ECLI:NL:PHR:2025:1278
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van uitspraak wegens onvoldoende bewijs van zwaar lichamelijk letsel na mishandeling
In deze zaak heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 24 mei 2024 het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant bevestigd, waarbij de verdachte was veroordeeld voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De verdachte, geboren in 1966, kreeg een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, met een proeftijd van twee jaren. De benadeelde partij had een vordering ingediend, maar de beslissing hierover werd door het hof opnieuw beoordeeld.
Namens de verdachte zijn er drie middelen van cassatie ingediend door advocaat D. Bektesevic. De benadeelde partij werd vertegenwoordigd door M.C. Bolkenbaas. Het eerste middel betrof de klacht dat uit de bewijsmiddelen niet kon volgen dat de mishandeling had geleid tot zwaar lichamelijk letsel, in dit geval een kaakfractuur. De politierechter had vastgesteld dat de verdachte op 4 mei 2022 de benadeelde partij in het gezicht had geslagen, wat leidde tot de kaakfractuur.
De conclusie van de procureur-generaal, D.J.M.W. Paridaens, was dat de bewezenverklaring onvoldoende was onderbouwd. De medische informatie die was ingediend, gaf aan dat er geen blijvend letsel was geconstateerd, wat de conclusie van zwaar lichamelijk letsel in twijfel trok. Het eerste middel werd gegrond verklaard, wat leidde tot de beslissing om de zaak terug te verwijzen naar het hof voor een nieuwe behandeling. De procureur-generaal merkte ook op dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat bij de nieuwe behandeling aan de orde kan worden gesteld.