatregelen plaatsvond. Ook deze omstandigheden plaatsen de situatie binnen het door LFO geschetste kader over het be- en verwerken en distribueren van NPS, er ontbreken veiligheidsvoorzieningen en voorwaarden op het gebied van (arbeids)hygiëne. Er is verder geen omstandigheid die doet vermoeden dat de producten na herverpakking voorzien zouden worden van een duidelijk en nauwkeurig etiket en/of bijsluiter waarop de wijze van gebruik of mogelijke (gezondheid)risico’s wordt vermeld. Ook in het klaagschrift wordt hierover niets opgemerkt.
Gezien de omstandigheid dat deze stoffen eigenschappen en effecten hebben die vergelijkbaar zijn met die van drugs en derhalve ook de mogelijke risico’s bij onzorgvuldig gebruik, is informatie over de wijze van gebruik of (gezondheids)risico’s essentieel. De inbeslaggenomen goederen zouden dan ook als gevaarlijke waren onder het bereik van art. 174 of art. 175 van het Wetboek van Strafrecht kunnen vallen, waarbij de importeur aansprakelijk kan zijn voor verkoop of aflevering van dergelijke waren. Verder wordt onderzocht of er sprake is van overtreding van wetgeving op het gebied van opslag, etikettering en/of vervoer van de chemicaliën (onder de WED of geneesmiddelen-, voedsel- en warenwetgeving). Het strafrechtelijk onderzoek loopt nog, het Openbaar Ministerie heeft mitsdien ook nog geen beslissing genomen over eventuele vervolging.
Ten overvloede moet worden opgemerkt dat doorlating van de stoffen door de douane de eigenaar niet vrijstelt van het nemen van maatregelen om de veiligheid rondom de stoffen te waarborgen. Dit staat dan ook niet in weg aan inbeslagname van goederen, nader onderzoek daaraan of vervolging als sprake blijkt te zijn van enig strafbaar feit.
De aard en de grote hoeveelheid van de aangetroffen stoffen, de manier van opslag en de indicaties dat sprake was van herverpakking zonder juiste etikettering, in samenhang met gebrek aan onderbouwing voor de bestemming, maakt dat het Openbaar Ministerie niet kan instaan voor professionele handel in en veilig gebruik van deze stoffen.
Conclusie
Het belang van strafvordering in de zaak tegen klaagster verzet zich tegen teruggave van de ter waarheidsvinding in beslag genomen goederen. Het is niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later de onttrekking aan het verkeer zal uitspreken. Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat de goederen gezien de gevaarzetting niet in het maatschappelijk verkeer kunnen terugkeren.
Het klaagschrift dient dan ook ongegrond te worden verklaard.”
2.2.3De beschikking van de rechtbank van 5 juli 2022 houdt onder meer in:
“In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert.
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken.
Op 20 april 2022 zijn de goederen inbeslaggenomen bij het bedrijf [A] B.V. onder de aldaar aanwezige [betrokkene] . Blijkens de kennisgeving van inbeslagneming is de reden van inbeslagname artikel 2/D Opiumwet, artikel 10/4 Opiumwet (Stof lijst I vervaardigen) en de grondslag artikel 94 lid 1 Wetboek van Strafvordering (de waarheid aan de dag brengen).
Monsters van de inbeslaggenomen goederen zijn onderzocht door het NFI en op 26 april 2022 rapporteert het NFI dat in het aangeboden onderzoeksmateriaal geen Opiumwetsubstanties zijn aangetoond. Verder rapporteert het NFI dat de goederen N-ethylbutylon en 3-CMC bevatten, welke stoffen zogenaamde nieuwe psychoactieve stoffen zijn. Het NFI rapporteert hierover: “NPS’en zijn substanties die als drugs worden gebruikt en niet zijn vermeld op de lijsten van de Opiumwet, maar voor de volksgezondheid wel een vergelijkbaar risico kunnen vormen als Opiumwetsubstanties.”
Nu de inbeslaggenomen goederen zijn onderzocht en de aangetroffen situatie ter plaatse is vastgelegd in processen-verbaal en fotografisch, is de grondslag van waarheidsvinding naar het oordeel van de rechtbank aan het beslag te komen vervallen.
Het belang van strafvordering verzet zich verder tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dit is het geval als het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen zal bevelen.
Het Openbaar Ministerie heeft in het kader van de onderhavige procedure aangevoerd dat nog wordt onderzocht of sprake is van overtreding van artikel 174 en 175 Sr, dan wel overtreding van wetgeving op het gebied van opslag, etikettering en/of vervoer van de chemicaliën (onder de WED of geneesmiddelen-, voedsel- en warenwetgeving). Echter, dit is sinds 26 april 2022 in onderzoek en heeft niet geleid tot een concreet en onderbouwd redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit.
Gelet op het ontbreken van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit en in het licht van de huidige stand van de wetgeving inzake zogenaamde NPS’en, is het niet waarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen zal bevelen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het beslag dient te worden opgeheven.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beklag gegrond en gelast de teruggave aan de klaagster van:
- 110 kilogram EU01 en
- 460 kilogram CLV03.”
2.3.1De rechtbank heeft vastgesteld dat op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) onder [betrokkene] beslag is gelegd op de in de beschikking van de rechtbank vermelde voorwerpen die volgens de klaagster voor haar, als importeur, bestemd waren en haar in eigendom toebehoren. Daarmee doet zich het geval voor dat een ander dan de beslagene stelt de rechthebbende te zijn en zich bij de rechtbank beklaagt over het voortduren van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave aan haar. In zo’n geval moet de rechter a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert en, zo nee, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de klaagster als deze redelijkerwijze als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering vordert onder meer het voortduren van het beslag als niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende strafrechter de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b lid 1, aanhef en onder 4º, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) in samenhang met artikel 552f Sv. Het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv draagt daarbij een summier karakter, mede omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de strafzaak of ontnemingszaak te geven oordeel.
2.4.2De rechtbank heeft vastgesteld dat het Nederlands Forensisch Instituut heeft gerapporteerd dat de inbeslaggenomen voorwerpen N-ethylbutylon en 3-CMC - zogenoemde nieuwe psychoactieve stoffen - bevatten en dat nieuwe psychoactieve stoffen substanties zijn die als drugs worden gebruikt en niet zijn vermeld op de lijsten van de Opiumwet, maar voor de volksgezondheid wel een vergelijkbaar risico kunnen vormen als Opiumwetsubstanties. In het licht daarvan en gelet op wat de officier van justitie in raadkamer heeft aangevoerd over onder meer de manier van opslag, de indicaties dat sprake was van herverpakking zonder juiste etikettering en van het ontbreken van productbladen met de chemische gegevens en veiligheidsaspecten - een en ander in verband met het nog lopende onderzoek naar een (mogelijke) overtreding van artikel 174 en/of 175 Sr, dan wel wetgeving op het gebied van opslag, etikettering of vervoer van chemicaliën - is het oordeel van de rechtbank dat een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit ontbreekt, niet zonder meer begrijpelijk.