ECLI:NL:PHR:2025:1048

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
23/03802
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het hof Den Haag inzake straatroof van Rolex-horloge met terugwijzing voor herbehandeling

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1998, veroordeeld door het gerechtshof Den Haag voor diefstal met geweld, gepleegd op 27 augustus 2021. De verdachte heeft samen met een ander een Rolex-horloge van de aangever afgenomen, waarbij geweld is gebruikt tegen zowel de aangever als zijn vrouw. De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken, maar het hof heeft in hoger beroep de bewezenverklaring vastgesteld op basis van verschillende bewijsstukken, waaronder getuigenverklaringen, ANPR-gegevens en telecomgegevens. De verdediging heeft cassatie ingesteld, waarbij twee middelen zijn voorgesteld: het eerste middel betreft de onvoldoende onderbouwing van de bewezenverklaring, en het tweede middel betreft de overschrijding van de inzendtermijn. De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat het eerste middel slaagt, omdat de bewijsvoering niet voldoende is om de betrokkenheid van de verdachte bij de straatroof vast te stellen. Het tweede middel slaagt eveneens, omdat de redelijke termijn is overschreden. De conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing naar het hof Den Haag voor herbehandeling.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/03802
Zitting30 september 2025
CONCLUSIE
V.M.A. Sinnige
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 29 september 2023 door het gerechtshof Den Haag [1] wegens “diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. [2] Voorts heeft het hof beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen en aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals nader in het arrest omschreven.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. J. Kuijper, advocaat in Amsterdam, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
1.3
Het eerste middel komt op tegen de bewezenverklaring. Het tweede middel klaagt over een overschrijding van de inzendtermijn in cassatie.

2.Het eerste middel

2.1
Het middel behelst de klacht dat de bewijsvoering niet redengevend is voor de bewezenverklaring en de bewezenverklaring daarmee onvoldoende met redenen is omkleed.
De bewijsvoering door het hof
2.2
Ten laste van de verdachte heeft het hof bewezen verklaard dat:
“hij op 27 augustus 2021 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander een horloge (Rolex), dat aan [aangever ] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen genoemde [aangever ] en [aangeefster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken door (meermalen)
- die [aangever ] met kracht vast te pakken en tegen de grond te werken en
- in het gezicht van die [aangever ] te trappen en te slaan en
- tegen het hoofd van die [aangeefster] te slaan en
- naar die [aangever ] te roepen: “Horloge, horloge!”.”
2.3
Het hof heeft voorts overwogen:
“Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof het volgende vast.
Op 27 augustus 2021 omstreeks 22.39 uur kwam [aangever ] samen met zijn vrouw [aangeefster] aan bij zijn woning aan de [a-straat 1] te [plaats] . Nadat zij uit de auto waren gestapt sprong er een persoon op [aangever ] . Toen [aangever ] zich verzette, kwam er een tweede persoon naar hem toe. [aangever ] lag op de grond en een man zat op hem die meermalen “Horloge, horloge” riep. Uiteindelijk is [aangever ] van zijn horloge van het merk Rolex beroofd. Tijdens de overval zijn er geweldshandelingen jegens [aangever ] en [aangeefster] verricht. [aangeefster] heeft een klap op de zijkant links van haar slaap gekregen. [aangever ] is – terwijl hij op de grond lag – meermalen in zijn gezicht geslagen en getrapt.
[aangever ] heeft de volgende signalementen van de daders opgegeven:
- Dader 1: een Antilliaanse man, een dikkere man, niet afgetraind en kleiner dan 1.87 meter. Deze dader riep om het horloge.
- Dader 2: deze dader was dun en meer afgetraind. Hij had ongeveer dezelfde lengte als dader 1. Deze dader heeft de geweldshandelingen verricht. Waarschijnlijk is deze dader ook Antilliaans.
Korte tijd na de overval heeft [aangever ] zijn auto naar een garagebedrijf gebracht. Ter plaatse bij het garagebedrijf is een onderzoek aan de auto van [aangever ] ingesteld en is onder de auto een magnetisch baken, een GPS-tracker van het merk Tristar, aangetroffen.
Voor beantwoording van de vraag of de verdachte een van de twee daders van de overval is geweest, acht het hof het volgende van belang.
Voorafgaande aan 27 augustus 2021
De [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 4 augustus 2021, drie weken voor de overval, omstreeks 19.30 uur zijn auto parkeerde tegenover zijn woning aan de [b-straat 1] te [plaats] en dat hij op dat moment een hem onbekende manspersoon zag staan, die vervolgens in een grijs voertuig voorzien van het [kenteken] stapte. De man bleef enige tijd zitten en liep vervolgens weg in de richting van [...] . De persoon kon hij omschrijven als een donkergekleurde manspersoon van ongeveer 25 jaar oud.
De [getuige 2] heeft verklaard dat zij de persoon, zoals omschreven door [getuige 1] , in de periode tussen 4 augustus 2021 en 20 augustus 2021 een aantal malen heeft gezien. Telkenmale werd het voertuig voorzien van het [kenteken] op dezelfde plek geparkeerd, aan de overzijde van de woning aan de [b-straat 1] . De getuige heeft de personen die bij dit voertuig hoorden omschreven als donkergetinte personen, van halverwege 20 jaar oud. Zij heeft deze personen voor het laatst op 19 of 20 augustus 2021 gezien en de mannen waren toen een half uur tot drie kwartier weggelopen in de richting van de [...] , waar [aangever ] met zijn vrouw [aangeefster] woonachtig is.
Uit onderzoek is gebleken dat het [kenteken] in augustus 2021 op naam van de verdachte stond en dat de verdachte het [telefoonnummer 1] in gebruik had. De verdachte heeft dit op de terechtzitting in eerste aanleg ook erkend.
Van het [telefoonnummer 1] zijn de historische verkeersgegevens opgevraagd. Uit deze gegevens blijkt dat de verdachte over in zes maanden (14 april 2021 tot en met 14 oktober 2021) vele contactmomenten heeft gehad. Zo heeft hij ongeveer 500 contactmomenten met het [telefoonnummer 2] (het telefoonnummer van zijn neef), 325 contactmomenten met het [telefoonnummer 3] , 230 contactmomenten met het [telefoonnummer 4] en ongeveer 400 contactmomenten met het [telefoonnummer 5] (het telefoonnummer van zijn vriendin) gehad.
In de periode 24 juni 2021 tot en met 24 september 2021 was deze telefoon dagelijks in gebruik. Er was op alle dagen, geen dag uitgezonderd, sprake van in- en uitgaande gesprekken. Daarnaast was er sprake van nagenoeg iedere dag uitgaand dataverkeer alsmede inkomende en uitgaande SMS.
Uit de historische verkeersgegevens volgt voorts dat de telefoon op 2, 4, 13, 14 en 15 augustus 2021 gebruik heeft gemaakt van de zendmast [...] . De zendmast [...] bestrijkt het gebied van de [...] en de [...] te [plaats] .
Uit mutatierapporten komt ook naar voren dat de verdachte op 8 mei 2021, 27 mei 2021 en 1 juni 2021 de bestuurder was van de Seat Ibiza, kleur grijs, voorzien van het [kenteken] . Op eerst- en laatstgenoemde datum werd in die auto een GPS-tracker/baken (op 8 mei 2021 van het merk Tristar met verpakkingsdoos) aangetroffen.
Op 27 augustus 2021
Door de politie is nader onderzoek verricht naar de ANPR-gegevens van het [kenteken] op 27 augustus 2021. Uit de verstrekte gegevens is gebleken dat de Seat met dit kenteken op 27 augustus 2021 om 21.56 uur is gesignaleerd op de [...] tor hoogte van de [...] rijdende van noord naar zuid, om 22.47 uur passeerde op de [...] ter hoogte van [...] te [plaats] rijdende in de richting van [plaats] en om 23.15 uur op de [...] wederom ter hoogte van de [...] werd aangetroffen, rijdende en nu van zuid naar noord. Bij vergelijking van de locaties en de tijdstippen van de historische verkeersgegevens is gebleken dat ook de telefoon in gebruik bij de verdachte precies de locaties/route van dit voertuig volgt.
Zo is naar voren gekomen dat op 27 augustus 2021 de telefoon van de verdachte zich vanuit [geboorteplaats] via de [...] naar [plaats] verplaatste. De telefoonlocaties [...] , [...] en de [...] te [plaats] zijn zendmasten gelegen langs de route van [geboorteplaats] naar de [...] . Om 22.11 uur straalde de telefoon de mast op de [...] in [plaats] aan. Dat is op enkele kilometers afstand van de [...] in [plaats] . Het eerstvolgende moment dat de telefoon een zendmast aanstraalde was omstreeks 22.51 uur, dat was een mast op [...] in [plaats] . De overval heeft omstreeks 22.40 uur plaatsgevonden. De afstand van de [...] naar [...] kan volgens Google Maps worden afgelegd in 11 minuten.
Op camerabeelden van de woning aan de [b-straat 2] in [plaats] is door een verbalisant waargenomen dat op 27 augustus 2021 te 22.42 uur een voertuig vanuit de richting van de [...] gereden komt en dat dit voertuig voorzien is van een panoramadak. Op foto’s van de ANPR-gegevens valt waar te nemen dat het voertuig, een donkergrijze Seat Ibiza, met het [kenteken] voorzien is van een panoramadak.
Uit onderzoek is verder naar voren gekomen dat het [telefoonnummer 1] op de avond van de overval zowel om 21.07 uur als om 22.51 uur contact heeft gehad met de neef van de verdachte en vervolgens om 23.02 uur contact heeft gehad met de vriendin van de verdachte. De telefoon behorende bij voornoemde nummer was voorzien van een vergrendelcode.
Conclusie
Voornoemde feiten en omstandigheden – in onderlinge samenhang bezien – maken dat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte een van de twee daders van de overval is geweest. Het hof acht in dit verband van belang dat de auto van de verdachte voorafgaande aan de overval meermalen in de buurt van de woning van [aangever ] is gesignaleerd en dat de telefoon van de verdachte meermalen een zendmast heeft aangestraald die het gebied van de woning van [aangever ] en [aangeefster] bestrijkt. Tevens zijn de ANPR-gegevens van de auto van de verdachte, die een bepaalde route hebben opgeleverd, rondom het tijdstip van de overval in lijn met de zendmastgegevens van het aan de verdachte toebehorende telefoonnummer. Hoewel de door [aangever ] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] opgegeven signalementen niet echt onderscheidende kenmerken bevatten, past het uiterlijk van de verdachte wel degelijk in deze signalementen. De verdachte was ten tijde van de overval immers 22 jaar oud, heeft een Kaapverdiaanse achtergrond en heeft zoals het hof uit het persoonsdossier heeft kunnen vaststellen een donkergetinte huidskleur. Daarbij komt dat de auto van de verdachte voorzien is van een panoramadak, welk onderscheidende kenmerk eveneens is waargenomen bij de auto die blijkens de camerabeelden zeer kort na de overval uit de richting van de straat van [aangever ] gereden komt. Tot slot is er tijdens twee controles in de auto van de verdachte, waarbij hij telkens als bestuurder van de auto optrad, een GPS-tracker/baken aangetroffen. Dit bleek in ieder geval op 8 mei 2021 een GPS-tracker te zijn van hetzelfde merk als de GPS-tracker die onder de auto van [aangever ] is gevonden.
Het door de verdachte gepresenteerde alternatieve scenario dat hij zijn auto op de dag van de overval zou hebben verhuurd en dat hij zijn telefoon altijd in zijn auto zou achterlaten teneinde te kunnen achterhalen waar zijn auto zich bevindt, verwerpt het hof. De verdachte is in een laat stadium, namelijk eerst op de terechtzitting in eerste aanleg, met dit alternatieve scenario gekomen. Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte namelijk nog verklaard dat het zo kon zijn dat zijn telefoon “toevallig net in de auto lag toen die werd verhuurd”. Maar bovenal vindt het alternatieve scenario zijn weerlegging in het dossier, doordat de telefoon in de periode rondom de overval zeer frequent door de verdachte werd gebruikt voor gespreksverkeer, de telefoon kort vóór en na de overval contact had met bekenden van de verdachte (zijn neef en zijn vriendin) en de telefoon was voorzien van een vergrendelcode. Niet is gesteld noch is gebleken is dat de verdachte de code voor ontgrendeling van zijn telefoon aan een ander ter beschikking heeft gesteld dan wel dat zijn telefoon door een ander dan hemzelf werd gebruikt. Daarbij komt dat de verdachte niet heeft aangeduid noch met stukken heeft onderbouwd aan wie hij zijn auto op de dag van de overval zou hebben verhuurd. Het hof stelt de verklaring van de verdachte op dit punt dan ook als ongeloofwaardig terzijde.”
De bespreking van het middel
2.4
Op 27 augustus 2021 omstreeks 22.39 uur kwamen [aangever ] en zijn vrouw [aangeefster] met de auto aan bij hun woning aan de [a-straat 1] in [plaats] . Op het moment dat zij uitstapten, is [aangever ] door twee mannen aangevallen en met geweld van zijn Rolex-horloge beroofd. In de worsteling die ontstond is ook geweld gebruikt tegen [aangeefster] . Kort na de overval is onder de auto van de aangevers een GPS-tracker van het merk Tristar aangetroffen. De verdachte wordt verweten dat hij een van de twee daders is van deze straatroof.
2.5
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van het medeplegen van diefstal met geweld, omdat naar het oordeel van de rechtbank niet is komen vast te staan dat de verdachte een van de twee mannen is geweest die het horloge met geweld heeft weggenomen.
2.6
In hoger beroep is het hof wél tot een bewezenverklaring gekomen. Samengevat heeft het hof daarbij – naast hetgeen hiervoor onder 2.4 staat vermeld – de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking genomen:
- een auto met hetzelfde kenteken als de auto van de verdachte is blijkens getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] in de drie weken voor de overval meermaals gezien op de [...] in [plaats] [3] ;
- in diezelfde periode heeft de telefoon van de verdachte op meerdere dagen de zendmast [...] aangestraald, die onder meer het woonadres van de aangevers bestrijkt, alsook de [...] ;
- op 8 mei 2021 en 1 juni 2021 is in de auto van de verdachte een GPS-tracker/baken aangetroffen. Op 8 mei 2021 betrof dit een tracker van het merk Tristar met verpakkingsdoos;
- uit de ANPR-gegevens blijkt dat de auto van de verdachte op de avond van de overval om 21.56 uur is gesignaleerd op de [...] ter hoogte van de [...] rijdende van noord naar zuid, om 22.47 uur passeerde op de [...] ter hoogte van [...] te [plaats] rijdende in de richting van [plaats] en om 23.15 uur op de [...] wederom ter hoogte van de [...] werd aangetroffen, rijdende en nu van zuid naar noord;
- de telefoon van de verdachte volgde die avond precies de locaties/route van de auto van de verdachte;
- de telefoon van de verdachte heeft om 22.11 uur een mast op enkele kilometers afstand van de [...] aangestraald en om 22.51 uur – ongeveer elf minuten na de straatroof omstreeks 22.40 uur – een mast aan [...] in [plaats] ;
- de afstand tussen de [...] en [...] kan volgens Google Maps worden afgelegd in elf minuten;
- op camerabeelden van een woning op de [...] [4] is te zien dat een auto met een panoramadak – waarvan de auto van de verdachte ook is voorzien – om 22.42 uur vanuit de richting van [...] gereden komt;
- het uiterlijk van de verdachte – een man van toen 22 jaar met een Kaapverdiaanse achtergrond – past bij de door [aangever ] en door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] opgegeven signalementen van een manspersoon, dan wel twee manspersonen van ongeveer 25 jaar oud met een donkere huidskleur.
2.7
Het hof heeft op grond van voornoemde feiten en omstandigheden geoordeeld dat de verdachte een van de twee daders geweest. Daarbij heeft het hof het door de verdachte gepresenteerde alternatieve scenario, inhoudende dat hij die dag zijn auto had verhuurd en dan altijd een van zijn telefoons in de auto laat liggen om te kunnen achterhalen waar de auto zich bevindt, als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Bij die verwerping heeft het hof in de eerste plaats meegewogen dat de verdachte pas op de terechtzitting in eerste aanleg met dit scenario is gekomen en de verdachte niet heeft aangeduid noch met stukken heeft onderbouwd aan wie hij zijn auto die dag zou hebben verhuurd. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op het feit dat de telefoon in de periode rondom de overval zeer frequent door de verdachte werd gebruikt voor gespreksverkeer, de telefoon kort vóór en na de overval contact had met bekenden van de verdachte (zijn neef en zijn vriendin) en de telefoon was voorzien van een vergrendelcode, terwijl niet is gesteld noch is gebleken dat de verdachte deze code aan een ander ter beschikking heeft gesteld dan wel dat zijn telefoon door een ander werd gebruikt.
2.8
Het middel voert met verschillende klachten aan dat de bewijsvoering geen toereikende, redengevende feiten en omstandigheden bevatten op grond waarvan (buiten redelijke twijfel) kan worden vastgesteld dat de verdachte een van de twee daders is die op 27 augustus 2021 de straatroof hebben gepleegd. Volgens de steller van het middel kan op grond van de bewijsvoering slechts worden vastgesteld dat de verdachte in de buurt van de plaats van de straatroof is geweest en kan verder niet worden vastgesteld of hij daar alleen was of met iemand anders.
2.9
Voorop moet worden gesteld dat de feitenrechter beslist wat hij van het beschikbare bewijsmateriaal betrouwbaar en bruikbaar vindt en aan welk bewijsmateriaal hij geen waarde toekent. De feitenrechter hoeft deze beslissingen over de selectie en waardering van het bewijsmateriaal niet te motiveren, behalve in bijzondere gevallen. Bij de beoordeling van het beschikbare bewijsmateriaal kan de feitenrechter betekenis toekennen aan onder meer de onderlinge samenhang van dit bewijsmateriaal en de mate waarin bewijsmateriaal steun vindt in ander bewijsmateriaal. [5] In cassatie kan niet worden onderzocht of de door de feitenrechter in zijn bewijsmotivering vastgestelde feiten en omstandigheden en de conclusies van feitelijke aard die de feitenrechter daaruit heeft getrokken juist zijn. Dergelijke vaststellingen en gevolgtrekkingen kunnen in cassatie slechts op hun begrijpelijkheid worden onderzocht. [6]
2.1
Het middel komt allereerst op tegen de vaststelling van het hof dat het signalement van de daders overeenkomt met het uiterlijk van de verdachte. Verder betoogt de steller van het middel dat niet redengevend voor de bewezenverklaring is dat:
(i) eerder een GPS-tracker is aangetroffen in de auto van de verdachte, nu niet is gebleken dat het om dezelfde GPS-tracker gaat die onder de auto van de aangever is gevonden en op laatstgenoemde GPS-tracker geen sporen van de verdachte zijn aangetroffen;
(ii) de auto van de verdachte een panoramadak heeft, omdat dit kenmerk onvoldoende uniek is;
(iii) de telefoon van de verdachte in de weken voor de straatroof gebruikgemaakt heeft van een zendmast in de buurt van de plaats delict.
2.11
Met deze klachten worden bepaalde delen van de bewijsconstructie van het hof geïsoleerd bezien. Uiteindelijk komt het echter neer op de vraag of de onder (i) tot en met (iii) genoemde feiten en omstandigheden, wanneer zij worden bezien in onderlinge samenhang met de overige feitelijke vaststellingen van het hof, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat de verdachte een van de daders van de straatroof is geweest.
2.12
Daarbij merk ik op dat ik de bewijsvoering van het hof zó begrijp dat daarin besloten ligt dat de aangevers geen toevallig doelwit waren, maar dat zij in de weken vóór de straatroof kennelijk al in het vizier waren van (een van) de daders, hetgeen onder meer blijkt uit de GPS-tracker die onder hun auto is geplaatst. Daarbij kan wel degelijk betekenis toekomen aan het feit dat de telefoon van de verdachte in de weken voor de straatroof gebruikgemaakt heeft van een zendmast in de buurt van de woning van de aangevers (onder (iii)) en van het signalement dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben opgegeven van de man(nen) die zij in de weken voorafgaand aan de straatroof hebben gezien in hun straat in dezelfde buurt als de woning van de aangevers.
2.13
Ook zo bezien kunnen de door het hof tot het bewijs gebezigde feiten en omstandigheden naar mijn mening echter niet het oordeel dragen dat de verdachte een van de daders van de straatroof is geweest. Deze feiten en omstandigheden plaatsen de verdachte – althans zijn auto en zijn telefoon – op het moment van de straatroof en in de weken daarvoor niet in de straat waar de aangevers wonen, maar hoogstens in nabijgelegen straten honderden meters verderop. Die aanwezigheid daar op die bewuste momenten roept vragen op, maar dat lijkt mij op zichzelf onvoldoende om tot de gevolgtrekking te komen dat de verdachte een van de twee daders van de straatroof is geweest. De overige vaststellingen van het hof kunnen dit “gat” in de bewijsvoering evenmin dichten. Het feit dat tweemaal eerder bij de verdachte een GPS-tracker is aangetroffen is weliswaar opmerkelijk, maar zegt niet direct iets over de betrokkenheid van de verdachte bij deze straatroof. Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario, dat het hof niet aannemelijk heeft geacht op grond van telecombewijs, doet eveneens de wenkbrauwen fronzen, maar het hof heeft – als ik het goed zie en voor wat het waard zou zijn – het ontbreken van een aannemelijke verklaring van de verdachte voor de aanwezigheid van zijn auto en zijn telefoon in de omgeving van de straatroof op die betreffende avond en in de weken daarvoor verder niet meegewogen bij zijn bewijsoordeel en evenmin dit omschreven scenario als kennelijk leugenachtige verklaring tot het bewijs gebezigd. Daarmee rest enkel als meest directe aanknopingspunt voor de betrokkenheid van de verdachte bij de straatroof het door de aangevers opgegeven signalement van de daders. Dit signalement, dat enkel ten aanzien van de huidskleur overeenkomt met het uiterlijk van de verdachte, is naar ik meen echter onvoldoende onderscheidend om de gevolgtrekking te kunnen rechtvaardigen dat het de verdachte is geweest die samen met een ander die avond de aangever van zijn horloge heeft beroofd.
2.14
Het middel slaagt.

3.Het tweede middel

3.1
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM is overschreden, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Namens de verdachte is op 2 oktober 2023 cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 20 augustus 2024 binnengekomen. Daarmee is de inzendtermijn van acht maanden met ruim twee maanden overschreden. Het middel klaagt daarover terecht. Indien de Hoge Raad zou besluiten de bestreden uitspraak te casseren op de grond die als het eerste middel is voorgesteld, zal de rechter naar wie de zaak wordt teruggewezen over deze schending van de redelijke termijn in de cassatiefase moeten oordelen en kan het tweede middel onbesproken blijven.

4.Slotsom

4.1
Beide middelen slagen.
4.2
Ambtshalve merk ik op dat indien de Hoge Raad uitspraak doet na 2 oktober 2025, de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM zal worden overschreden. Met deze overschrijding kan door het hof na terugwijzing rekening worden gehouden. Verder heb ik ambtshalve geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.
4.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het hof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G

Voetnoten

1.Parketnummer 22/003011-22.
2.De rechtbank heeft de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken van het ten laste gelegde.
3.Volgens Google Maps is dit (lopend) ongeveer 600 meter van het huis van de aangevers.
4.Deze woning is gelegen op (lopend) 700 meter van het huis van de aangevers.
5.HR 14 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:394.
6.HR 18 september 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD3530; HR 27 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC7900,