ECLI:NL:PHR:2025:1129

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
24/01932
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van schuldwitwassen via bitcointransacties met criminele herkomst

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1966, veroordeeld voor het medeplegen van schuldwitwassen, meermalen gepleegd, door in de periode van 18 december 2014 tot 19 april 2017 bitcoins te verhandelen. De verdachte bood zijn diensten aan via Marktplaats, waar derden bitcoins konden inwisselen tegen contant geld, waarbij hij een fee ontving. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft vastgesteld dat een deel van de bitcoins afkomstig was van darknet markets, die vrijwel uitsluitend voor criminele transacties worden gebruikt. De verdachte is bij arrest van 3 mei 2024 veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 10.000,-. In cassatie zijn drie middelen van cassatie ingediend, waarbij de Procureur-Generaal concludeert tot vernietiging en terugwijzing. Het hof heeft geoordeeld dat 10,65% van de bitcoins die de verdachte heeft verhandeld, afkomstig is van misdrijf, en dat de verdachte geen verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van deze bitcoins. De zaak is complex door de betrokkenheid van darknet markets en de vraag of de verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van de bitcoins. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van het arrest en terugwijzing naar het hof voor een nieuwe behandeling.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer24/01932
Zitting11 november 2025
CONCLUSIE
P.H.P.H.M.C. van Kempen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
hierna: de verdachte

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 3 mei 2024 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle (parketnr. 21-005784-19) wegens “medeplegen van schuldwitwassen, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, evenals een geldboete van € 10.000,- subsidiair 85 dagen hechtenis. Voorts heeft het hof de teruggave aan de verdachte gelast van in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, een en ander zoals nader in het arrest is bepaald.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. T. Straten, advocaat in Maastricht, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.

2.Waar het in cassatie om gaat

2.1
De verdachte heeft in de periode tussen 18 december 2014 en 19 april 2017 gehandeld in bitcoins. Hij bood zijn diensten aan via Marktplaats. Mensen konden bij de verdachte bitcoins inwisselen tegen contant geld, waarbij de verdachte een “fee” ontving. De verdachte zette de bitcoins om in geld, liet deze geldbedragen uitkeren op bankrekeningen van hem en zijn partner en nam de bedragen contant op. De verdachte nam geen maatregelen om het handelen met malafide verkopers te voorkomen en deed geen onderzoek naar de identiteit van zijn handelspartners. Een deel van de ontvangen bitcoins bleek afkomstig van darknet markets. Het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen. In cassatie draait het om het oordeel van het hof dat de bitcoins en geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. Het eerste middel klaagt over de begrijpelijkheid van het oordeel van het hof dat het niet anders kan zijn dan dat het bedrag van € 382.828,58 van misdrijf afkomstig is, omdat het hof hieraan ten grondslag heeft gelegd dat het een feit van algemene bekendheid is dat darknet markets vrijwel uitsluitend worden gebruikt voor criminele transacties. Het tweede middel bestrijdt het oordeel van het hof dat 10,65% van het totale aantal bitcoins dat op de wallets van de verdachte is binnengekomen afkomstig is van darknet markets. Het derde middel klaagt over de schending van de inzendtermijn in cassatie.
2.2
Deze conclusie strekt tot verwerping van het eerste middel en houdt in dat het tweede en derde middel slagen.

3.Het eerste middel

3.1
Het middel bevat de klacht dat het oordeel van het hof dat het niet anders kan zijn dan dat het bedrag van € 382.828,58 van misdrijf afkomstig is, niet zonder meer begrijpelijk is, omdat het hof hieraan ten grondslag heeft gelegd dat het een feit van algemene bekendheid is dat darknet markets vrijwel uitsluitend worden gebruikt voor criminele transacties, terwijl dit geen feit van algemene bekendheid is en dit de mogelijkheid openlaat dat de bitcoins een legale herkomst hebben.
3.2
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op verschillende tijdstippen in de periode van 18 december 2014 tot en met 19 april 2017, te Landgraaf en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen meermalen aanzienlijke geldbedragen en aanzienlijke hoeveelheen bitcoin(s) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet, terwijl hij en zijn mededader(s) redelijkerwijs moesten vermoeden dat die geldbedragen en bitcoins geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;”
3.3
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de aanvulling op het bestreden arrest:
“1.
De verklaring van verdachteafgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 19 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat veel bevindingen uit het politieonderzoek niet ter discussie staan, zoals de bedragen in euro’s en bitcoins die ik verhandeld heb, het aantal transacties, de fee die ik vroeg, mijn werkwijze (de advertenties op marktplaats, het afspreken bij [D] ), et cetera.
Het klopt dat [medeverdachte 1] mij een provisie van 3% betaalde.
U vraagt me wat voor maatregelen ik nam om te voorkomen dat ik met criminelen handelde. Ik sprak tijdens kantooruren bij [D] af en vertelde mensen dat ik alles bijhield. Als ik geen goed gevoel bij iemand had dan ging ik weg. Ik kon niet de maatregelen nemen die een bank nam, dus ik moest het met deze maatregelen doen.
Legitimeren had naar mijn idee geen nut. Ik ging er van uit dat als kopers anoniem wilden blijven, ze niet naar [D] zouden komen.
U houdt me voor dat ik allerlei rekeningnummers had en dat er banken zijn die een melding hebben gedaan, die telefoongesprekken met me hebben gehad en die me per mail hebben gewaarschuwd, onder meer voor een hoog risico op witwassen. U vraagt me of dat voor mij geen signaal was. Niet direct.
In het begin vond ik het eng om het adres van mijn eigen wallet bij een exchange op te geven, dat is alsof je je bankgegevens geeft. Op een gegeven moment vond ik dat niet meer eng en konden de bitcoins rechtstreeks naar mijn wallet bij de exchange worden geboekt. In het begin gebruikte ik een tussenwallet, daarna maakte ik geen onderscheid meer.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van doorzoeking (als bijlage op pagina 49 ev van het proces-verbaal, genummerd 26Maywood / LERBB16003, Algemeen Dossier), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Op woensdag 19 april 2017 werd binnengetreden.
Aan de verdachte [verdachte] werd door mij, verbalisant, ons doel van binnenkomst uitgelegd.
Nadat ik verdachte had uitgelegd waarom wij zijn woning wilden doorzoeken en ik hem had aangegeven dat zijn bitcoins welke zich zouden bevinden in zijn account bij ‘ Kraken ’ in beslag genomen zouden worden, deelde de verdachte mij mede:
“Ik handel inderdaad in bitcoins. Ik koop deze in en verkoop ze weer. Ik heb meerdere klanten waarmee ik afspreek. Ik handel nu circa twee jaar in bitcoin. U vraagt me wie de klant is waarmee ik 37k aan bitcoints verhandeld heb. Ik kan u zeggen dat dit een onbekende klant voor mij is. Ik weet geen naam van deze persoon en heb hem ook niet naar zijn naam gevraagd. Ik weet eigenlijk van iedere klant niet hoe zij aan hun bitcoins gekomen zijn. Ik vind dat niet zo belangrijk.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 125 ev van het proces-verbaal, genummerd 26Maywood / LERBB16003, Zaaksdossier Witwassen), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Ik, verbalisant, heb een onderzoek ingesteld op
www.marktplaats.nl. Ik zag dat er halverwege de webpagina met resultaten een advertentie stond met als onderwerp “wilt u snel bitcoins kopen of verkopen, ik doe het voor u.” Ik zag dat de aanbieder van de advertentie een persoon genaamd “ [verdachte] ” uit [plaats] was en dat de advertentie op 4 oktober 2016 was geplaatst.
Beschrijving:
Wilt u snel bitcoins kopen of verkopen, ik doe het graag voor u.
Tot 6000 euro aan bitcoins hanteer ik de actuele koers plus of min 5%.
Boven 6000 euro aan bitcoins hanteer ik de actuele koers plus of min 4%.
Ik spreek enkel af tijdens kantooruren bij [D] in Landgraaf.
Ik zag dat het mobiele nummer bij contactvoorkeur “ [telefoonnummer 1] ” was en in de tekst “ [telefoonnummer 2] ”. Binnen het onderzoek is bekend dat het nummer “ [telefoonnummer 1] ” tenaamgesteld staat op [betrokkene 1] . Dit is de partner van [verdachte] waar hij mee gehuwd is en woont aan de [a-straat 1] te [plaats] . Het nummer “ [telefoonnummer 2] ” is een prepaid nummer.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van omvang bitcoin wisselingen door [verdachte] / [betrokkene 1] (als bijlage op pagina 341 ev van het proces-verbaal, genummerd 26Maywood / LERBB 16003, Zaaksdossier Witwassen), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als relaas van verbalisant [verbalisant 3]:
In het onderzoek is gebleken dat [verdachte] gebruik maakt van een drietal bitcoin exchanges, namelijk:
▪ [A Ltd]
▪ [B] Ltd
▪ [C]
Dit zijn online handelsplatformen waar cryptomunten, zoals de bitcoin, aan- en verkocht kunnen worden.
Bij de start van het onderzoek bleek dat de aanbieders van bitcoin deze boekten naar een door [verdachte] opgegeven bitcoin adres. Het gaat om een adres welke [verdachte] zelf heeft aangemaakt en niet te koppelen is aan een exchange. Vervolgens boekt [verdachte] de bitcoins door naar een adres welke aan zijn account bij een exchange is te koppelen. Voor deze transacties wordt een kleine fee betaald om deze versneld te kunnen uitvoeren. In een later stadium, januari 2017, liet [verdachte] de bitcoins rechtstreeks door zijn klanten naar het bitcoin adres boeken welke te liëren was aan zijn account bij de exchange.
Wanneer de bitcoins op zijn account binnenkwamen werden deze kort daarna omgezet naar de tegenwaarde in euro’s. De bitcoin exchange rekende hiervoor een kleine fee welke op het bedrag in mindering werd gebracht. Vervolgens werd het bedrag vanaf zijn account in één keer of in combinatie met met andere gewisselde bitcoin bedragen naar een bankrekening in Nederland of België geboekt. Ook voor deze handeling werd een kleine fee betaald. Vervolgens nam [verdachte] het geld contant op vanuit een betaalautomaat of fysiek bij een bankkantoor van de Regiobank.
De periode betreft die van 18 december 2014 (start bitcoin wisselingen) t/m 19 april 2017 (doorzoeking woning [verdachte] / [betrokkene 1] )
Banken
Zoals gesteld in de FIU meldingen werd er geld op de bankrekeningen van [verdachte] / [betrokkene 1] geboekt c.q. doorgeboekt waarna een bedrag contant werd opgenomen. De afschriften van bankrekeningen op hun naam zijn gevorderd en onderzocht op bijschrijvingen afkomstig van bitcoin exchanges.
Op deze bankrekeningen werd totaal € 3.594.634,56 geboekt afkomstig van bitcoin exchanges. Het gaat hier om gewisselde bitcoins naar euro’s die [verdachte] van derden heeft aangenomen. Vanaf hun bankrekening werd in totaal € 3.416.150,14 contant opgenomen. Daarnaast bleek dat totaal € 74.364,50 op enkele bankrekeningen werd gestort.
Bitcoin exchange
Totalen: totaal geboekte bitcoins op de drie accounts bij de exchanges:
10.084,5692 btc
Totaal geboekt bedrag van exchanges naar rekeningen en kaarten: € 3.714.304,56
Totaal contant opgenomen bedrag € 3.535.820,14
Tijdens de doorzoeking werd in de woning van [verdachte] / [betrokkene 1] een administratie aangetroffen waaruit bitcoin wisselingen blijken.
Uit de administratie blijkt dat er totaal 6.872,617713 bitcoins zijn geregistreerd als zijnde ingenomen door [verdachte] . Het aantal dient veel hoger te zijn daar er bij veel transacties de aantallen bitcoins niet zijn geregistreerd. Tevens blijkt dat er € 3.399.236,50 is betaald aan de aanbieders van de bitcoins (ook dit bedrag dient hoger te zijn i.v.m. het ontbreken van data). Als winst heeft [verdachte] € 100.592,38 geregistreerd.
In het onderzoek is gebleken dat enkele transacties van bitcoin wisselingen geen relatie hebben met de verdenking dat deze uit misdrijf afkomstig zijn.
Na verrekening van de in minderingen gebrachte bitcoins en bedragen in relatie tot bovenstaande is de totale uitkomst:
Bitcoin exchanges
Bedrag exchanges
Bedrag opnames
Totaal winst
10.067,3485 btc
€ 3.706.452,55
€ 3.535.820,14
€ 100.410,231
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 2046 ev van het proces-verbaal, genummerd 26Maywood / LERBB16003, Zaaksdossier Witwassen), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Vervolgens heb ik op donderdag 10 november (het hof begrijpt: 2016) tevens Chainanalysis gebruikt voor een diepere analyse van het opgegeven bitcoinadres van verdachte. Hieruit bleek dat de meeste bitcoins vanaf de blackmarket Alphabay komen en van nog onbekend gebleven personen.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal zaaksdossier witwassen (als bijlage op pagina’s 15 en 17 van het proces-verbaal, genummerd 26Maywood / LERBBI 6003, Zaaksdossier Witwassen), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als relaas van verbalisant [verbalisant 4]:
Binnen het onderzoek werd [medeverdachte 2] als verdachte van de internationale handel in verdovende middelen via het darkweb en witwassen aangehouden. [medeverdachte 2] kwam in beeld doordat hij bitcoins wisselde bij [verdachte] . De terechtzitting van verdachte [medeverdachte 2] vond plaats op 4 september 2018. Hierbij werd de verdachte veroordeeld ter zake de internationale handel in verdovende middelen en witwassen.
[verdachte] en [medeverdachte 2] wisselden vermoedelijk bitcoins voor een totaalbedrag van 214.925 euro. Enkele bitcoinwisselingen tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] volgden elkaar in hoog tempo op, tussen sommige bitcoinwisselingen zit slechts één of enkele dagen verschil. Ten aanzien van verdachte [medeverdachte 2] werd afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt ter zake internationale handel in verdovende middelen (hard drugs) over de periode oktober 2016 tot en met januari 2018. [medeverdachte 2] was als aanbieder van verdovende middelen actief op het darkweb en verkreeg op deze wijze zijn (illegale) bitcoins.
Binnen het onderzoek werd [medeverdachte 1] als verdachte van witwassen aangemerkt. [medeverdachte 1] kwam in beeld doordat hij bitcoins wisselde bij [verdachte] . Ten tijde van het vaststellen van de identiteit van [medeverdachte 1] bleek dat er reeds een opsporingsonderzoek draaide waarbinnen [medeverdachte 1] als verdachte van handel in verdovende middelen via het darkweb was aangemerkt. [verdachte] en [medeverdachte 1] wisselden in de periode december 2016 tot en met april 2017 vermoedelijk bitcoins voor een totaalbedrag van 76.070,93 aan euro’s.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte aanvullend proces-verbaal m.b.t. vragen advocatuur van verdachte [verdachte] (losbladig, genummerd 26Maywood-1069), gesloten en getekend op 8 mei 2019, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Met Alphabay wordt inderdaad de in 2017 offline gehaalde darkweb market bedoeld. Samen met een collega van Team High Tech Crime heb ik het bitcoinadres welke te koppelen was aan verdachte [verdachte] ingevoerd in het programma en zo gekeken waar de bitcoins vandaan kwamen en waarnaar ze verzonden werden. Ik zag dat de meeste bitcoins die naar deze rekening gestuurd zijn via exchangers, 89,35%, voornamelijk BTC-e was en via Darknet-markets 10,65%.
Van de darknet markets zag ik dat 94,16% van de bitcoins van de darkweb market Alpabay afkomstig waren.
8. Het in de wettelijke vorm opgemaakte aanvullend proces-verbaal van bevindingen (losbladig, genummerd 26Maywood-1074), gesloten en getekend op 13 april 2022, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Uit de administratie van verdachte [verdachte] bleek dat er op 12-4-2017 door een onbekende klant 33,3 bitcoin is ingeleverd en dat hiervoor 37.916,05 euro voor is betaald. Deze transactie heb ik opgezocht via blockchain com en zag dat er op 12-4-2017 om 23:07 uur een transactie van 33,3 bitcoin is overgemaakt naar de verdachte. Ik heb deze transactie ook in Chainanalysis bekeken. Dan zie je het volgende. Er wordt 33,34 bitcoin overgemaakt vanuit de Darkweb Market [...] naar de Wallet:
[wallet 1] . Vervolgens wordt er 33,34 bitcoin overgemaakt van deze wallet naar: [wallet 2] . Als laatste wordt er 33,4 bitcoin overgemaakt naar de wallet van verdachte [verdachte] bij Kraken .”
3.4
De bewijsoverwegingen van het hof houden in:

Overwegingen met betrekking tot het bewijs
[…]
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd. De raadsman heeft daartoe in de kern aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de bitcoins van misdrijf afkomstig zijn en dat, als dat wel zo zou zijn, verdachte van die herkomst geen wetenschap had. De handelswijze van verdachte en de omstandigheden van het geval zijn niet zodanig dat het niet anders kan dan dat de bitcoins uit misdrijf afkomstig zijn. Er zijn legio legitieme redenen te bedenken waarom klanten de bitcoins bij verdachte hebben omgezet in plaats van bij een exchange, met name in de begintijd van cryptocurrency. Op basis van het dossier kan evenmin worden vastgesteld dat een groot deel van de bitcoins uit drugshandel afkomstig is. De conclusies van de verbalisant over de herkomst van de bitcoins zijn niet inzichtelijk. Als het al zo zou zijn dat enkele van de bitcoins van het darkweb afkomstig zijn, dan betekent dat nog niet dat het niet anders kan zijn dan dat zij uit misdrijf afkomstig zijn. Als het hof van oordeel is dat de bitcoins wel uit misdrijf afkomstig zijn, heeft verdachte dat niet geweten en had hij dit evenmin redelijkerwijs moeten vermoeden. Verdachte dient te worden vrijgesproken.
Oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis of 420quater, eerste lid, onder a dan wel eerste lid onder b Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf”, kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Als de verdachte zo’n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Als zo’n verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Het hof zal het aan de verdachte ten laste gelegde verwijt aan de hand van dit kader beoordelen.
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte is in de periode tussen 18 december 2014 tot en met 19 april 2017 actief geweest als bitcoinhandelaar. Bij verdachte konden derden bitcoins inwisselen tegen contant geld. Hij bood zijn diensten aan middels een advertentie op Marktplaats, waar hij adverteerde met aan- en verkoop van bitcoins tegen de actuele koers plus 5% bij bedragen tot € 6.000,- en bij bedragen boven de € 6.000,- de actuele koers plus 4%. De verkopers boekten de bitcoins naar een van de ‘wallets’ van verdachte, waarna verdachte de bitcoins via online exchanges in euro’s omzette en liet uitkeren op een van de bankrekeningen van hemzelf of zijn echtgenote. De bedragen werden door verdachte contant opgenomen. De verkopers ontvingen van verdachte, na aftrek van de door verdachte gerekende ‘fee’, de waarde van de door hen overgeboekte bitcoins in contanten. Verdachte hanteerde een fee van 3% tot 5%. Verdachte trof de verkopers van de bitcoins daarvoor veelal bij [D] in Landgraaf. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij aanvankelijk de verkopers de bitcoins naar een tussenwallet liet boeken, maar dat hij na verloop van tijd geen onderscheid meer tussen zijn walIets maakte en de bitcoins ook rechtstreeks naar zijn wallets bij een exchange over liet boeken. Verdachte verklaarde daarnaast niet naar de herkomst van de bitcoins te hebben gevraagd wanneer verkopers daar niet zelf over vertelden en evenmin vroeg hij naar legitimatie of andere gegevens van de verkopers.
Ten aanzien van de bankrekeningen op naam van verdachte en zijn echtgenote werd nader onderzoek ingesteld. In totaal werd op de onderzochte bankrekeningen € 3.594.634,56 geboekt, afkomstig van bitcoin exchanges. Van de bankrekeningen werd in totaal € 3.416.150,14 contant opgenomen. Verdachte is door verschillende banken gewaarschuwd voor de grote risico’s die bitcoinhandel met zich brengt op het gebied van witwassen en bij een aantal banken zijn de rekeningen van verdachte om die reden opgeheven.
Uit het dossier is gebleken dat enkele van de verkopers van wie verdachte bitcoins kocht zijn veroordeeld voor het handelen in verdovende middelen via het darkweb. Uit onderzoek naar een van de wallets van verdachte kwam naar voren dat 10,65% van de bitcoins die naar die wallet zijn gestuurd van darknet markets afkomstig zijn. Ook is met betrekking tot een individuele transactie van 33,34 bitcoins – die naar een wallet van verdachte zijn overgemaakt door een onbekend gebleven verkoper, en vervolgens middels een exchange zijn omgezet in een bedrag van € 37.916,05 – gebleken dat die bitcoins afkomstig waren van de darkweb market [...] .
Het hof is van oordeel dat op grond van deze feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat 10,65% van het totaal dat verdachte van bitcoins naar euro’s heeft omgezet afkomstig is van misdrijf. Hoewel het percentage van 10,65% van bitcoins afkomstig van dark net markets slechts is onderzocht en gebleken ten aanzien van één van de wallets van verdachte, staat naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel vast dat dit percentage voor alle wallets van verdachte en daarmee voor het totaal van de op de bankrekeningen van verdachte geboekte bedragen gold. Daarbij betrekt het hof dat de onderzochte wallet voor een groot gedeelte van de ten laste gelegde periode in gebruik is geweest (13 maart 2015 tot 3 januari 2017), dat daarin een zeer groot gedeelte van het totaal door verdachte ontvangen aantal bitcoins (7185 bitcoins) is gestort en dat verdachte heeft verklaard bij het ontvangen van bitcoins geen onderscheid tussen zijn wallets te hebben gemaakt. Steun voor dat oordeel ziet het hof in de omstandigheid dat ook van het hiervoor genoemde bedrag van € 37.916,05, dat in een andere dan de onderzochte wallet werd gestort, is vastgesteld dat het (indirect) afkomstig was van een darknet market.
Van de darkweb market [...] is vastgesteld dat het ging om verkoop van verdovende middelen. De van deze market afkomstige bitcoins hebben dus een criminele herkomst. Het hof overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat darknet markets vrijwel uitsluitend gebruikt worden voor criminele transacties, zodat het ook ten aanzien van de bitcoins waarvan kan worden vastgesteld dat zij afkomstig zijn van (andere) darknet markets niet anders kan zijn dan dat deze een criminele herkomst hebben.
Het hof volgt de verdediging niet in de stelling dat uit de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] kan worden afgeleid dat er in en uit de wallet van verdachte bij de exchange Kraken .com door Kraken bitcoins zijn geboekt en dat daardoor de mogelijkheid bestaat dat op die wijze bitcoins afkomstig van het darkweb in de wallet van verdachte terecht zijn gekomen. Naar oordeel van het hof blijkt uit het dossier en de aanvullende processen-verbaal afdoende dat deze onbestede transacties slechts een administratieve handeling van de exchange Kraken .com betreft die niet van invloed zijn geweest op het vermogen van verdachte. De door de verbalisant getrokken conclusies hieromtrent zijn voldoende navolgbaar en het hof ziet geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid daarvan te twijfelen.
Ten aanzien van het overige deel van het omgezette bedrag van € 3.594.634,56 – anders gezegd: de overige 89,35% – kan naar het oordeel van het hof niet worden gesteld dat het niet anders kan zijn dan dat ook die bitcoins uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Door het openbaar ministerie is gewezen op de zogenaamde witwastypologieën die in 2017 door de Financial Intelligence Unit zijn opgesteld met betrekking tot virtuele betaalmiddelen. Specifiek de volgende typologieën worden door het openbaar ministerie van toepassing op het handelen door de verdachte geacht:
• de koper biedt zijn diensten aan via internet middels vraag- en aanbodsites;
• de koper stelt geen identiteit van de verkoper vast;
• de koper rekent in contanten af;
• de koper brengt een ongewoon hoog percentage wisselcommissie in rekening;
• de transactie vindt plaats in een (openbare) omgeving waar veel publiek aanwezig is waardoor het veiligheidsrisico voor de koper vermindert;
• een legale economische verklaring voor de wijze van omwisseling is niet aannemelijk;
• de omvang van de aangekochte virtuele betaalmiddelen is niet aannemelijk in relatie tot gemiddeld particulier gebruik;
• de koper is niet bij de Kamer van Koophandel en niet bij de Belastingdienst bekend voor het zijn van wisselinstelling.
Het hof is van oordeel dat er ontegenzeggelijk elementen van deze witwasindicatoren te herkennen zijn in het handelen van verdachte en de omstandigheden waaronder hij zijn handel bedreef. Anders dan het openbaar ministerie leidt dat het hof echter niet zonder meer tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het gehele omgezette bedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de fee die verdachte in rekening bracht wellicht hoger was dan bij een exchange, maar dat die fee niet dusdanig hoog was dat voor de aangekochte bitcoins een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Dat geldt temeer nu de handel van verdachte zich afspeelde in een periode waarin sprake was van een relatieve onbekendheid met het fenomeen cryptovaluta. Hoewel verdachte met zijn handelswijze een groot risico liep op het aankopen van bitcoins met een criminele herkomst – en dit risico zich ook ten aanzien van een deel van zijn handel heeft verwezenlijkt – acht het hof deze omstandigheden echter onvoldoende om mede op basis daarvan te kunnen oordelen dat het niet anders kan zijn dan dat het volledige bedrag aan omgezette bitcoins uit enig misdrijf afkomstig is.
Concluderend is het hof van oordeel dat voor wat betreft de bitcoins afkomstig van darknet markets vaststaat dat zij een criminele herkomst hebben. Dat geldt voor 10,65% van het totale bedrag van € 3.594.634,56; een bedrag van € 382.828,58. Naar het oordeel van het hof heeft verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven dat deze van darknet markets afkomstige bitcoins niet van misdrijf afkomstig zijn. Voor het overige deel van het omgezette bedrag is het hof van oordeel dat de feiten en omstandigheden waaronder verdachte handelde een vermoeden van criminele herkomst onvoldoende staven.
Het hof acht niet bewezen dat verdachte opzettelijk, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehandeld. Hoewel verdachtes handelen risicovol was, betekent dat nog niet dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een deel van de bitcoins afkomstig was van misdrijf. Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde. Het hof is wel van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat een deel van de bitcoins van misdrijf afkomstig was. Niet alleen is verdachte meermaals voor dit risico gewaarschuwd door banken, ook nam hij geen maatregelen om dit risico te ondervangen en deed hij in het geheel geen onderzoek naar de identiteit van de verkopers. Het hof is aldus van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen en zal verdachte veroordelen voor het subsidiair tenlastegelegde, te weten het medeplegen van meermaals schuldwitwassen.”
3.5
Het middel berust op een primair en een subsidiair argument. Het primaire argument houdt in dat het oordeel van het hof dat het een feit van algemene bekendheid is dat darknet markets vrijwel uitsluitend worden gebruikt voor criminele transacties van een onjuiste rechtsopvatting getuigt, althans onbegrijpelijk en/of ontoereikend is gemotiveerd, aangezien het bij een feit van algemene bekendheid gaat om gegevens waarvan de juistheid redelijkerwijs niet voor betwisting vatbaar is, terwijl de verdediging in de onderhavige zaak heeft bepleit dat darknet markets ook voor legale doeleinden worden gebruikt. Het feit zou dus wel vatbaar zijn voor betwisting. Subsidiair wordt bepleit dat het niet begrijpelijk is dat het hof heeft geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat de bitcoins die afkomstig zijn van darknet markets een criminele herkomst hebben, omdat het hof door het gebruik van het woord “vrijwel” de mogelijkheid heeft opengelaten dat bitcoins die afkomstig zijn van darknet markets een legale herkomst hebben.
3.6
Art. 339 lid 2 Sv houdt in dat feiten of omstandigheden van algemene bekendheid geen bewijs behoeven. Wat moet worden verstaan onder feiten of omstandigheden van algemene bekendheid heeft de Hoge Raad recent uiteengezet in HR 25 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:44, r.o. 2.3: [1]
“Van algemene bekendheid zijn die gegevens die ieder van de rechtstreeks bij het geding betrokkenen geacht moet worden te kennen of die hij zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen kan achterhalen. Voor algemene ervaringsregels geldt hetzelfde (vgl. HR 11 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0291, rechtsoverweging 3.2.1). Bij dergelijke feiten of omstandigheden gaat het in de regel om gegevens waarvan de juistheid redelijkerwijs niet voor betwisting vatbaar is (vgl. HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:522, rechtsoverweging 2.4).”
3.7
Het hof beschouwt het als een feit van algemene bekendheid dat “darknet markets vrijwel uitsluitend gebruikt worden voor criminele transacties”. Het door de verdediging bij pleidooi ingenomen standpunt dat darknet markets ook worden gebruikt voor legale transacties is hiermee verenigbaar gezien de woorden “vrijwel uitsluitend”. Van een betwisting van het feit van algemene bekendheid is dus geen sprake. Het primaire argument treft daarom wegens gebrek aan feitelijke grondslag geen doel.
3.8
Dat het “een feit van algemene bekendheid is dat darknet markets vrijwel uitsluitend gebruikt worden voor criminele transacties” heeft het hof ten grondslag gelegd aan zijn oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de bitcoins waarvan kan worden vastgesteld dat zij afkomstig zijn van (andere) [2] darknet markets een criminele herkomst hebben. De woorden “vrijwel uitsluitend” impliceren dat darknet markets niet altijd worden gebruikt voor criminele transacties. Uit deze algemene regel kan dus – anders dan het hof heeft gedaan – niet worden afgeleid dat het niet anders kan zijn dan dat van darknet markets afkomstige bitcoins een criminele herkomst hebben. De steller van het middel merkt dat in zijn subsidiaire punt terecht op. Overigens laat de overweging van het hof er ruimte voor dat op darknet markets verhandelde bitcoins wel altijd een criminele herkomst hebben, aangezien de niet-criminele transacties op darknet markets exclusief andere goederen kunnen betreffen, maar tot een zodanige vaststelling is het hof niet uitdrukkelijk gekomen.
3.9
Toch meen ik dat het hof toereikend heeft gemotiveerd dat het niet anders kan zijn dan dat van darknet markets afkomstige bitcoins een criminele herkomst hebben. Daartoe is van belang dat voor het bewijs dat een voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf” als bedoeld in art. 420bis e.v. Sr voldoende is dat het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Wanneer de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van een verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring worden verlangd dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Als zo’n verklaring uitblijft kan de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen over het bewijs. [3] In de onderhavige zaak heeft het hof vastgesteld dat de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat de van darknet markets afkomstige bitcoins niet van misdrijf afkomstig zijn. Een dergelijke verklaring mocht mijns inziens wel van de verdachte worden verlangd, omdat het door het hof gepresenteerde feit van algemene bekendheid een vermoeden oplevert dat de van darknet markets afkomstige bitcoins een criminele herkomst hebben. Gelet hierop is het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de van darknet markets afkomstige bitcoins een criminele herkomst hebben, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
3.1
Het middel faalt.

4.Het tweede middel

4.1
Het middel behelst de klacht dat het oordeel van het hof dat 10,65% van het totale aantal bitcoins dat op de wallets van de verdachte is binnengekomen afkomstig is van darknet markets en dus een criminele herkomst heeft, zonder nadere motivering ontoereikend is gemotiveerd.
4.2
In de onder 3.4 weergegeven bewijsoverwegingen heeft het hof vastgesteld dat uit onderzoek naar een van de wallets van de verdachte is gebleken dat 10,65% van de bitcoins die naar die ene wallet zijn gestuurd van darknet markets afkomstig is. [4] Voorts heeft het hof vastgesteld dat bij een individuele transactie van 33,34 bitcoins die naar een wallet van de verdachte zijn overgemaakt en door een exchange zijn omgezet in een bedrag van € 37.916,05, is gebleken dat die bitcoins afkomstig waren van een darknet market. [5] Het hof heeft geoordeeld dat 10,65% van het totaalbedrag dat de verdachte van bitcoins naar euro’s heeft omgezet afkomstig is van misdrijf. Volgens het hof staat buiten redelijke twijfel vast dat het percentage van 10,65% voor alle wallets van de verdachte geldt, ondanks dat slechts één van de wallets van de verdachte is onderzocht. Aan dit oordeel heeft het hof ten grondslag gelegd dat:
(i) de onderzochte wallet voor een groot gedeelte van de ten laste gelegde periode in gebruik is geweest (13 maart 2015 tot 3 januari 2017);
(ii) in de onderzochte wallet een zeer groot gedeelte van het totaal door de verdachte ontvangen aantal bitcoins is gestort (7.185 van de 10.084,5692 in totaal geboekte bitcoins);
(iii) de verdachte heeft verklaard dat hij bij het ontvangen van bitcoins geen onderscheid heeft gemaakt tussen zijn wallets;
(iv) het bedrag van € 37.916,05 waarvan ook is vastgesteld dat het (indirect) afkomstig was van een darknet market in een andere dan de onderzochte wallet is gestort.
Het hof heeft geconcludeerd dat € 382.828,58 van misdrijf afkomstig is, namelijk 10,65% van het totale bedrag dat op de bankrekeningen van de verdachte en zijn partner werd overgeboekt afkomstig van bitcoin exchanges (€ 3.594.634,56).
4.3
De door het hof in aanmerking genomen feiten en omstandigheden leveren mijns inziens weliswaar een vermoeden op dat naar de andere wallets van de verdachte eveneens bitcoins werden overgeboekt die afkomstig waren van darknet markets, maar dat van de naar deze wallets overgeboekte bitcoins ook daadwerkelijk 10,65% afkomstig was van darknet markets kan naar mijn oordeel niet uit deze feiten en omstandigheden worden afgeleid. Uit de door het hof gebruikte bewijsmiddelen volgt dit evenmin. Het oordeel van het hof dat 10,65% van het totaalbedrag dat de verdachte van bitcoins naar euro’s heeft omgezet, te weten € 382.828,58 afkomstig is van misdrijf, is gelet hierop niet zonder meer begrijpelijk en ontoereikend gemotiveerd. Het middel klaagt hierover terecht.
4.4
Dat het hof heeft overwogen dat de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat de van darknet markets afkomstige bitcoins niet van misdrijf afkomstig zijn, maakt dit niet anders. Dit zegt immers niets over de hoeveelheid van darknet markets afkomstige bitcoins in de andere wallets van de verdachte.
4.5
Ik heb mij nog afgevraagd of de verdachte een rechtens te respecteren belang heeft bij cassatie in verband met het slagen van dit middel. Bewezenverklaard is immers geen concreet aantal bitcoins of een specifiek geldbedrag, maar “aanzienlijke geldbedragen en aanzienlijke hoeveelheden bitcoin(s)”. Het hof heeft in het bestreden arrest echter onder meer het volgende overwogen over de strafoplegging:

Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig heeft gemaakt aan het meermaals medeplegen van schuldwitwassen gedurende een lange periode. Hij heeft gedurende deze periode op meerdere momenten bitcoins ingekocht tegen contanten, op een handelswijze die onder meer malafide verkopers aantrok, zonder maatregelen te nemen om het handelen met malafide verkopers te voorkomen en zonder enig onderzoek naar de identiteit van zijn handelspartners. Verdachte heeft in die periode voor een bedrag van in totaal € 382.828,58 tegen contanten bitcoins van criminele herkomst ingekocht. Door aldus te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het faciliteren van de aan het criminele vermogen onderliggende criminaliteit. Witwassen vormt bovendien een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de integriteit van het financiële handelsverkeer. Ook worden op deze manier inkomsten en vermogens onttrokken aan het zicht van de belastingdienst. Het kan niet anders dan dat de verdachte zich hierbij enkel heeft laten drijven door winstbejag, zulks ten koste van de samenleving.
[…]
Daarnaast acht het hof oplegging van een geldboete van € 10.000,- op zijn plaats. Verdachte heeft een groot bedrag witgewassen en over dat bedrag een fee ontvangen tussen de 3% en 5%. Nu verdachte heeft gehandeld uit financiële motieven en uit financieel gewin gepleegde criminaliteit niet mag lonen, overweegt het hof dat deze geldboete mede dient ter afroming van het door verdachte behaalde voordeel. De financiële draagkracht van verdachte, zoals die het hof is gebleken, staat niet aan het opleggen van een geldboete in de weg.”
4.6
Het hof heeft aldus in zijn overwegingen over de strafoplegging uitdrukkelijk aan de orde gesteld dat de verdachte voor een bedrag van in totaal € 382.828,58 tegen contanten bitcoins van criminele herkomst heeft ingekocht. Ook heeft het hof meegewogen dat de verdachte “een groot bedrag” heeft witgewassen. Gelet daarop kan niet worden uitgesloten dat het hof de omvang van het witgewassen bedrag heeft betrokken bij de strafoplegging.
4.7
De vraag is vervolgens of dit tot cassatie moet leiden. Het hof heeft vastgesteld dat in de onderzochte wallet een zeer groot gedeelte van het totaal door de verdachte ontvangen aantal bitcoins is gestort (7.185 van de 10.084,5692 in totaal geboekte bitcoins). Dit betekent dat 71% van de in totaal geboekte bitcoins in de onderzochte wallet is gestort. Het hof heeft verder geconcludeerd dat van het totale bedrag dat op de bankrekeningen van de verdachte en zijn partner werd overgeboekt (€ 3.594.634,56) in totaal 10,65% afkomstig is van bitcoin exchanges, oftewel € 382.828,58. Van dat bedrag is dan kennelijk zo’n 71% via de onderzochte wallet gegenereerd, hetgeen meebrengt dat het hof bij de strafoplegging mogelijk rond de 29% oftewel een bedrag van € 111.020,29 heeft betrokken waarvan onvoldoende uit de bewijsvoering blijkt. Gelet daarop kan mijns inziens niet worden gezegd dat de verdachte geen belang heeft bij cassatie.
4.8
Het middel slaagt.

5.Het derde middel

5.1
Het middel bevat de klacht dat de berechting van de betrokkene niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn, als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM, nu de inzendtermijn in cassatie is overschreden.
5.2
Op 16 mei 2024 is namens de betrokkene beroep in cassatie is ingesteld. De stukken van het geding zijn op 5 maart 2025 op de griffie van de Hoge Raad ontvangen. Dit brengt mee dat de inzendtermijn van 8 maanden is overschreden met meer dan 1,5 maand. Nu het tweede middel slaagt kan het tijdsverloop bij de nieuwe behandeling van de zaak door het hof aan de orde worden gesteld. [6]
5.3
Het middel slaagt.

6.Afronding

6.1
Het eerste middel faalt en kan worden afgedaan met toepassing van art. 81 lid 1 RO. Het tweede en het derde middel slagen.
6.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
6.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het hof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Zie o.a. ook HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:968, r.o. 3.7.1.
2.Hiermee wordt bedoeld andere darknet markets dan de darknet market [...] waarvan is vastgesteld dat het ging om verkoop van verdovende middelen.
3.Vgl. o.a. HR 24 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:984,
4.Dit volgt ook uit bewijsmiddel 7.
5.Dit volgt ook uit bewijsmiddel 8.
6.HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578,