Conclusie
1.Het cassatieberoep
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden, met aftrek van de tijd als bedoeld in art. 27 Sr, wegens:
Parketnummer 09-809054-161, subsidiair. “medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door zich en/of een ander gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd”
2. “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod”,
Parketnummer 09-818275-171, subsidiair. “medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door,
- zich of een ander trachten gelegenheid of inlichtingen te verschaffen tot het plegen van dat feit;
- anderen trachten te bewegen om dat feit te plegen of mede te plegen,
- anderen trachten te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen
en
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een voorwerp voorhanden hebben, waarvan hij weet dat dit bestemd is tot het plegen van dat feit”
2. “opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd”
3. “handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie”
Parketnummer 09-817118-182, subsidiair. “medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door zich en een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen”.
Daarnaast heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.
2.Bewezenverklaring, bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen
- anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s);
- onderhandeld met deze persoon over de aankoop van een hoeveelheid van 1000 kilo cocaïne en/of over de aankoop van een deel daarvan, te weten een hoeveelheid van 250 kilo cocaïne en;
- contact gehad met een tussenpersoon, te weten 170623 en een ontmoeting met 170623 georganiseerd met het doel om geld te tonen en;
- contact gehad met personen in Nederland over het verkopen van gedeelten van die grote hoeveelheid cocaïne en/of het verzamelen van het geld benodigd voor de aankoop van cocaïne;
- zijn, verdachtes, woning beschikbaar gesteld voor besprekingen en/of ontmoetingen over het verkopen en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne”
Op een gegeven moment moest ik van [medeverdachte] zeggen dat het geld geregeld zou worden. Dat was mijn enige taak. De tweede dag wist ik wel dat het over de invoer van cocaïne ging.
Ik hoor mijn raadsman zeggen dat niet wordt betwist dat de tapgesprekken die aan mij worden toegeschreven ook door mij zijn gevoerd.
Op donderdag 22 juni 2017 te 15.17 uur stuurde ik, verbalisant 170622 het volgende sms-bericht naar het telefoonnummer [telefoonnummer 2] : “Hallo ik heb je tel gekregen. Ik wil een afspraak maken namen [betrokkene 3] ”. Omstreeks 16.14 uur werd ik gebeld door een NN-man, de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Samengevat vertelde deze NN-man mij dat hij graag dezelfde dag nog een ontmoeting wilde. Ik vertelde dat dit moeilijk was en moest kijken, waarna ik zei dat ik hem terug zou bellen. In overleg met mijn begeleidingsteam werd besloten dat het contact met genoemde NN-man, gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] zou worden overgenomen door verbalisant 170623.
Ik, verbalisant 170623, kreeg opdracht van mijn begeleider om het contact van verbalisant 170622 over te nemen, contact op te nemen de NN-man, de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] en een afspraak te maken voor een ontmoeting op vrijdag 23 juni 2017.
Het telefonisch contact resulteerde uiteindelijk in een afspraak op vrijdag 23 juni 2017 te 19.30 in een woning op het adres [a-straat 1] te [plaats] .
Met betrekking tot de volledige inhoud van alle telefoongesprekken verwijzen wij naar de transcripties van de tapgesprekken in het dossier van het onderzoeksteam.
Op vrijdag 23 juni 2017 arriveerde ik, verbalisant 176023 in opdracht van mijn begeleidingsteam omstreeks 19:35 uur bij de woning, [a-straat 1] te [plaats] . Ik ontmoette in de omgeving op straat daar een NN1 persoon die zich aan mij voorstelde als [medeverdachte] . In de eerste kennismaking op straat bleek hij de gebruiker te zijn van telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Ik omschrijf deze man als volgt: Leeftijd plus minus 35/40 jaar oud; gekleurde huid; negroïde uiterlijk; bril dragend; zittend in een rolstoel. [medeverdachte] nam mij mee naar een woning op de [a-straat] nummer [1] waar ik binnen werd gelaten door een NN2 man die zich aan mij voorstelde met een naam gelijkende op “ [betrokkene 2] ”. Ik omschrijf deze persoon als volgt: Leeftijd ongeveer 30/35 jaar oud; gekleurde huid; Lengte ongeveer 180/185 cm; gekleed in een spijkerbroek met daarop een T-shirt met korte mouwen. Kort nadat ik binnen was gelaten zag ik dat er ook een vrouw en een klein meisje aanwezig waren in de woning. De vrouw bleek de partner te zijn van “ [betrokkene 2] ” en het meisje de dochter.
Ik werd de woning binnengeleid en nam plaats aan de eettafel die in de keuken stond. Er volgde een sociaal gesprek plaats waarin [medeverdachte] mij vertelde dat hij van Dominicaanse afkomst was en [medeverdachte] heette. Hij woonde al geruime tijd in Nederland en had een relatie met een Nederlandse vrouw en samen hadden zij een kind. “ [betrokkene 2] ” vertelde mij dat hij de bewoner was van het pand en daar samen met vrouw en kind woonde. [medeverdachte] noemde: “ [betrokkene 2] ” zijn “broer” en vertelde hem dat hij hem al geruime tijd kende en zaken met hem deed.
Verder werden de volgende zaken in tussentijds in mijn aanwezigheid besproken;
- de schietpartij die [medeverdachte] had meegemaakt en daarbij 5 maal in zijn rug was geschoten.
- Een ontvoering van 8 personen onder leiding van [medeverdachte] in verband met een “ripdeal”.
- [medeverdachte] die op twee personen in België had geschoten.
- Bezoeken naar Suriname, Colombia, Venezuela.
- contacten van “ [betrokkene 2] ” op Schiphol en de haven van Rotterdam, rescue teams in de haven aangestuurd door “ [betrokkene 2] ”.
- “ [betrokkene 2] ” vertelde tussentijds nog een verhaal over een “verklote” kilo waarbij hij het over de waarden 1.8 en 1.9 had.
[medeverdachte] vroeg aan mij of ik wist waarvoor ik gekomen was. Ik zei tegen [medeverdachte] dat ik wist wat ik kwam doen maar mij liet verassen wat de mannen mij gingen laten zien. [medeverdachte] zei tegen mij dat er een partij binnen zou komen van 1000 die verdeeld was in 250, 500 en 500. Ik zei tegen de mannen dat ik niet kon rekenen maar toch echt op 1250 uitkwam. [medeverdachte] reageerde hierop en zei dat de eerste lading van 250 kilo een test was aangezien het de eerste keer was dat men zaken deed met deze partijen. Ik zei tegen [medeverdachte] dat dit de reden was dat ik aanwezig was. “ [betrokkene 2] ” vertelde dat het geld inmiddels geregeld was en ik dit later te zien zou krijgen. Ik had tijdens het gesprek het gevoel gekregen dat dit moment niet vandaag zou zijn. Ik vroeg aan de mannen of ik het juist had dat deze ontmoeting even snuffelen was. De beide mannen beaamden dit en [medeverdachte] zei dat er maandag echt “gespeeld” zou worden. Ik vroeg aan [medeverdachte] wat dan maandag de bedoeling was. [medeverdachte] vertelde dat het geld getransporteerd was en dit hem 13 procent had gekost. Ik vroeg aan [medeverdachte] om hoeveel cash het dan zou gaan maandag. [medeverdachte] lachte hierop en zei dat ik dit aan mijn eigen mensen moest gaan vragen. Hij vervolgde met het feit dat er maandag werd aangetoond dat zij voor de 250 kilo die binnen zou komen kredietwaardig waren. “ [betrokkene 2] ” zei dat maandag het geld er zou zijn en wij samen gingen tellen, de geldtelmachine was aanwezig en na mijn goedkeuren zou het tot de overdracht gaan komen. We kwamen overeen dat ik maandag 26 juni de twee mannen opnieuw zou ontmoeten voor het tonen van een hoeveelheid geld. [medeverdachte] vertelde mij dat hij mij niet meer ging bellen met zijn privé nummer maar een prepaid nummer had waar hij zondag contact met mij zou opnemen. We spraken nog kort sociaal verder waarbij [medeverdachte] terloops vroeg of ik niet toevallig een paar kilo coke had liggen. Ik antwoordde dat ik nooit in de buurt van de coke kwam. [medeverdachte] en “ [betrokkene 2] ” zeiden tegen mij dat dit wel verstandig was. We ronden het gesprek af waarop ik omstreeks 21:05 uur het pand aan de [a-straat] verliet.
Op maandag 26 juni 2017 had ik, verbalisant 170623, telefonisch contact met [medeverdachte] waarin hij aangaf dat de afspraak niet door kon gaan die dag. Het telefonisch contact resulteerde uiteindelijk in de afspraak voor woensdag 28 juni
2017.
Op een gegeven moment ging de deurbel en “ [betrokkene 2] ” zei dat dit een van zijn mannen moest zijn en ging vervolgens naar buiten.
[medeverdachte] zei tegen mij dat hij zich moest verontschuldigen aangezien dit niet zijn manier van werken was. Hij vertelde mij dat men aan de andere kant nerveus werd aangezien zij moesten oppassen voor de politie, militairen en de Guerrilla's die een gevaar op konden leveren voor de 1200 kilo coke die daar op zee lagen voor de kust. Ik zei tegen [medeverdachte] dat dit zeker een fors aantal kilo's was en begreep dat men er vanaf wilde. “ [betrokkene 2] ” was inmiddels teruggekeerd en zei tegen ons, nog even geduld en het word geregeld. [medeverdachte] zei tegen “ [betrokkene 2] ” dat ik al twee uur zat te wachten en dit niet professioneel vond en er mensen nerveus werden met de 1200. “ [betrokkene 2] ” vroeg aan [medeverdachte] dat hij toch had gezegd dat de partij groter was. Ik hoorde [medeverdachte] antwoordden dat het 5000 kilo was maar de rest al weg was. Intussen hoorde ik allerlei verschillende tonen van telefoons en [medeverdachte] en “ [betrokkene 2] ”, en ik zag dat zij hier aandacht aan gaven. [medeverdachte] had intussen nog een whatsapp gesprek met “ [betrokkene 1] ”. Na dit gesprek vroeg [medeverdachte] aan “ [betrokkene 2] ” hoe het nu verderging verlopen. “ [betrokkene 2] ” zei dat er een nummertje geregeld werd en vervolgens na het telefoontje ik het geld kon zien, er een foto van kon maken van de piramide hier op tafel en ik het verlossende belletje kon doen en het dan geregeld was. [medeverdachte] zei dat hij een broodje ging eten en een frisse neus ging halen en vertrok uit de woning. Op een gegeven moment werd er opnieuw aangebeld en “ [betrokkene 2] ” verliet het vertrek en kwam na geruime tijd weer terug de woning in. Na overleg met mijn begeleidingsteam deed ik het voorstel aan “ [betrokkene 2] ” om te vertrekken en ik terug zou komen na een belletje van hem of [medeverdachte] , dat het geregeld was.
Op woensdag 28 juni 2017 omstreeks 17:20 uur verliet ik de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] .
Op woensdag 28 juni 2017 omstreeks 19:21 heb ik telefonisch contact opgenomen met [medeverdachte] en gevraagd naar de stand van zaken. [medeverdachte] zei dat hij nog in afwachting was en mij dit zo snel mogelijk liet weten.
In overleg met mijn begeleider heb ik contact opgenomen met [medeverdachte] om hem mede te delen dat ik tot 20:15 uur zou wachten. Als dan niet bekend zou zijn dat het geld dan getoond kon worden, dan zou ik vertrekken. [medeverdachte] gaf mij hierin gelijk en zei dat hij dan ook zou vertrekken.
Vervolgens toonde ik deze foto's aan pseudodienstverlener 170623. Ik hoorde dat hij bij het tonen van de eerste foto zei: “Ik herken op deze foto duidelijk de man uit de rolstoel, de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en die zich “ [medeverdachte] ” noemde.”
Bij het tonen van de andere foto hoorde ik dat hij zei:
“Ik herken deze foto van de andere man tijdens mijn ontmoeting in de woning, die “broer” werd genoemd. Het is dan wel een foto van langere tijd geleden, maar ik herken hem wel.”
De tweede foto die ik aan pseudodienstverlener 170623 toonde bleek van [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.
V: Wat bedoel je met je opmerking(punt 6) “ [verdachte] is er ook bij betrokken. Hij is ook een bemiddelaar. Hij wist wie het geld zou hebben..” Wat is zijn betrokkenheid dan en van wie zou [verdachte] het geld krijgen dan?
A: Ik weet zijn betrokkenheid verder niet. Alleen dat [verdachte] de afnemers van coke in Nederland geregeld heeft. Ik heb dat zelf uit de mond van [verdachte] gehoord, anders ga ik ook niet bellen om het één en ander te regelen.
3.Het verweer ex art. 359a Sv en de verwerping daarvan
4.Het middel
b. 23 juni 2017 – Het contact is overgenomen door WOD’er 170623 (hierna: de WOD’er). Deze WOD’er maakt een afspraak voor een ontmoeting met [medeverdachte] op 23 juni 2017. Op die dag vindt een ontmoeting plaats tussen de verdachte, [medeverdachte] en de WOD’er. Afgesproken wordt dat het geld op 26 juni 2017 getoond zal worden.
c. 25 juni 2017 – De WOD’er heeft telefonisch contact met [medeverdachte] om de afspraak van 26 juni 2017 te bevestigen.
d. 26 juni 2017 – Door de officier van justitie wordt een bevel stelselmatige informatie-inwinning ex art. 126j Sv afgegeven. Op deze dag heeft de WOD’er opnieuw telefonisch contact met [medeverdachte] . [medeverdachte] geeft in het telefoongesprek aan dat de afspraak niet door kan gaan. Het contact resulteert in een nieuwe afspraak op 28 juni 2017.
Artikel 126i lid 1-3 Sv“1. In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar:
a. goederen afneemt van de verdachte,
b. gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk, door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk afneemt van de verdachte, of
c. diensten verleent aan de verdachte.
b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld;
c. de aard van de goederen, gegevens of diensten;
d. de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven, daaronder begrepen strafbaar gesteld handelen, en
e. het tijdstip waarop, of de periode waarbinnen aan het bevel uitvoering wordt gegeven.”
Art. 126j lid 1 Sv“In geval van verdenking van een misdrijf kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar als bedoeld in de artikelen 141, onderdelen, b, c en d, en 142, zonder dat kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar, stelselmatig informatie inwint over de verdachte. “
burgerpseudokoop en -dienstverlening en omvat art. 126q de mogelijkheid tot het geven van een bevel tot pseudokoop en -dienstverlening in het geval er een vermoeden bestaat van georganiseerde criminaliteit.
pseudoligt besloten dat de opsporingsmethode gepaard gaat met misleiding: kenmerkend aan de pseudokoop en -dienstverlening is dat de opsporingsambtenaar zijn ware identiteit verhult en zich voordoet als iemand anders. Ook bij infiltratie (126h Sv) en stelselmatige informatie-inwinning (126j Sv) is sprake van misleiding. Voornoemde opsporingsmethoden onderscheiden zich van elkaar door de mate waarin de opsporingsambtenaar zich in (het begaan van) de strafbare feiten mengt. Bij infiltratie neemt de opsporingsambtenaar deel aan, of verleent hij medewerking, aan de groep waarbinnen wordt vermoed dat misdrijven worden beraamd of gepleegd. Er is kort gezegd sprake van ‘meedoen aan strafbaar gedrag.’ [13] Infiltratie is ingrijpender dan pseudokoop of -dienstverlening: dat blijkt uit de voorwaarden waaronder infiltratie is toegestaan (zie art. 126h lid 1 Sv), maar ook uit het feit dat pseudokoop of -dienstverlening een onderdeel kan vormen van een infiltratieactie, zonder dat daarbij een apart bevel in de zin van art. 126i Sv hoeft te worden gegeven. [14] Ook bij pseudo-koop of -dienstverlening is de opsporingsambtenaar bevoegd om strafbare feiten te plegen. Dit is niet toegestaan bij het stelselmatig inwinnen van informatie. [15]
voorof
namensde verdachte. Doorslaggevend lijkt mij of met de pseudodienstverlening een belang van de verdachte is gediend, en of de opsporingsambtenaar het begaan van het strafbare feit dat de verdachte voor ogen had, heeft gefaciliteerd.