ECLI:NL:PHR:2024:847

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
23/04163
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en valsheid in geschrift door oud-bestuursvoorzitter Slotervaartziekenhuis B.V.

In deze zaak is de verdachte, oud-bestuursvoorzitter van het Slotervaartziekenhuis B.V., veroordeeld voor verduistering en valsheid in geschrift. De verdachte heeft in haar functie als bestuurder van het ziekenhuis een bedrag van € 1.000.000,00 verduisterd door facturen van [B] B.V. te laten opmaken voor goederen die nooit zijn geleverd. De facturen waren bedoeld om de aankoop van een resort in Turkije te financieren, wat een privéproject van de verdachte was. Het gerechtshof Amsterdam heeft de verdachte op 20 oktober 2023 veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De advocaat-generaal heeft in zijn conclusie op 27 augustus 2024 de cassatiemiddelen van de verdachte verworpen, waarbij hij oordeelde dat de bewijsvoering voldoende was en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte heeft in haar verweer aangevoerd dat de betalingen aan [B] B.V. niet onrechtmatig waren, maar het hof heeft deze stelling verworpen. De verdachte heeft ook een bedrag van € 200.000,00 verduisterd in het kader van de aankoop van aandelen in [C] B.V., waarbij zij geen goedkeuring had van de overige bestuurders en de aandeelhoudersvergadering. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich deze bedragen wederrechtelijk heeft toegeëigend, en dat er geen sprake was van een legitieme grondslag voor haar handelen.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/04163
Zitting27 augustus 2024
CONCLUSIE
E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
hierna: de verdachte
I.
Inleiding
Het gerechtshof Amsterdam heeft de verdachte bij arrest van 20 oktober 2023 wegens 1. primair en 3. primair “verduistering gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft” en 2 “valsheid in geschrift, meermalen gepleegd en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Namens de verdachte heeft C.F. Korvinus, advocaat in Amsterdam, drie middelen van cassatie voorgesteld.
II.
Waar het in deze zaak om gaat
3. In 2006 heeft [A] B.V. [1] het Slotervaartziekenhuis gekocht. De verdachte is op 23 oktober 2006 benoemd tot bestuurder van het Slotervaartziekenhuis. Sinds 1 juni 2007 is dit ziekenhuis ondergebracht in een besloten vennootschap. Met ingang van dezelfde datum werd de verdachte voorzitter van de Raad van Bestuur van Slotervaartziekenhuis B.V. (verder: Slotervaartziekenhuis). Ook op 1 juni 2007 werden de statuten vastgesteld. Deze werden op 30 oktober 2007 gewijzigd, in die zin dat voor investeringen van meer dan € 100.000,00 goedkeuring van de Algemene vergadering van Aandeelhouders vereist was. Op 27 maart 2013 is de verdachte ontslagen, nadat zij als bestuurslid eerder, op 19 februari 2013, door de Raad van Commissarissen was geschorst. Gedurende de periode dat de verdachte de genoemde functies bij Slotervaartziekenhuis bekleedde, bestond er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen haar en Slotervaartziekenhuis.
4. In 2008 zou de verdachte in haar persoonlijke dienstbetrekking als bestuurder van Slotervaartziekenhuis € 1.000.000,00 van Slotervaartziekenhuis hebben besteed aan een privéproject – de aankoop van een resort [plaats] in Turkije – terwijl de facturen duidden op medische inventaris voor de afdeling radiologie van Slotervaartziekenhuis, hetgeen volgens de tenlastelegging verduistering van € 1.000.000,00 oplevert (feit 1 primair). Daarnaast, en in relatie daarmee, gaat het om een verdenking van valsheid in geschrift ter zake van tweemaal een bedrag van € 500.000,00 (dus meermalen gepleegd) – door het laten vermelden dat door [B] B.V. (verder: [B] ) goederen zouden worden geleverd aan de afdeling radiologie van Slotervaartziekenhuis en dat aan [B] tweemaal een voorschot van € 500.000,00 betaald diende te worden door Slotervaartziekenhuis in verband met goederen die in werkelijkheid echter niet zouden worden geleverd door [B] – en het gebruikmaken van elk van deze geschriften (feit 2).
5. Voorts omvat de verdenking nog een derde feit, een verduistering van € 200.000,00 in 2011 in het kader van een ‘overname aandelen [C] B.V.’ (verder: [C] ). De verdachte zou, wederom in haar persoonlijke dienstbetrekking als bestuurder van het Slotervaartziekenhuis, dit aan Slotervaartziekenhuis toebehorend bedrag niet hebben terugbetaald aan Slotervaartziekenhuis, maar naar haar privérekening hebben overgeboekt en van daaruit hebben overgeschreven op de rekening van een zoon van haar.
III.
Bewezenverklaring en bewijsvoering
6. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1. primair
zij, in de periode van 23 juni 2008 tot en met 8 september 2008 in Nederland, opzettelijk geldbedragen van in totaal € 1.000.000,00, die toebehoorden aan de Slotervaartziekenhuis B.V., welke geldbedragen verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking als bestuurder van Slotervaartziekenhuis B.V. onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
zij, in de periode van 23 juni 2008 tot en met 8 september 2008, in Nederland,
- een factuur van € 500.000,00 met de omschrijving “Voorschot zekerstelling aankoop goederen t.b.v. afdeling Radiologie” en
- een factuur van € 500.000,00 met de omschrijving “Tweede voorschot zekerstelling aankoop goederen t.b.v. afdeling Radiologie”
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft laten opmaken, immers heeft zij, verdachte, opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid op die facturen laten vermelden
- dat door [B] B.V. goederen zouden worden geleverd aan de afdeling radiologie van Slotervaartziekenhuis en
- dat aan [B] B.V. goederen tweemaal een voorschot van € 500.000,00 betaald diende te worden door de Slotervaartziekenhuis B.V., terwijl in werkelijkheid die goederen niet geleverd zouden worden door [B] B.V.
en factuurbedragen op die facturen laten vermelden die in werkelijkheid geen betrekking hadden op door [B] B.V. te leveren goederen aan de afdeling radiologie van Slotervaartziekenhuis B.V.
en die facturen voorzien van een handtekening ter goedkeuring van de uitbetaling van die facturen zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken
en
zij, in de periode van 23 juni 2008 tot en met 8 september 2008 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, immers heeft zij, verdachte,
- een factuur van € 500.000,00 met de omschrijving “Voorschot zekerstelling aankoop goederen t.b.v. afdeling Radiologie” en
- een factuur van € 500.000,00 met de omschrijving “Tweede voorschot zekerstelling aankoop goederen t.b.v. afdeling Radiologie” laten verzenden aan de Slotervaartziekenhuis B.V. en voor akkoord ondertekend en ter uitbetaling doorgestuurd naar de financiële afdeling van de Slotervaartziekenhuis B.V. en laten uitbetalen,
bestaande die valsheid hieruit dat op die facturen
- was vermeld dat door [B] B.V. goederen zouden worden geleverd aan de afdeling radiologie van Slotervaartziekenhuis B.V., terwijl in werkelijkheid die goederen niet geleverd zouden worden door [B] B.V. en
- factuurbedragen waren vermeld die in werkelijkheid geen betrekking hadden op door [B] B.V. te leveren goederen aan de afdeling radiologie van Slotervaartziekenhuis B.V.;
3. primair
zij, op 11 juli 2011 in Nederland, opzettelijk een geldbedrag van € 200.000,00, dat geheel toebehoorde aan de Slotervaartziekenhuis B.V., welk geldbedrag verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking als bestuurder van de Slotervaartziekenhuis B.V. onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.”
7. Deze bewezenverklaringen steunen, voor zover voor de beoordeling van de middelen van belang, op (onder meer) de volgende bewijsmiddelen:

Feiten 1, 2 en 3
[…] [2]
4. Een proces-verbaal verhoor van een getuige ten overstaan van de FIOD van 23 april 2014 [documentcode G-02-02].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
verklaring van de getuige [betrokkene 1]:
De facturen van [B] (D-007 en D-008) zijn beide door [verdachte] getekend. Ik zie dat aan haar handtekening rechtsonder op de facturen.
U vraagt mij of de betalingen aan [B] de instemming van [Q] (
het hof begrijpt telkens: het Slotervaartziekenhuis) dan wel de […] had. Nee, deze betaling aan [B] is nooit binnen het bestuur ter sprake geweest, er zijn geen bestuursbesluiten over genomen en is ook niet binnen de RvC (hel hof begrijpt telkens: de Raad van Commissarissen) en AvA (
het hof begrijpt telkens: de Algemene vergadering van Aandeelhouders) aan de orde geweest.
Ik was niet op de hoogte van de aankoop van aandelen [C] door het [Q] . Over deze transactie is geen bestuursbesluit genomen, onbekend bij de RvC en de AvA. Het betreft een soloactie van [verdachte] . U vraagt mij of het [Q] enige beloning of tegenprestatie voor terug heeft gehad. Nee niks. 0,0.
[…]
6. De verklaring van [betrokkene 1] , zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 5 september 2023 [los].
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Binnen de Raad van Bestuur van het Slotervaartziekenhuis is nooit gesproken over de betrokkenheid van het Slotervaartziekenhuis bij dit plan in Turkije in formele of financiële zin, laat staan dat daarover beslissingen zijn genomen. Dat geldt ook voor vergaderingen binnen de Raad van Commissarissen en de Algemene vergadering van Aandeelhouders. Ik ben bij alle vergaderingen aanwezig geweest. Financiële verplichtingen van het Slotervaartziekenhuis voor de bouw in Turkije zijn in geen enkele vergadering besproken.
In mei 2008 heeft [verdachte] mij, in mijn hoedanigheid van directeur van de [D] ( [D] ), gevraagd of ik haar € 1 miljoen zou kunnen lenen voor een periode van drie maanden. Het ging om een stuk grond in Turkije. Ik was directeur van [D] . Ik heb de lening geweigerd waarna zij zei "laat maar".
Binnen de Raad van Bestuur, de Raad van Commissarissen of de aandeelhoudersvergadering is nooit gesproken over de aankoop van aandelen in [C] door het Slotervaartziekenhuis. Ik was er niet van op de hoogte dat het Slotervaartziekenhuis € 200.000,00 aan een notaris heeft betaald voor aandelen [C] , die aan een privévennootschap van [verdachte] zijn geleverd. Ik vond dat heel raar. Deze kwestie is destijds niet besproken laat staan beslist in de Raad van Bestuur.
7. De verklaring van [betrokkene 2] , zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 5 september 2023 [los].
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[betrokkene 4] was kennelijk niet van plan om [plaats] te kopen of te financieren. Het Slotervaartziekenhuis had dat plan al helemaal niet. De financiering is niet aan de orde geweest binnen de Raad van Bestuur.
Binnen de Raad van Bestuur zijn geen besluiten met betrekking tot de panden in Turkije genomen.
In de Raad van Bestuur is niet gesproken over de [C] -aandelen. Besluiten door de Raad van Bestuur werden op papier gezet, geaccordeerd en uiteindelijk uitgevoerd. Naar mijn idee is er nooit een besluit genomen ten aanzien van de aandelen.
Er is totaal niet gesproken over de economische samenwerking tussen [betrokkene 3] , [plaats] en het Slotervaartziekenhuis.
[…]
10. De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 8 september 2023 [los].
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik zocht financieringsmogelijkheden voor het Turkije-project.
De totale lening van [betrokkene 4] aan het Slotervaartziekenhuis was € 26 miljoen.
Met [E] bank is contact geweest in het kader van het Turkije-project.
Er is een leenovereenkomst gemaakt, omdat ik verwachtte dat [D] een geldlening zou verstrekken. [betrokkene 1] moest mijn verzoek om financiering via [D] voorleggen aan het stichtingsbestuur.
Het klopt dat nooit radiologieapparatuur door [B] is geleverd.
Ik heb nooit officieel salaris van het Slotervaartziekenhuis ontvangen, maar ik hoorde van [betrokkene 4] en van [betrokkene 5] welk bedrag aan inkomen zij voor mij hadden vastgesteld. Al mijn uitgaven, zoals huishoudelijke uitgaven en kosten voor verbouwingen bij mij thuis, werden op een rekening-courant geboekt.
Feiten 1 en 2
11. Een geschrift, te weten een factuur van [B] van 24 juni 2008 [documentcode D-007|.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[B]
invoice to date
Slotervaartziekenhuis June 24, 2008
attn. Raad van Bestuur
[verdachte]
Betreft: Voorschot zekerstelling aankoop goederen t.b.v. afdeling Radiologie
Totalprice EUR 500.000,00
(
handtekening)
12. Een geschrift, te weten een factuur van [B] van 7 augustus 2008 [documentcode D-008|.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[B]
invoice to date
Slotervaartziekenhuis August 7, 2008
attn. Raad van Bestuur
[verdachte]
Betreft: Tweede voorschot zekerstelling aankoop goederen t.b.v. afdeling Radiologie
Totaalprijs EUR 500.000,00
(
Handtekening)
13. Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van ABN Amro van 15 mei 2008 [documentcode D-009|.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[B] B.V.
Boekdatum Omschrijving Bedrag af (debet)
15-05 Betaald EUR 200.000,00 200.000,00
[verdachte]
14. Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van ABN Amro van 16 oktober 2008 (documentcode D-010].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[B] B.V.
Boekdatum Omschrijving Bedrag af(debet)
16-10 Betreft betaling claim inzake 800.000.00
GAR/122.01.11.253
15. Een geschrift, te weten e-mailcorrcspondentie van 15 mei 2008 [documentcode D-012].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
From: [verdachte]
To: [betrokkene 6]
Akkoord op onderstaande.
Van: [betrokkene 6]
Aan: [verdachte]
Onderwerp: [betrokkene 3]
Geachte [verdachte] , beste [verdachte] ,
Ten behoeve van de overdracht van het onroerend goed object in Turkije (resort [betrokkene 3] ) (
het hof begrijpt telkens: resort [plaats]).
1. [B] maakt vandaag Euro 200.000,- over op uw rekening bij [F] . Opdracht nu in uitvoering.
2. Aanvang volgende week stelt [B] een bankgarantie van Euro 800.000,- ten behoeve van de door u nog exact aan te wijzen begunstigde ter zekerheid dat u uiterlijk 30 september 2008 het resort [betrokkene 3] overdraagt tegen betaling aan begunstigde van het overeengekomen bedrag van Euro 9.7 mio minus bovenstaande 2 ton. Deze bankgarantie wordt gesteld door ABN Amro.
3. in de maanden juni en juli zorgt u voor de benodigde cashcover van het bedrag van 2 ton (overgemaakt) en 8 ton (bankgarantie), totaal Euro 1 mio, middels op enigerlei wijze storting op rekening van [B] in juni 5 ton en juli eveneens 5 ton.
[B]
B.V. [betrokkene 6]
16. Een geschrift, te weten e-mailcorrespondentie van 23, 26 en 2 7 augustus 2008 [documentcode D-013].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
From: [verdachte]
Sent: 26 augustus 2008
To: [betrokkene 6]
Heb nog een factuur van je, echt doordrukken lukt mij niet, roept vragen op. Als ik doordruk gaat men teveel vraagtekens krijgen, als je het voor je eigen bedrijfsvoering nodig hebt, zal ik het erdoor heen moeten drukken omdat ik niet wil dat je door mij op andere terreinen tegen problemen aanloopt. Hoe lossen wij dit nu op?
17. Een geschrift, te weten een bankgarantie van ABN Amro van 22 mei 2008 [documentcode
D-019].
Dit geschrift houdt in. voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Guarantee no. GAR/122.01.11.253
ABN Amro Bank, taking into consideration: .
• that on 18 Mary 2008, a contract has been concluded between [betrokkene 7]
(the Seller) and [verdachte] (the Buyer) for the sale and delivery of certain parcels of land in Turkey (addresses: [provincie 1] , [provincie 2] . [provincie 3] : [adres 1] ; [adres 2] ; [adres 3] ).
• that [B] B.V. has agreed with the Buyer that it will arrange for a bank guarantee to be issued in favor of the Seller securing the payment obligations ofthe Buyer to the Seller under the contract for a maximum aggregate amount of EUR 800.000,00; and
• that [B] has requested the bank to issue this guarantee and the bank has agreed with [B] to issue this guarantee;
hereby guarantees in favor of the Seller irrevocably and unconditionally, up to a maximum amount of EUR 800.000,00.
Of all which the present record has been made, which was signed in singular on 22 May 2008
ABN Amro Bank .
(
handtekening)
[…]
19. Een geschrift, te weten een e-mailbericht van 18 november 2008 [documentcode D-030].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
From: [verdachte]
To: [betrokkene 6]
Factuur graag aan [plaats] resort en niet naar Slotervaart, Slotervaart is niet de kopende partij.
20. Een geschrift, te weten e-mailcorrespondentie van 18 en 19 maart 2009 [documentcode D-032].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
From: [verdachte]
Sent: 18 maart 2009
To: [betrokkene 6]
Subject: voorschot facturatie radiologie
Kreeg net een reminder omdat er een groot bedrag dubbel staat geboekt op radiologie, het is enerzijds betaald aan de leverancier, terwijl er ook voorschotfacturen zijn betaald aan [B] . Mijn verzoek is of dit bedrag gecrediteerd en door [B] terugbetaald kan worden aan Slotervaart en dat ik de komende 2 maanden een oplossing organiseer om dit vervolgens aan jou terug te betalen.
Mijn verzoek is of dit bedrag gecrediteerd en door [B] terugbetaald kan worden aan Slotervaart en dat ik de komende 2 maanden een oplossing organiseer om dit vervolgens aan jou terug te betalen.
21. Een geschrift, te weten e-mailcorrespondentie van 23 en 24 juni 2008 [documentcode D-037].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
From: [verdachte]
Sent: 23 juni 2008
To: [betrokkene 6]
Subject: RE: 5 ton
“voorschot zekerstelling aankoop goederen t.b.v. afdeling radiologie” lijkt mij een goede omschrijving.
Van: [betrokkene 6]
Verzonden: 23 juni 2008
Aan: [verdachte]
Onderwerp: 5 ton
Het lijkt ons meest voor de hand liggen nu een factuur uit te maken aan Slotervaart voor 5 ton met als omschrijving “voorschot zekerstelling aankoop goederen”.
[…]
23. Een geschrift, te weten een afschrift Zakelijke Girorekening van Postbank van 30 juni 2008 [documentcode D-049].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Girorekening [rekeningnummer 1]
30 jun | [B] | AF 500.000,00
24. Een geschrift, te weten een afschrift Zakelijke Girorekening van Postbank van 8 september 2008 [documentcode D-050].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Girorekening [rekeningnummer 1]
Slotervaartziekenhuis BV
8 sep | [B] | AF 500.000.00
25. Een geschrift, te weten een Sales Term Sheet van 18 mei 2008 [documentcode D-070].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Parties
[G]
(Hereafter shall be called "Seller")
[verdachte]
(Hereafter shall be called "purchaser")
Subject of this contract is arrangement of sales and assignment of three piece of lands.
1-) 2-) 3-)
Description: Land Description: Land Description: Land
Province: [provincie 1] Province: [provincie 1] Province: [provincie 1]
Borough: [provincie 2] Borough: [provincie 2] Borough: [provincie 2]
Village: [provincie 3] Village: [provincie 3] Village: [provincie 3]
Sheet no: [adres ]
Parcel no: [1] Parcel no: [2] Parcel no: [3]
Total value of real property is 9.600.000 €, and 200.000 € of this amount shall be transferred to the bank account number of the seller, in 7 days following signing date of the contract. Also the purchaser shall submit the bank guarantee letter with an amount of 800.000 Euro based on this sale, in 7 days following signing date of contract.
Purchaser shall pay remaining amount (9.400.000 Euro) till 30.09.2008.
Purchaser is currently running the contract subject real property as lease holder.
This contract is signed by parties on 18.05.2008.
SELLER PURCHASER
[G] [verdachte]
[…]
28. Een geschrift, te weten e-mailcorrespondentie van 19 maart 2009 en 12 maart 2013 [documentcode D-096].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
From: [verdachte]
Sent: 19 maart 2009
To: [betrokkene 6]
Subject: RE: voorschot facturatie radiologie
Facturen moeten wel worden gecrediteerd omdat het niet te verantwoorden valt.
29. Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van [F] van 15 mei 2008 [documentcode D-097].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[B] B.V. [verdachte]
ABN AMRO Bank 200.000,00 EUR
30. Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van [F] van 3 juni 2008 [documentcode D-098|.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[verdachte]
[betrokkene 7]
- 200.000,00 EUR
[…]
33. Een geschrift, te weten e-mailcorrespondentie van 18 augustus 2008 met als bijlage een factuur van [B] van 7 augustus 2008 [documentcode D-137].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Van: [verdachte]
Aan: [betrokkene 8]
Deze factuur morgen betalen, laat mij deze alvast aftekenen.
Aan: [verdachte]
Origineel is enige tijd geleden (Aug 7) naar jullie verstuurd.
[betrokkene 6]
34. Een geschrift, te weten een e-mailbericht van 27 juni 2008, met als bijlage een factuur van [B] van 24 juni 2008 [documentcode D-138].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Van: [verdachte]
Aan: [betrokkene 8]
Svp spoedbetaling. vandaag betalen
[...]
36. Een geschrift, te weten een garantiebrief in de Turkse taal (ongedateerd), met als bijlage de beëdigde vertaling van de brief [documentcodes D-187 en D-187a].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Garantiebrief
[H] N.V.
[verdachte] zegt toe conform de overeenkomst die zij met uw firma is aangegaan op 19.05.2008, dat zij voor 30.09.2008 de gelden over de onroerende goederen die bekend staan onder provincie [provincie 1] , district [provincie 2] [provincie 3] , kavelnummer [adres ] en perceelnummer [1] - [2] - [3] zal betalen en de handelingen zal volbrengen ten einde de eigendomsakten op haar naam te kunnen laten zetten. [verdachte] staat garant voor € 800.000.- welke zij conform de overeenkomst moet betalen.
37. Een geschrift, te weten een Beknopte tussentijdse evaluatie aanschaftraject modaliteiten radiologie van [I] van mei 2008 [documentcode D-224].
Dit geschrift houdt in. voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Aangeschreven firma's: [J]
[K]
[L]
[M]
[N]
[O]
Gevraagd advies omtrent soort en aantal te vervangen modaliteiten, TCO, ROI, bemanning van de Buckykamers.
Gewenste configuraties
Buckykamer, C-boog voor OK, C-boog voor pijnpoli.
De werkgroep heeft de volgende ranglijst voor het totaalpakket opgesteld:
1. [J]
2. [P]
3. [K]
4. [L]
38. Een proces-verbaal verhoor van een getuige ten overstaan van de FIOD van 25 april 2014 [documentcode G-04-01].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
verklaring van de getuige [betrokkene 8]:
Ik ben begonnen bij het [Q] als medewerker grootboekadministratie. Mijn functie is sinds maart 2008 teamleider financiële administratie. Mijn bevoegdheden zijn het verwerken van financiële mutaties in het boekhoudpakket.
Ik zie dat [verdachte] de facturen van [B] (D-007 en D-008) heeft ondertekend, want ik herken haar handtekening. Er staat 1411010, dit is de code voor medische inventaris en 6060 is de kostenpost voor radiologie. Verder valt mij op dat ze zijn gericht aan [verdachte] en niet aan de crediteurenadministratie. Normaalgesproken richt de leverancier zijn factuur aan de crediteurenadministratie.
39. Een proces-verbaal verhoor van een getuige ten overstaan van de FIOD van 20 augustus 2014 [documentcode G-04-02].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
verklaring van de getuige [betrokkene 8] :
De omschrijving op de factuur “aankoop goederen voor de afdeling radiologie” geeft mij het idee dat het geboekt moet worden als medisch inventaris. Ik heb aan niemand gevraagd hoe deze factuur geboekt moest worden en heb zelf de beslissing genomen het als medische inventaris te kwalificeren gezien de omschrijving op de factuur.
40. Een proces-verbaal van verhoor van een getuige ten overstaan van de FIOD van 29 september 2014 [documentcode G-20-01].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
verklaring van de getuige [betrokkene 9] :
In 2008 ging het om de aanschaf van Bucky-apparatuur. [J] B.V. heeft de opdracht gekregen en een drietal Bucky-apparaten en twee mobiele röntgentoestellen geleverd.
In 2008 is er naar mijn weten geen project gegund aan [B] , dus ook niet de Bucky-apparatuur.
Ik herken de handtekening van [verdachte] op de facturen D-007 en D-008. Normaalgesproken worden facturen ter verificatie voorgelegd aan het hoofd van de afdeling of aan mij. Mijn handtekening of die van het hoofd van de afdeling radiologie ontbreekt. Kostenplaats 6060 is de kostenplaats van de afdeling radiologie, hierdoor hadden het hoofd van de afdeling radiologie en ikzelf op de hoogte moeten zijn van deze facturen.
41. Een proces-verbaal van verhoor van getuige ten overstaan van de rechter-commissaris van 24 mei 2018 [los].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
verklaring van de getuige [betrokkene 8] :
Ik kan mij niet herinneren dat [verdachte] tegen mij gezegd zou hebben dat de facturen (DOC-007 en DOC-008) ook op de rekening-courant directie geboekt moesten worden. Ik ga ervan uit dat zij dat niet heeft gezegd. Anders had ik het wel gedaan.
42. Een proces-verbaal van verhoor van getuigen ten overstaan van dé rechter-commissaris van 8 juni 2018 [los].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige [betrokkene 2] :
Ik merk uitdrukkelijk op dat het niet de bedoeling was dat het project (
het hof begrijpt: in Turkije) gefinancierd zou worden door het [Q] . Dit is ook nooit aan de orde geweest of besloten.
43. De verklaring van de getuige [betrokkene 9] , zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 5 september 2023 [los].
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het investeringstraject van de Bucky-apparatuur begon in 2007-2008. De Bucky-apparatuur werd geleverd door Kodak/Carestream (Kodak is overgenomen door Carestream). De bijhorende echo-apparatuur is geleverd door [K] .
Ik kan niet met zekerheid zeggen bij welke van de twee trajecten [B] een rol heeft gespeeld maar de naam [B] is op enig moment naar boven gekomen. Ik kende [B] niet, maar het bleek een investeringsmaatschappij. Ik heb inderdaad een offerte aan [B] gevraagd maar die hebben wij niet ontvangen.
44. De verklaring van [betrokkene 8] , zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 7 september 2023 [los].
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
De eerste [B] -factuur is als inventaris geboekt. De tweede factuur heb ik misschien veranderd naar de post inventaris omdat de eerste factuur daar ook op was geboekt. Ik heb hierover geen contact met [verdachte] gehad. De verdachte stond ver van de administratie af. Het boeken op bepaalde posten was mijn zelfstandige beslissing. [verdachte] hield zich niet bezig met de boekhouding.
Feit 3
[…]
47. Een geschrift, te weten een e-mail van 11 juli 2011 met als bijlage een afschrift van ING-Bank van 11 juli 2011 [documentcode D-062|.
Dit geschrift houdt in. voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Van: [verdachte]
Aan: [betrokkene 8]
Hi [betrokkene 8] , Onder omschrijving overname aandelen [C] volgens overeenkomst. Svp onderstaand bedrag overmaken zodat het morgen bij de notaris is.
Beste [verdachte]
[betrokkene 10] heeft mij verzocht ervoor zorg te dragen dat het bedrag voor de aandelen (EUR 200.000) voor morgenochtend op zijn derdengeldrekeningnummer bijgeschreven is, zodat er gepasseerd kan worden.
Het rekeningnummer is t.n.v. [R] .
Afschrift Slotervaartziekenhuis BV
Omschrijving Betaald
[R] Nota 11.07 200.000,00
Overname aandelen [C] volgens diverse overeenkomsten
[…]
54. Een geschrift, te weten een intentieovereenkomst van 30 juni 2011 [documentcode D-125].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ondergetekenden: [S] B.V., vertegenwoordigd door [verdachte] , en [C] B.V.
[verdachte] heeft het voornemen te investeren en te participeren in [C] B.V. De participatie door [verdachte] zal plaatsvinden door uitgifte van 42% van de aandelen in het kapitaal van [C] per 1 juli 2011. Investering door [verdachte] zal plaatsvinden door het verstrekken aan [C] van een lening van maximaal EUR 1.300.00,- (
het hof begrijpt: EUR 1.300:000.-).
De uitgifteprijs voor de aandelen bedraagt EUR 200.000,- en zal bij levering worden voldaan. Uitgifte vindt plaats uiterlijk op I juli 2011, zulks ten overstaan van een van de notarissen van [R] .
[verdachte] zal aan [C] een bij de bank achtergestelde lening verstrekken van € 1.300.000,-. Het uitkeren door [verdachte] wordt gekoppeld aan de realisatie van bepaalde tussen partijen overeen te komen en te behalen doelstellingen.
Ondertekend op 30 juni 3011.
(
handtekening) [S]
(
handtekening) [betrokkene 11]
[…]
58. Een geschrift, te weten een e-mailcorrespondentie van 21 en 22 mei 2012 [documentcode D-166].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
From: [verdachte]
Date: 22 May 2012
To: a. [betrokkene 11] @ [C] .com
Subject: RE: Betreffende [C]
Ik reageer op je brief aan [S] , als directeur van [S] en niet als voorzitter Raad van Bestuur slz (
het hof begrijpt: Slotervaartziekenhuis). Dat zijn twee totaal verschillende posities.
59. Een geschrift, te weten een Statutenwijziging van 30 oktober 2007 documentcode [D-276].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Dertig oktober tweeduizend zeven verscheen voor mij, notaris, [betrokkene 4] , ten deze handelend als zelfstandig bevoegd bestuur van [A] B.V., handelend als enig aandeelhouder van Slotervaartziekenhuis B.V.
De comparant verklaart de statuten van de vennootschap te wijzigen, zodat de gewijzigde casu quo aangevulde bepalingen met ingang van heden luiden als volgt: Artikel 20 wordt gewijzigd en luidt voortaan als volgt.
Aan de voorafgaande goedkeuring van de algemene vergadering zijn onderworpen alle besluiten van het bestuur omtrent investeringen welke een bedrag € 100.000,00 te boven gaan.
60. Een verhoor van een getuige ten overstaan van de FIOD van 28 april 2014 (documentcode G-05-01].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
verklaring van de getuige [betrokkene 12]:
We wisten niet precies wat [C] zou doen, het is in ieder geval niet aan ons voorgelegd. [verdachte] was niet bevoegd tot het aankopen van aandelen. Volgens de statuten moest zij dit voorleggen aan de RvC.”
8. Voorts bevat het bestreden arrest, voor zover voor de beoordeling van de middelen van belang, de volgende vaststellingen en bewijsoverwegingen van het hof:

Feiten en omstandigheden
Algemeen
Op 31 januari 2005 is [A] B.V. door [betrokkene 4] (hierna: [betrokkene 4] ) opgericht. In 2006 heeft [A] B.V. het Slotervaartziekenhuis gekocht. Het Slotervaartziekenhuis is met ingang van 1 juni 2007 ondergebracht in een besloten vennootschap. [A] B.V. was tussen 1 juni 2007 en 14 maart 2013 enig aandeelhouder van Slotervaartziekenhuis B.V. De aandeelhouders in [A] B.V. waren [T] B.V., waarvan [betrokkene 4] middellijk aandeelhouder was, [U] B.V. en [betrokkene 13] . Twee kinderen van de verdachte zijn (mede) aandeelhouders van [U] B.V. en [betrokkene 13] is het derde kind van de verdachte. De verdachte is geen aandeelhouder geweest van Slotervaartziekenhuis B.V.
[betrokkene 4] , overleden in december 2012, heeft in totaal € 26.000.000,00 aan het ziekenhuis geleend.
De verdachte is met ingang van 23 oktober 2006 benoemd tot bestuurder van het Slotervaartziekenhuis; met ingang van 1 juni 2007 werd zij voorzitter van de Raad van Bestuur. In die hoedanigheid was zij verantwoordelijk voor de algemene bedrijfsvoering en de financiën. Gedurende de gehele periode dat de verdachte als bestuurder was aangesteld, bestond geen schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen haar en het Slotervaartziekenhuis. Alhoewel de verdachte, [betrokkene 4] en de voorzitter van de Raad van Commissarissen ( [betrokkene 14] ) onderling regelmatig hebben gesproken over de (noodzaak tot) salariëring van de verdachte, is tot haar ontslag als bestuurder in 2013 nooit overeenstemming bereikt over de hoogte daarvan.
Op 1 juni 2007 zijn de statuten van Slotervaartziekenhuis B.V. (hierna ook: het Slotervaartziekenhuis) vastgesteld. De statuten van de vennootschap, zijn op 30 oktober 2007 gewijzigd. Sinds die datum bepaalt artikel 20 van de statuten dat de goedkeuring van de Algemene vergadering van Aandeelhouders is vereist bij investeringen door de vennootschap die een bedrag van € 100.000,00 te boven gaan.
Naar aanleiding van door de verdachte gevoerde, mislukte onderhandelingen met zorgverzekeraar Achmea, waardoor geen zorgovereenkomst tussen het Slotervaartziekenhuis en Achmea tot stand kwam, heeft de Raad van Commissarissen de verdachte per 19 februari 2013 als bestuurslid geschorst. De verdachte is vervolgens op 27 maart 2013 ontslagen.
In de periode dat de verdachte bestuurder van het Slotervaartziekenhuis was, hebben zich twee kwesties voorgedaan die aanleiding zijn voor deze strafzaak. Het gaat om a) de al dan niet valsheid van een tweetal facturen van [B] B.V. (hierna ook: [B] ), waarmee de verdachte zich wederrechtelijk gelden van het Slotervaartziekenhuis zou hebben toegeëigend, en b) de aankoop van aandelen in [C] B.V. door de verdachte waardoor zij ten eigen bate gelden aan het Slotervaartziekenhuis zou hebben onttrokken.
a. De facturen van [B] B. V.
De verdachte heeft vanaf 1 maart 2006 op eigen naam het resort [plaats] in Turkije gehuurd. De huurovereenkomst vermeldt dat de verdachte als eerste het recht heeft om het resort te kopen indien de eigenaar tot verkoop overgaat. De verdachte heeft op 18 mei 2008 een voorlopige koopovereenkomst getekend, waarin de aankoopprijs van € 9.600.000,00 vermeld staat. In deze voorlopige koopovereenkomst is ook vermeld dat de koper binnen zeven werkdagen na ondertekening € 200.000,00 aan de verkoper moet betalen, en een bankgarantie ter hoogte van € 800.000,00 moet zijn afgegeven.
[B] B.V., een bedrijf dat goederen leverde en diensten verleende aan zorgaanbieders, heeft op verzoek van de verdachte op 15 mei 2008 € 200.000,00 overgemaakt naar de Turkse privébankrekening van de verdachte. Dit bedrag is vanaf deze rekening aan de verkoper van het resort betaald. Op 22 mei 2008 is door ABN AMRO een bankgarantie van € 800.000,00 gesteld, die door [B] op verzoek van de verdachte was aangevraagd.
De verdere afspraken tussen de verdachte en [B] rond deze € 200.000,00 en € 800.000,00 houden onder meer in dat de verdachte zal zorgdragen voor dekking daarvan (‘cash cover’) “middels op enigerlei wijze storting op rekening van [B] in juni 5 ton en in juli eveneens 5 ton”.
[B] heeft twee facturen van elk € 500.000,00, gedateerd 24 juni 2008 en 7 augustus 2008, gestuurd aan de Raad van Bestuur van het Slotervaartziekenhuis, ter attentie van de verdachte. De facturen vermeldden als omschrijvingen "
Voorschot zekerstelling aankoop goederen t.b.v. afdeling Radiologie" respectievelijk "
Tweede voorschot zekerstelling aankoop goederen.t.b.v. afdeling Radiologie". De verdachte heeft deze facturen voorzien van haar handtekening en de administrateur van het Slotervaartziekenhuis, [betrokkene 8] , verzocht om deze twee facturen (met spoed dan wel de volgende dag) te betalen. De factuurbedragen van in totaal € 1.000.000,00 zijn op 30 juni 2008 en 8 september 2008 door het Slotervaartziekenhuis aan [B] overgemaakt. Vaststaat dat [B] geen goederen die verband houden met deze facturen aan (de afdeling radiologie van) het Slotervaartziekenhuis heeft geleverd.
De bankgarantie van € 800.000,00 is op 16 oktober 2008 ingeroepen door de verkoper van het resort [plaats] , omdat de verdachte het restant van de koopsom voor het resort niet binnen de daarvoor overeengekomen termijn heeft voldaan. De koop van het resort heeft niet plaatsgevonden.
b. De koop van aandelen in [C] B. V.
Op 7 augustus 1987 is [S] B.V. (hierna ook: [S] ) opgericht, waarvan de verdachte enig bestuurder was. De aandelen in deze vennootschap werden sinds 27 oktober 2008 gehouden door de verdachte (70 procent) en haar drie kinderen (elk 10 procent). [C] B.V. (hierna ook [C] ) en [S] B.V. hebben op 30 juni 2011 een intentieovereenkomst getekend, inhoudende dat [S] zal investeren en participeren in het digitale platform ‘ [C] ’. [S] zou 42 procent van de aandelen in [C] B.V. verwerven voor een bedrag van € 200.000,00. Onderdeel van de overeenkomst was dat indien vooraf te bepalen doelstellingen werden behaald, door [S] B.V. een achtergestelde lening aan [C] B.V. zou worden verstrekt.
De verdachte heeft op 11 juli 2011 aan administrateur [betrokkene 8] van het Slotervaartziekenhuis gevraagd € 200.000,00 van de rekening van het Slotervaartziekenhuis naar de rekening van notariskantoor [R] over te boeken onder vermelding van “overname aandelen [C] volgens overeenkomst". Het bedrag is op diezelfde dag door [betrokkene 8] aan de notaris overgemaakt. Een dag later, op 12 juli 2011, is een participatie- en aandeelhoudersovereenkomst tussen [C] B.V. en [S] B.V. getekend. De verdachte heeft namens [S] B.V. getekend. In de overeenkomst is opgenomen dat [S] voor 42 procent deelneemt in het aandelenkapitaal van [C] B.V.
Nadat [S] B.V. in maart 2014 door [C] B.V. in gebreke was gesteld omdat [S] niet aan haar verplichting tot het verstrekken van een lening had voldaan, heeft [S] B.V. haar aandelen in [C] B.V. aan [V] B.V. (een aandeelhouder van [C] ) verkocht. Op 23 april 2014 is in verband met die verkoop € 201.33 1,51 op de rekening van [S] B.V. bijgeschreven onder vermelding van “spoedbetaling [R] , aandelenoverdracht [C] B.V.”. [S] B.V. heeft op diezelfde dag € 200.000,00 overgeboekt naar de privérekening van de verdachte, waarna door de verdachte in vier delen een totaal van € 195.000,00 op de rekening van haar toen minderjarige zoon, [betrokkene 13] , is overgeschreven.
Bewijsoverwegingen
De facturen van [B] (feiten 1 en 2)
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het standpunt van de advocaat-generaal is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking en valsheid in geschrifte. De verdachte heeft de twee facturen van [B] B.V. valselijk laten opmaken, en zij heeft deze vervolgens door de financiële administratie van de Slotervaartziekenhuis B.V. aan [B] laten uitbetalen om daarmee een privéproject te financieren, namelijk de aankoop van het resort in [plaats] . De verdachte stond destijds in een persoonlijke dienstbetrekking tot de Slotervaartziekenhuis B.V. omdat zij inkomsten uit het ziekenhuis genoot, doordat zij boekingen en verrekeningen van privé-uitgaven deed op een rekening-courant bij de Slotervaartziekenhuis B.V.
Verweren van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van verduistering in dienstbetrekking van € 1.000.000,00 en van valsheid in geschrifte. Het project in Turkije betrof geen privéproject van de verdachte, maar een project van het Slotervaartziekenhuis. De beide voorschotfacturen van [B] B.V. zijn niet valselijk opgemaakt, maar waren daadwerkelijk betalingen aan [B] in verband met reeds door [B] verrichtte en nog te verrichten werkzaamheden voor zowel het ziekenhuis in [betrokkene 3] als de afdeling radiologie in het Slotervaartziekenhuis. Op het moment dat de facturen werden geformuleerd stonden [B] en het Slotervaartziekenhuis aan de vooravond van het gezamenlijk, moderniseren van de radiologie afdeling voor een bedrag dat hoger was dan gefactureerd werd op de beide voorschotnota’s. De omschrijvingen op de facturen van [B] waren derhalve correct, hetgeen reeds eerder in rechte is vastgesteld in een civiele procedure tussen onder andere het Slotervaartziekenhuis en [B] . De verdachte had geen opzet om zich de bedragen van in totaal € 1.000.000,00 wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte heeft de afdeling administratie immers (aan [betrokkene 8] ) uitdrukkelijk opgedragen om de facturen op de rekening-courant directie te boeken, zodat deze niet voor rekening van het Slotervaartziekenhuis zouden komen. De voorschotnota’s zijn echter door of op initiatief van de administrateur [betrokkene 8] onjuist in het betaalsysteem geboekt, hetgeen hersteld had kunnen worden en aan de aandacht van de verdachte is ontsnapt.
Het oordeel van het hof
Privéproject
Vaststaat dat de verdachte € 1.000.000,00 van de Slotervaartziekenhuis B.V. heeft gebruikt om de twee facturen van [B] te (laten) voldoen. De vraag die het hof dient te beantwoorden is of de verdachte zich deze € 1.000.000,00 van de Slotervaartziekenhuis B.V. wederrechtelijk heeft toegeëigend voor de financiering van een privéproject van de verdachte, namelijk voor de aankoop van het resort in [plaats] . Die vraag wordt bevestigend beantwoord op basis van de navolgende overwegingen.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep volgt dat binnen het Slotervaartziekenhuis zowel bestuurders als diverse personeelsleden op de hoogte waren van plannen voor ‘het zogenoemde Turkije-project’. Dat neemt niet weg dat bewijs dat binnen het bestuur een concreet voornemen bestond tot het feitelijk starten en realiseren van het project in Turkije, ontbreekt. Zo is er geen formele besluitvorming door de Raad van Bestuur over de bereidheid tot en de omvang van de financiering van dit project. Het hof acht de verklaringen van de mede bestuurders van de verdachte, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , dat geen besluit is genomen over het starten dan wel realiseren van het project en de financiering daarvan, op dit punt betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Evenmin is aannemelijk geworden dat goedkeuring van de aandeelhoudersvergadering is gevraagd of gekregen, die op basis van de statuten van de vennootschap wel was vereist. De voorzitter van de Raad van Commissarissen heeft verklaard dat de grootaandeelhouder niet verder wenste te investeren in het ziekenhuis of het resort in Turkije. De verdachte had daarom geen opdracht mogen geven tot de twee betalingen ten laste van het Slotervaartziekenhuis.
Dat het ‘Turkije-project’ een privéproject van de verdachte was volgt uit hetgeen is voorafgegaan aan het indienen van de twee voorschotfacturen van [B] B.V. Voordat de verdachte de afspraken met [B] maakte heeft zij immers geprobeerd om elders geld te lenen voor de aankoop van het resort [plaats] , hetgeen niet is gelukt. Zo heeft de verdachte op 24 april 2008 een e-mailbericht aan [betrokkene 4] geschreven, waarin zij de hoop uitspreekt dat hij haar een lening van € 10.000.000,00 gunt voor het kopen van de drie kavels (waaruit het [plaats] resort bestaat) voor haar kinderen. Daarna heeft de verdachte in mei 2008 aan [betrokkene 1] - in diens hoedanigheid van stichtingbestuurder - gevraagd of zij € 1.000.000,00 kon lenen van de [D] ( [D] ), waarvan [betrokkene 15] destijds directeur was, voor de aankoop van grond. Tenslotte is voor de financiering van het project omstreeks juli 2008 de [E] bank in Turkije benaderd.
Het hof overweegt dat als het Turkije-project een project van het Slotervaartziekenhuis was geweest, zoals de verdediging stelt, financiering door een derde partij niet voor de hand lag. Het (bestuur van het) Slotervaartziekenhuis had dan zelf de aanbetaling van € 200.000,00 en de bankgarantie van € 800.000,00 voor haar rekening kunnen nemen.
Dat het Turkije-project een privéproject van de verdachte betrof, vindt eveneens steun in de contacten tussen de verdachte en ( [betrokkene 6] , bestuurder van) [B] B.V. Daaruit volgt onder andere dat de verdachte aan [betrokkene 6] heeft geschreven dat zij nog een factuur heeft, waarvan doordrukken haar niet lukt en waardoor men teveel vraagtekens zal krijgen. De verdachte heeft in een e-mailbericht van 18 november 2008 aan [betrokkene 6] laten weten dat een factuur aan [plaats] resort moet worden gestuurd en niet naar “Slotervaart”, want “Slotervaart is niet de kopende partij”. Ook [betrokkene 6] schrijft in een e-mail dat het Slotervaartziekenhuis “niets” met het [plaats] resort te maken heeft. Op 18 maart 2009 laat de verdachte [betrokkene 6] weten dat een groot bedrag dubbel staat geboekt op radiologie, omdat enerzijds is betaald aan de leverancier (het hof begrijpt: niet zijnde [B] en betreffende radiologieapparatuur) en anderzijds voorschotbetalingen aan [B] hebben plaatsgevonden. De verdachte verzoekt [betrokkene 6] in datzelfde e-mailbericht het bedrag te crediteren, waarna zij een oplossing zal organiseren om het weer aan [betrokkene 6] terug te betalen. Volgens een later e-mailbericht aan [betrokkene 6] meent de verdachte dat facturen wel gecrediteerd móeten worden, omdat het niet te verantwoorden valt.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat het resort zou worden geleverd aan de verdachte, dan wel een “nader te noemen meester” en dat deze “nader te noemen meester” een nog op te richten rechtspersoon betrof. Voor zover hiermee is bedoeld te stellen dat het Slotervaartziekenhuis deze “nader te noemen meester” zou zijn, is hiervoor in het dossier geen aanwijzing te vinden. Het hof acht dit dan ook niet aannemelijk.
Het leveren van radiologieapparatuur door [B]
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat de kosten als vertekening dienen te worden gezien omdat [B] (ook) de opdracht vanuit het Slotervaartziekenhuis had gekregen radiologieapparatuur te leveren, overweegt het hof dat hiervoor geen aanknopingspunten zijn en dat dit ook anderszins niet aannemelijk is geworden. De werkgroep die binnen het Slotervaartziekenhuis bezig was met de selectie van firma’s die apparatuur voor de radiologieafdeling konden leveren, heeft een ranglijst gemaakt. [B] is niet vermeld in de lijst van aangeschreven firma’s en ook niet in de ranglijst voor het totaalpakket. Een offerte van [B] voor het leveren van apparatuur voor de radiologie is niet aangetroffen. Ook staat vast dat [B] geen apparatuur heeft geleverd voor de radiologie afdeling.
Het boeken van de betalingen in het betaalsysteem
Ook het verweer dat de verdachte de afdeling administratie uitdrukkelijk heeft opgedragen om de facturen op de rekening-courant directie te boeken, zodat deze niet voor rekening van het Slotervaartziekenhuis zouden komen, wordt verworpen. Noch het dossier noch het verhandelde ter zitting in hoger beroep bevat enige aanwijzing dat de verdachte aan [betrokkene 8] of een andere administratief medewerker instructies heeft gegeven om de betalingen op een bepaalde post of een rekening-courant te boeken. Het dossier bevat wel twee e-mailberichten van de verdachte waarin zij opdrachten geeft aan [betrokkene 8] om de facturen van [B] B.V. te betalen. Het e-mailbericht bij de factuur van 24 juni 2008 bevat als begeleidende tekst: “ [betrokkene 8] , Svp spoedbetaling, vandaag betalen Groeten [verdachte] ” en bij de factuur van 7 augustus 2008: “ [betrokkene 8] , Deze factuur morgen betalen, laat mij deze alvast aftekenen. Groeten”. [betrokkene 8] heeft als getuige verklaard dat hij “op eigen initiatie”’, dat wil zeggen conform zijn taken en verantwoordelijkheden als administrateur, de betalingen aan [B] op de post “medische inventaris” in het boekhoudsysteem heeft geboekt. Naar zijn zeggen heeft hij hierover geen contact gehad met de verdachte, die zich volgens hem niet bezighield met de boekhouding.
De verdachte heeft haar medebestuurders niet op enig moment de vraag voorgelegd of de bedragen op de facturen van [B] , die in verband staan met de aanbetaling en de bankgarantie voor het resort in Turkije, ten laste van het Slotervaartziekenhuis mochten worden gebracht. Dat de verdachte niet de intentie had om deze twee facturen zelf te betalen of terug te betalen aan het Slotervaartziekenhuis wordt bevestigd doordat zij, toen zij in maart 2009 op de hoogte was van de dubbele boeking op de afdeling radiologie, geen actie heeft ondernomen om hierover openheid van zaken te geven aan haar medebestuurders. Het hof acht daarom niet van belang op welke post de betalingen aan [B] B.V. uiteindelijk in de administratie zijn geboekt, noch of een eventuele “onjuiste” boeking later had kunnen worden hersteld. Voor het antwoord op de vraag of de verdachte zich de bedragen van tweemaal € 500.000,00 wederrechtelijk heeft toegeëigend is het moment dat zij [betrokkene 8] verzocht de betalingen te verrichten en aan deze verzoeken gehoor werd gegeven, doorslaggevend.
Valsheid in geschrift
Uit het voorgaande volgt dat de omschrijvingen op de facturen, kortgezegd voorschotten “zekerstelling” voor radiologiegoederen, niet overeen kwamen met de bestemming van de betalingen, namelijk als aanbetaling en dekking voor de bankgarantie voor het nog te ontwikkelen [plaats] resort. Zij zijn, gezien de initiërende rol van de verdachte bij de formulering van die omschrijvingen, bewust gekozen om de hiervoor beschreven verduistering te verhullen. Dit kwalificeert als het valselijk doen opmaken van documenten. Voor zover de verdediging de stelling betrekt dat over de valsheid van de facturen reeds in rechte een oordeel is gegeven, wordt dit verweer verworpen. Deze stelling miskent dat in de civiele procedure enkel de vraag aan de orde was of [B] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de verdachte bevoegd was het Slotervaartziekenhuis te vertegenwoordigen bij haar afspraken met [B] , en niet (ook) of sprake was van valsheid in strafrechtelijke zin.
Conclusie
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tenlastegelegde verduistering van € 1.000.000,00 en aan de onder 2 tenlastegelegde valsheden in geschrift door de facturen vals te laten opmaken en deze vervolgens te gebruiken door ze in de administratie van het Slotervaartziekenhuis te laten brengen.
De aandelen in [C] (feit 3)
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het standpunt van de advocaat-generaal is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking van € 200.000,00. De verdachte heeft [betrokkene 8] op 11 juli 2011 verzocht € 200.000,00 van een bankrekening van het Slotervaartziekenhuis over te boeken naar notariskantoor [R] onder vermelding van "overname aandelen [C] volgens overeenkomst” en dat is op 13 juli 2011 ook gebeurd. Toen zij later de aandelen in [C] B.V. aan [V] B.V. verkocht en een bedrag van € 201.331,51 op de rekening van [S] B.V. was bijgeschreven, heeft zij het bedrag van € 200.000,00 niet terugbetaald aan de Slotervaartziekenhuis B.V., maar overgeboekt naar haar privérekening, waarna zij een totaalbedrag van € 195.000,00 op de rekening van haar zoon, [betrokkene 16] , overschreef. Omdat de verdachte door boekingen en verrekeningen van privé-uitgaven op een rekening-courant inkomsten uit het ziekenhuis genoot, is deze verduistering geschied terwijl zij in een persoonlijke dienstbetrekking tot het Slotervaartziekenhuis stond.
Verweren van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat geen sprake is geweest van verduistering en dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Er is bewust voor gekozen om de aandelen te plaatsen bij [S] B.V., die in handen was van indirecte aandeelhouders van de Slotervaartziekenhuis B.V. Reden daarvoor was dat het Slotervaartziekenhuis niet rechtstreeks betrokken kon zijn bij [C] B.V., dat immers een platform moest zijn voor alle ziekenhuizen. De aankoop van de aandelen in [C] was in het belang van het Slotervaartziekenhuis, omdat dit kostenbesparende en efficiëntie verhogende effecten had voor het ziekenhuis. De verdachte heeft rechtmatig aanspraak gemaakt op de tegoeden die vrijkwamen door de verkoop van de aandelen [C] die bij [S] zijn terechtgekomen, omdat zij als privépersoon een vordering op [S] had die dit bedrag verre oversteeg.
Het oordeel van het hof
Als vaststaand kan worden aangenomen dat de verdachte [S] B.V., waarvan zij grootaandeelhouder was, aandelen in [C] B.V. heeft laten verwerven. De aankoopkosten zijn ten bedrage van € 200.000,00 ten laste gekomen van het Slotervaartziekenhuis. De aandelen zijn geleverd aan [S] B.V., en niet aan Slotervaartziekenhuis B.V. Vaststaat ook dat voor de aankoop van de aandelen geen goedkeuring was van de overige bestuurders en een formeel bestuursbesluit ontbreekt. Ook is de aandeelhoudersvergadering niet overeenkomstig de statuten van de B.V. geïnformeerd. Een van de leden van de Raad van Commissarissen, [betrokkene 12] , heeft verklaard dat de aankoop van [C] evenmin aan de Raad van Commissarissen is voorgelegd.
De stelling van de verdediging dat de aandelen (het hof begrijpt: met goedkeuring van de overige bestuurders en/of de aandeelhoudersvergadering) bij [S] B.V. werden geplaatst omdat het Slotervaartziekenhuis niet rechtstreeks betrokken kon zijn bij [C] B.V., wordt niet gevolgd. Dit is door de betrokken bestuurders, die als getuige zijn gehoord, ontkend. Het hof acht deze verklaringen betrouwbaar. Ook overigens volgt geen begin van aannemelijkheid van deze stelling uit het dossier.
Het hof is van oordeel dat de wederrechtelijke toeëigening heeft plaatsgevonden op het moment van de aankoop van de aandelen op 11 juli 2011. Aan de bespreking van het verweer dat het verkoopbedrag van de aandelen zou worden verrekend met een vordering van de verdachte op [S] B.V., een stelling die overigens niet is onderbouwd, komt het hof daarom niet toe.
Conclusie
De verdachte heeft, toen zij op 11 juli 2011 € 200.000,00 van de rekening van Slotervaartziekenhuis B.V. liet overboeken, zich dit bedrag wederrechtelijk toegeëigend. Die wederrechtelijkheid wordt niet weggenomen doordat, zoals de verdediging naar voren heeft gebracht, Slotervaarziekenhuis B.V. (in de toekomst) mogelijk – via [S] B.V. – voordeel van de aandelenaankoop had kunnen genieten, wat daar ook van zij, omdat ook dan nog sprake is van wederrechtelijk toeëigening. Het hof acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 3 tenlastegelegde verduistering van € 200.000,00.
In persoonlijke dienstbetrekking (feiten 1 en 3)
Het hof beantwoordt de vraag of de verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten 1 en 3 in persoonlijke dienstbetrekking stond tot de Slotervaartziekenhuis B.V. bevestigend. Daaromtrent wordt het volgende overwogen.
Voorop staat dat het bestaan van een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst geen noodzakelijk vereiste is om te kunnen spreken van een ‘persoonlijke dienstbetrekking’ in de zin van artikel 322 Wetboek van Strafrecht (Sr) (Hoge Raad van 7 mei 1934). De verdachte is met ingang van 23 oktober 2006 benoemd tot directeur en vanaf 1 juni 2007 voorzitter van de Raad van Bestuur van het Slotervaartziekenhuis. De verdachte heeft zich in 2008 daadwerkelijk gedragen als directeur van het Slotervaartziekenhuis toen zij de facturen van [B] voor akkoord ondertekende, doorstuurde naar de financiële afdeling van het Slotervaartziekenhuis en opdracht gaf aan [betrokkene 8] om deze te betalen. Dat geldt ook voor de aankoop van de aandelen in [C] in 2011. De verdachte deed privé-uitgaven op rekening van het Slotervaartziekenhuis. [betrokkene 4] bepaalde bij het opstellen van de jaarstukken de hoogte van een vergoeding voor de verdachte (€ 80.000 tot € 100.000) waarna een deel van haar schuld resteerde. Het hof leidt uit deze feiten af dat, toen de verdachte zich in 2008 en 2011, geldbedragen van in totaal € 1.200.000,00 toeëigende, zij in de zin van artikel 322 Sr in een persoonlijke dienstbetrekking stond tot het Slotervaartziekenhuis en het geldbedrag uit hoofde van die dienstbetrekking onder zich had.”
Het eerste cassatiemiddel en de bespreking daarvan
Het middel
9. Het eerste middel keert zich, gelezen in samenhang met de toelichting daarop, tegen ’s hofs motivering van de bewezenverklaring van de onder feit 1 aan de verdachte tenlastegelegde verduistering van geldbedragen van in totaal een miljoen euro die de verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking als bestuurder van Slotervaartziekenhuis onder zich had. Meer in het bijzonder wordt gesteld dat bij de verdachte opzet op deze verduistering ontbrak.
10. Als ik het goed zie ligt in de toelichting op het middel voorts de deelklacht besloten dat het hof het ter zake gevoerde, en in de schriftuur aangehaalde, verweer van de verdediging op onbegrijpelijke gronden heeft verworpen. Aangevoerd wordt dat het hof daarbij is voorbijgegaan aan de verklaring van de getuige [betrokkene 8] dat hij op eigen initiatief de betalingen aan [B] op de post “medische inventaris” in het boekhoudsysteem heeft geboekt. Onjuist is de overweging van het hof dat het hof het niet van belang acht op welke post de betalingen aan [B] uiteindelijk in de administratie zijn geboekt noch of een eventuele onjuiste boeking later had kunnen worden hersteld, aldus de steller van het middel.
Het ter terechtzitting gevoerde verweer
11. Blijkens de in hoger beroep ter terechtzitting van 21 september 2023 voorgedragen en in het dossier gevoegde pleitnota [3] heeft de raadsman van de verdachte in dit verband het volgende naar voren gebracht:
“In het kader van de werkzaamheden van [B] in Turkije werden door [B] vanaf 2007 nota's voor consultancy toegezonden aan het [Q] , welke telkens werden geboekt op de rekening-courant directie (zie bijlage). Uit het getuigenverhoor van de boekhouder van het [Q] , [betrokkene 8] , is naar voren gekomen dat de algemene instructie van [verdachte] was, dat betalingen voor projecten die op dat moment nog geen revenuen opleverden voor het [Q] eerst onder rekening-courant directie moesten worden geboekt en die betalingen mogelijk later een andere omschrijving konden krijgen indien en voor zover er revenuen voor het [Q] tegenover zouden komen te staan. (Zie FIOD-verhoor [betrokkene 8] ).
De beide voorschotfacturen zijn oorspronkelijk geboekt op rekening-courant directie en nadien is de boeking gewijzigd op inventaris röntgenafdeling. Deze wijziging van de boeking heeft plaatsgevonden door [betrokkene 8] en is vervolgens door [betrokkene 17] doorgevoerd in de boekhouding waarna op de voorschot-nota’s jaarlijks ten onrechte werd afgeschreven. In 2013 hadden deze afschrijvingen simpel boekhoudkundig kunnen worden teruggedraaid waarna het oorspronkelijke bedragen van 2 maal € 500.000,= op de rekening-courant van [X] hadden kunnen worden geboekt. Daarmee zou de onjuiste boeking zijn teruggedraaid conform de oorspronkelijke bedoeling van [verdachte] .
Zowel [betrokkene 8] als [betrokkene 17] hebben uitdrukkelijk aangegeven dat [verdachte] zich nooit bemoeide met boekhoudposten tenzij het ging om het boeken van een post op de rekening-courant directie. [verdachte] weet zeker dat zij dit heeft doorgegeven aan [betrokkene 8] m.b.t. de beide voorschotnota’s. [betrokkene 8] heeft aangegeven dat hij dat niet heeft gehoord m.b.t. de beide voorschotnota’s. M.b.t. deze constatering staan de lezingen van [betrokkene 8] en [verdachte] tegenover elkaar. Wel staat vast, dat eerdere nota's van [B] m.b.t. consultancy werkzaamheden voor rekening-courant directie geboekt zijn en dat de beide voorschotnota’s althans, 1 van beide voorschotnota’s, oorspronkelijk ook voor rekening-courant directie was geboekt hetgeen de lezing van [verdachte] ondersteunt. Zie getuigenverklaring [betrokkene 8] , zitting Hof:
“... Het zou kunnen dat administratie medewerkster [betrokkene 18] de betalingen van de [B] -facturen heeft geboekt en dat deze aanvankelijk op de rekening-courant directie moesten worden geboekt, maar ik weet dat niet meer.
(…)
De eerste [B] -factuur is als inventaris geboekt. De tweede factuur werd als kosten directie geboekt, maar dat heb ik misschien veranderd naar de post inventaris omdat de eerste factuur daar ook op was geboekt: Ik heb hierover geen contact met [verdachte] gehad. Boekingen op de rekening-courant directie vloeiden niet voort uit facturen. Ik weet niet of ik aan [betrokkene 18] de opdracht tot aanpassing van de geboekte post heb gegeven. Ik weet ook niet meer hoe ik erachter kwam dat de facturen verkeerd waren geboekt.
(...)
[verdachte] stond ver van de administratie af. Het boeken op bepaalde posten was mijn zelfstandige beslissing. Uiteraard vonden er accountantscontrolés plaats. De accountant heeft de facturen ook meegenomen als inventaris, dus mijn beslissing om de facturen op die post te boeken was juist.
(…)
Ik weet niet of de rekening-courant [X] aan het [Q] was gekoppeld. De verklaring van [verdachte] hierover, zoals afgelegd ten overstaan van de FIOD op 10 juni 2014, klinkt heel aannemelijk.
(...)
Destijds was het aannemelijk om te handelen zoals ik heb gedaan, maar achteraf is de afgelegde verklaring van [verdachte] aannemelijker. Ik denk dat de facturen bij een cijfercontrole door de accountant naar boven hadden kunnen komen. Er had gevraagd kunnen worden naar de voorschotten, de facturen en de contracten. In dat geval had een aanpassing van de post kunnen plaatsvinden, maar dat is niet gebeurd.
(...)
Ik wist in die tijd van de plannen van [verdachte] in Turkije. Dat was binnen het [Q] bekend. Er is personeel van het [Q] , waaronder [betrokkene 2] , naar Turkije geweest. Ik dacht destijds niet dat de [B] -facturen te maken hadden met het Turkije-project, omdat de afdeling radiologie in het [Q] werd verbouwd. [verdachte] is een ondernemend type.
(...)
De rekening-courant [X] is voortgekomen uit de overname van het [Q] . Ik wist daarom dat [X] een vennootschap van [betrokkene 4] was. Ik kan mij voorstellen dat [verdachte] de voorschotbetalingen in rekening-courant [X] wilde boeken met het idee dat het een boeking voor haarzelf of namens de aandeelhouders van [X] betrof en niet iets voor het [Q] . Dat kan ik rijmen met het gegeven dat [verdachte] al die jaren geen salaris heeft ontvangen. De bedragen konden worden verrekend.
(...)
Het was niet nodig af te lossen op de rekening-courant directie omdat die rekening-courant uiteindelijk een verrekening met het salaris van [verdachte] zou zijn. Daarover hebben besprekingen plaatsgevonden.
(...)
Het klopt dat binnen de afdeling administratie soms geen tijd was om alle werkzaamheden op te pakken. Ik had wel voldoende controle over de materie.
(...)
Binnen het [Q] werd veel afdelingen tegelijkertijd verbouwd. De afdeling administratie en het kantoor van [verdachte] werden bijvoorbeeld verplaatst. Er was een aannemer. Voor zover ik mij herinner werd de afdeling radiologie op datzelfde moment verbouwd.
(...)
De rekening-courant directie bestond, omdat [verdachte] wel eens geld meevroeg uit de kas. In de rekening-courant directie werden bonnen geboekt. De rekening-courant [X] was meer achter de schermen en was iets tussen [verdachte] en [betrokkene 4] . De [B] -facturen van in totaal € 1 miljoen konden in theorie via de rekening-courant directie worden verrekend met het salaris van [verdachte] . In het begin stond € 26 miljoen op de rekening-courant [X] , omdat [betrokkene 4] dat bedrag in het [Q] had gestoken. Ik deed de rentebetalingen aan [betrokkene 4] / [X] .
(…)
[verdachte] kon geen facturen inboeken in het boeksysteem. Ik herinner me niet dat [verdachte] aan mij of een ander heeft gevraagd om een factuur op een bepaalde post te boeken. [verdachte] hield zich niet bezig met de boekhouding. Ze kon die inzien als ze ernaar had gevraagd, maar dat is niet gebeurd. [verdachte] had geen inzage in de grootboekrekening.
(...)
Ik heb gehoord dat [betrokkene 19] opdracht heeft gegeven om te controleren of geboekte inventaris ook daadwerkelijk aanwezig was binnen het [Q] . Resultaten daarvan zijn niet aan mij teruggekoppeld. Ik heb niet met mensen van [Y] gesproken en ben ook niet door [Y] over hun bevindingen ingelicht. Er is geen toestemming of uitleg aan mij gevraagd.
(…)
De boeking op inventaris, waarop is afgeschreven, had kunnen worden teruggedraaid. Er had een verrekening met de rekening-courant directie of de rekening-courant [X] kunnen plaatsvinden.
Het verweer houdt daarmee in dat de verdachte opdracht zou hebben gegeven de voorschotbetalingen van [B] van beide bedragen van elk € 500.000,00 op de ‘rekening courant directie’ te boeken en niet op de medische inventaris-post. Via de rekening courant kon het bedrag – een privébetaling, immers was de verdachte koper en niet Slotervaartziekenhuis – verrekend worden met de aandeelhouders. [4] Het was, als ik het verweer goed begrijp, gebruikelijk dat de ‘rekening courant directie’ soms werd gebruikt voor privéuitgaven van de verdachte. Het is kennelijk ook daarom dat de verdediging het van belang acht – in haar woorden – op welke post de twee voorschotbedragen van [B] waren geboekt, of althans hadden moeten worden geboekt.
Het juridisch kader
12. Verduistering is als volgt strafbaar gesteld in art. 321 Sr:
“Hij die opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft, wederrechtelijk zich toeëigent, wordt, als schuldig aan verduistering, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
13. De onderhavige tenlastelegging is toegesneden op art. 322 j° art. 321 Sr. Daarom moet de in de tenlastelegging voorkomende uitdrukking "wederrechtelijk zich heeft toegeëigend" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als toekomt aan de in art. 321 Sr voorkomende uitdrukking (in de vervoeging ‘wederrechtelijk zich toeëigent’).
14. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is van toe-eigenen in de zin van art. 321 Sr sprake indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort. [5] Het gaat anders gezegd om “het verrichten van een gedraging waaruit blijkt van het besluit om over een goed de uitsluitende feitelijke heerschappij te gaan uitoefenen”. [6] Anders dan bij diefstal, ontbreekt bij verduistering een daad van wegnemen die als objectieve maatstaf kan gelden, aangezien de verdachte het goed op rechtmatige wijze onder zich heeft. De wil tot toe-eigening zal hier dan ook uit iets anders moeten kunnen worden afgeleid. Als die intentie niet in de verklaring van de verdachte zelf wordt verwoord, dan zal uit de feiten en omstandigheden (met name het gedrag of het samenstel van gedragingen) moeten kunnen worden opgemaakt dat de verdachte ‘als heer en meester’ over het goed is gaan beschikken, zoals het geval is bij het zonder toestemming van de rechthebbende vervreemden (verkopen), uitlenen, schenken (aan een ander), verbergen of vernietigen van het goed. [7]
De bespreking van het middel
15. Twijfel over de vraag of de aankoop van het resort een privéproject van de verdachte betreft, is er gezien de tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen mijns inziens niet. Het hof heeft op grond van die bewijsmiddelen onder meer het volgende vastgesteld.
16. Op 18 mei 2008 heeft de verdachte een voorlopige koopovereenkomst getekend in verband met de koop van het [plaats] -resort in Turkije (bewijsmiddel 25). De koopovereenkomst vermeldt onder meer dat de verdachte binnen zeven werkdagen na ondertekening € 200.000,00 aan de verkoper moet betalen en dat er een bankgarantie ter hoogte van € 800.000,00 moet zijn afgegeven. Uit de bewijsmiddelen 13 en 29 blijkt dat [B] (een bedrijf dat goederen leverde en diensten verleende aan zorgaanbieders) op verzoek van de verdachte op 15 mei 2008 € 200.000,00 heeft overgemaakt naar de Turkse privébankrekening van de verdachte. Vanaf die bankrekening is het bedrag klaarblijkelijk overgemaakt aan de verkoper van het resort [plaats] (bewijsmiddel 30). Op 22 mei 2008 is door ABN AMRO een bankgarantie van € 800.000,00 gesteld, die op verzoek van de verdachte door [B] was aangevraagd (bewijsmiddel 17). De verdachte zou zorgen voor de ‘cash cover’ van beide bedragen samen, dus in totaal één miljoen euro, “middels op enigerlei wijze storting op rekening van [B] in juni 5 ton en juli eveneens 5 ton” (bewijsmiddel 15). [B] heeft twee facturen gestuurd aan de Raad van Bestuur van Slotervaartziekenhuis, op 24 juni 2008 en 7 augustus 2008, ter attentie van de verdachte (bewijsmiddelen 11 en 12) betreffende “Voorschot zekerstelling aankoop goederen t.b.v. afdeling Radiologie Totalprice EUR 500.000,00” respectievelijk “Tweede voorschot zekerstelling aankoop goederen t.b.v. afdeling Radiologie Totaalprijs EUR 500.000,00”. De verdachte heeft beide facturen ondertekend en aan administrateur [betrokkene 8] van Slotervaartziekenhuis verzocht deze twee facturen te betalen (bewijsmiddelen 33 en 34). De factuurbedragen van in totaal € 1.000.000,00 zijn op twee data, te weten 30 juni 2008 en 8 september 2008, door Slotervaartziekenhuis aan [B] overgemaakt (bewijsmiddelen 23 en 24). Op 16 oktober 2008 is door het resort de bankgarantie ingeroepen en is van de ABN AMRO-rekening van [B] € 800.000,- afgeschreven (bewijsmiddel 14).
17. De verdachte – aldus de bewijsoverwegingen van het hof – heeft € 1.000.000,- van Slotervaartziekenhuis gebruikt om twee facturen van [B] te (laten) voldoen. Een concreet voornemen tot het feitelijk starten en realiseren van het project in Turkije bestond binnen het bestuur echter niet. Van formele besluitvorming door de Raad van Bestuur was geen sprake. Voorts is niet aannemelijk geworden dat goedkeuring van de algemene aandeelhoudersvergadering is gevraagd of gekregen; deze goedkeuring was ingevolge de statuten wel vereist. Over het onderhavige privéproject heeft de verdachte naar anderen binnen Slotervaartziekenhuis geen openheid van zaken gegeven.
18. Niet aannemelijk acht het hof dat – zoals de verdediging heeft aangevoerd – de verdachte de afdeling administratie van Slotervaartziekenhuis uitdrukkelijk heeft opgedragen om de facturen op een ‘rekening-courant directie te boeken, zodat deze niet voor rekening van Slotervaartziekenhuis zouden komen. Dit verweer is dan ook door het hof verworpen. Daarbij heeft het hof overwogen dat noch het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting enige aanwijzing bevat dat de verdachte aan [betrokkene 8] , de administrateur van Slotervaartziekenhuis, of een andere administratief medewerker instructies heeft gegeven om de betalingen op een bepaalde post of rekening courant te boeken. Uiteindelijk gaat het er volgens het hof ook niet om op welke post de betalingen aan [B] zijn geboekt. Voor het antwoord op de vraag “of de verdachte zich de bedragen van tweemaal € 500.000,00 wederrechtelijk heeft toegeëigend is het moment dat zij [betrokkene 8] verzocht de betalingen te verrichten en aan deze verzoeken gehoor werd gegeven, doorslaggevend”, aldus het hof.
19. Dat oordeel is in het licht van de bewijsvoering niet onbegrijpelijk. Het staat vast dat de verdachte, zonder andere betrokkenen in te lichten en zonder de vereiste toestemming van de door het hof genoemde organen binnen Slotervaartziekenhuis gelden van Slotervaartziekenhuis heeft gebruikt voor de privé aankoop van het ‘resort [plaats] ’ in Turkije. Slotervaartziekenhuis speelde daarin geen enkele participerende rol en had er ook overigens geen enkele bemoeienis mee. Van – kort gezegd – een rekening-courant boeking is het hof niet gebleken. Bovendien blijkt uit de bewijsvoering van het hof dat de verdachte eerst, maar tevergeefs, getracht heeft de financiering via een andere weg rond te krijgen. En verder: toen de dubbele boeking op de afdeling radiologie haar duidelijk werd, ondernam de verdachte geen actie om die wetenschap met de andere bestuurders te delen. Dat administrateur [betrokkene 8] naar zeggen van de steller van het middel op eigen initiatief de betalingen aan [B] op de post “Medische inventaris” heeft geboekt, staat aan de juistheid en begrijpelijkheid van het oordeel van het hof over de tenlastegelegde verduistering niet in de weg.
20. De verdachte heeft, door zo (verhullend) te handelen in de vorengenoemde zin, als ‘heer en meester’ over de tenlastegelegde geldbedragen beschikt, geldbedragen die zij uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking bij Slotervaartziekenhuis onder zich had. Gelet daarop is ook het opzet van de verdachte – en daarmee de bewezenverklaring van feit 1 in haar geheel – voldoende gemotiveerd. Aldus heeft het hof tevens het door de steller van het middel aangehaalde verweer van de raadsman op valide gronden verworpen.
21. Het middel faalt.
V
Het tweede cassatiemiddel en de bespreking daarvan
Het middel
22. Het tweede middel komt met een motiveringsklacht op tegen de bewezenverklaring van de onder 2 bewezenverklaarde valsheid in geschrift. De toelichting op het middel bestaat vooral uit het letterlijk citeren uit het ter terechtzitting van 21 september 2023 gevoerde verweer van de raadsman van de verdachte. Ik begrijp het middel in samenhang met de toelichting daarop in deze zin, dat volgens de steller van het middel [B] wel degelijk daadwerkelijk in het voortraject betrokken is geweest bij de voorgenomen bestelling van radiologieapparatuur door Slotervaartziekenhuis en dat om die reden de opgestelde voorschotfacturen niet vals waren, waaraan niet afdoet dat de betalingen aan [B] door [B] voor andere doeleinden zijn gebruikt.
Het ter terechtzitting gevoerde verweer
23. De pleitnota die op ’s hofs terechtzitting van 21 september 2023 is voorgedragen en in het dossier is gevoegd, [8] houdt voor zover hier van belang het volgende in:
“Kort gezegd komt het erop neer dat [B] voor het ziekenhuis in [betrokkene 3] alle onderzoeken zou verrichten om het ziekenhuis af te bouwen en afdelingen in te richten en daarvoor apparatuur aan te schaffen. Daarnaast was [B] in de race voor de aanschaf van röntgenapparatuur voor zowel het ziekenhuis in [betrokkene 3] als nieuw aan te schaffen röntgenapparatuur voor het [Q] in Amsterdam. Zie e-mails m.b.t. aanvraag offerte röntgenapparatuur aan [B] in 2008 alsmede getuigenverklaring [betrokkene 9] ter zitting van het hof:
“... Het klopt dat de investeringen in Bucky-apparatuur en angiokamers in de periode 2007 tot en met 2011 de belangrijkste projecten waren binnen de afdeling radiologie. Het investeringstraject van de Bucky-apparatuur begon in 2007-2008 en betrof € 1,2 à 1, 3 miljoen dat in twee delen is betaald. Daarna, vanaf 2010, kwamen twee / de angiokamers van ruim € 2 miljoen; die apparatuur is in 2011 geplaatst. In het eerste traject werd de Bucky-apparatuur geleverd door Kodak/Carestream (Kodak is overgenomen door Carestream). De bijbehorende echoapparatuur is geleverd door [K] . Ik kan niet met zekerheid zeggen bij welke van de twee trajecten [B] een rol heeft gespeeld maar de naam [B] is op enig moment naar boven gekomen.
(...)
In de e-mail van 5 augustus 2008 van [verdachte] aan [betrokkene 6] en met kopie aan mij gaat het over doorlichtapparatuur, in hetzelfde traject als de Bucky-apparatuur.
(...)
Ik had rechtstreeks contact met Carestream. Er is eerder gewerkt met investeringsmaatschappijen. Ik had de indruk dat de order via [B] bij een van de partijen zou terechtkomen.
(...)
Ik heb inderdaad per e-mail een offerte aan [B] gevraagd maar die hebben wij niet ontvangen.
(...)
Ik heb dit aangekaart bij [betrokkene 19] (verder: [betrokkene 19] ) maar het viel stil. Ik kreeg de indruk dat het was opgelost maar dat heb ik niet nagevraagd.
(…)
Naar mijn idee kwam de vraag ter controle van [betrokkene 19] via de […] . Het is in de 40 jaar dat ik bij het [Q] werkte zeker voorgekomen dat de financiële administratie en de daadwerkelijke inventaris niet overeenkwamen. Soms was een goed in de financiële administratie opgenomen terwijl het zich nog niet in de inventaris bevond, of andersom. Soms stond er apparatuur op de inventarislijst van de afdeling radiologie, terwijl die apparatuur op een andere afdeling stond. Bij verkeerde vermeldingen werd geen aangifte gedaan van fraude. In dergelijke gevallen zei ik dat een correctie moest plaatsvinden en dat gebeurde dan ook. De boeking van [B] had gecorrigeerd kunnen worden.”
[…]
De achtergrond van de betaling van de voorschotnota’s van twee maal € 500.000,= lag in de wens van [B] om ruime financiële mogelijkheden te hebben voor de door haar verrichte en nog te verrichten activiteiten voor het ziekenhuis in [betrokkene 3] c.q. de afdeling Radiologie van het [Q] in Amsterdam.
De omschrijving zoals die op de beide voorschotfacturen terecht is gekomen op aangeven van [verdachte] op verzoek van [betrokkene 6] , de directeur van [B] , betrof dan ook ‘voorschot zekerstelling aankoop goederen t.b.v. afdeling Radiologie’ en deze omschrijving was derhalve correct gelet op de door [B] verrichte en nog te verrichten werkzaamheden.
Verwezen wordt naar het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 november 2013 in de civiele procedure tussen Slotervaartziekenhuis B.V. en [B] B.V., [Z] B.V. en [betrokkene 6] , rechtsoverweging 4.6:
“Uit het vorenstaande volgt dat de door [verdachte] met [B] gemaakte afspraken moeten gelden als door het Slotervaartziekenhuis aangegane verplichtingen. De facturen zijn dus niet ondeugdelijk of valselijk opgemaakt en evenmin door het Slotervaartziekenhuis onverschuldigd betaald. Ook volgt uit wat hiervoor is overwogen dat van onrechtmatig handelen van [B] c.s. geen sprake is. Op de overige stellingen en verweren zal daarom niet meer worden ingegaan.”
Ook het gerechtshof te Amsterdam heeft in het hoger beroep tussen dezelfde partijen bij arrest van 31 januari 2017 zich in gelijke zin uitgesproken onder rechtsoverweging 3.14:
Gelet op de vaststaande feiten en het in die context door [betrokkene 6] bij conclusie van antwoord en memorie van antwoord gemotiveerde en onderbouwde verweer tegen de hiervoor onder 3.11 betrokken stellingen van het Slotervaartziekenhuis, kan immers niet worden uitgesloten:
- dat de plannen van het Slotervaartgiekenhuis met het [betrokkene 3] ziekenhuis en de plannen rond het nabijgelegen [plaats] resort nauw met elkaar verbonden onderdelen waren van één project in Turkije; (…)
- dat [B] / [betrokkene 6] ervan zjjn uitgegaan – en daarvan ook mochten uitgaan – dat [verdachte] ten aanzien van de onroerendgoedtransactie met betrekking tot het [plaats] resort en de in dat verband met [B] gemaakte afspraken over een aanbetaling van
- (…)
- (…)
- € 200.000 en het stellen van een bankgarantie van € 800.000 optrad namens – derhalve als vertegenwoordiger van – het Slotervaartziekenhuis, en niet voor zichzelf
- dat geen sprake was van een schijntransactie c.q. van onttrekkingen van geld aan het Slotervaartziekenhuis ten behoeve van [verdachte] privé, die gemaskeerd moesten worden met ‘valse ’facturen: de vaststaande feiten en het onderbouwde verweer duiden er immers op dat [B] daadwerkelijk € 200.000 heeft voorgeschoten ten behoeve van de aankoop van het [plaats] resort door het Slotervaartziekenhuis, dat zij daadwerkelijk een bankgarantie van € 800.000 heeft gesteld, dat die vervolgens daadwerkelijk door de verkoper is ingeroepen waarna ABN AMRO Bank [B] daadwerkelijk voor dat bedrag heeft gedebiteerd.”
Daarmee staat, anders dan de rechtbank in haar vonnis heeft gesteld, in rechte vast dat de beide voorschotfacturen
nietvals zijn en er derhalve geen sprake kan zijn van valsheid in geschrift. Ten onrechte stelt de rechtbank, dat in de voorschotnota’s niet een uitgebreidere tekst is opgenomen voor het geval de beide betalingen voor een ander doel zouden worden aangewend. Ook dat maakt de betreffende voorschotnota’s niet vals. Bovendien is uit de e-mails en andere schriftelijke stukken naar voren gekomen alsmede de getuigenverklaringen van [betrokkene 8] , [betrokkene 17] en [betrokkene 20] , dat [B] wel degelijk een leverancier was van het [Q] en in de race is geweest voor het doen van een offerte m.b.t. röntgenapparatuur c.q. de verbouwingen i.v.m. de aanschaf daarvan.
De zaak tegen [betrokkene 6] en [B] B.V. is inmiddels geseponeerd.
Gelet op het hierboven vermelde vonnis en arrest moet ervan uitgegaan worden dat met betrekking tot de opgestelde facturen en de daarop opgenomen omschrijving geen sprake is van valsheid in geschrifte, noch van de kant van [betrokkene 6] / [B] noch van de kant van [verdachte] .”
De bespreking van het middel
24. Tot de vaststellingen van het hof behoort ook dat er geen aanknopingspunten zijn dat [B] vanuit Slotervaartziekenhuis opdracht zou hebben gekregen radiologieapparatuur te leveren en dat dit ook anderszins niet aannemelijk is geworden. [B] staat, zo overweegt het hof, niet vermeld in de bedoelde ranglijst van aangeschreven firma’s die apparatuur voor de radiologieafdeling van Slotervaartziekenhuis konden leveren en is ook niet vermeld in de ranglijst voor het totaalpakket (zie voorts bewijsmiddel 37). Dat [B] – zoals ter terechtzitting in hoger beroep namens de verdediging is aangevoerd met een verwijzing naar de verklaring van [betrokkene 9] – op een bepaald moment mogelijk wel betrokken was in het voortraject, doet daaraan niet af. Deze getuige heeft op de terechtzitting in hoger beroep van 5 september 2023 namelijk ook verklaard dat weliswaar door hem een offerte aan [B] is gevraagd, maar deze niet is ontvangen (zie bewijsmiddel 43). Daaruit heeft het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk afgeleid dat van enige betrokkenheid van [B] in de door de verdediging voorgestane zin, geen sprake is geweest. De bewezenverklaring van feit 2 is voldoende naar de eis der wet met redenen omkleed.
25. Het middel faalt.
Het derde cassatiemiddel en de bespreking daarvan
Het middel
26. Het derde middel, bezien in samenhang met de toelichting daarop, keert zich – onder verwijzing naar hetgeen daarover ter terechtzitting door de verdediging is aangevoerd – met een motiveringsklacht tegen ’s hofs bewezenverklaring van de onder feit 3 aan de verdachte tenlastegelegde verduistering van € 200.000,00, een geldbedrag dat de verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking als bestuurder van Slotervaartziekenhuis onder zich had. Bij de verdachte was volgens de steller van het middel geen sprake van opzet tot verduistering.
Het verweer ter terechtzitting
27. In de toelichting op het middel wordt gewezen op hetgeen de verdediging bij pleidooi heeft aangevoerd met betrekking tot de ‘aankoop aandelen [C] ’. Aangehaald worden de volgende passages uit de hierboven meergenoemde, ter terechtzitting voorgedragen pleitnota: [9]
“ [C] E-Health
Het verhaal en gebeurtenissen rond [C] in chronologische volgorde
[C] was 12 mei 2011 door [betrokkene 11] opgericht met het doel een zogenaamde Persoonlijk Gezondheids Omgeving te ontwikkelen. Op 22 juni wordt een voorstel aan [verdachte] gedaan om te investeren in [C] om de ontwikkeling van het platform te versnellen en een partner met inzicht in de zakenwereld en de zorg daarbij te betrekken. De oprichter van [C] wenste de aandelen buiten het [Q] -portfolio te houden, zodat [C] ook concurrerende ziekenhuizen zou kunnen bedienen. Indien het [Q] de aandelen zou bezitten, zouden andere ziekenhuizen het samenwerken van [C] uit de weg kunnen gaan vanwege concurrentierisico's op het gebied van de gegevensstromen en kennisdeling. Daarnaast wenste die wel dat de aandelen in een domein zouden worden gehouden waar [verdachte] gezag over zou hebben. Vanuit [verdachte] en [betrokkene 4] was er belangstelling om te investeren, omdat de technologie flinke winsten kon helpen bewerkstelligen op het gebied van efficiëntie van de patiëntenadministratie met een significant onkosten verlagend effect op de lange termijn. Dit zou het [Q] uiteindelijk ten goede komen. De investering zou de investeerder echter ook aan een financieel risico van ongeveer 1.5 miljoen Euro blootstellen. Om het [Q] te betrekken maar tegelijkertijd te beschermen tegen de financiële risico's die met de aandelenaankoop gepaard zouden gaan, is ervoor gekozen om de aandelenkoop via [S] . Deze rechtspersoon behoorde toe aan indirecte aandeelhouders van het Slotervaart Ziekenhuis, voor 70% aan [verdachte] en voor 30% aan de aandeelhouders van [BB] .
Op 30 juni 2011 tekenen partijen [S] , [V] , [AA] en [C] een intentie-overeenkomst. Op basis daarvan zou 42% van de aandelen van [C] worden verkocht voor € 200.000 naast een bij de bank achtergestelde lening van 1.3 miljoen Euro.
Op 11, 12 en 13 juli 2011 vinden de formaliteiten plaats van de betaling voor, emissie van en levering van de aandelen [C] aan [S] .
Vanaf 21 mei 2012 is er onenigheid tussen [verdachte] en [betrokkene 11] over de achtergestelde lening. De afgesproken prestaties die behaald zouden moeten worden voor het vrijgeven van verschillende tranches van de lening zijn volgens [betrokkene 11] gehaald maar volgens [verdachte] niet. Op 31 mei 2012 geeft [betrokkene 11] aan dat hij overweegt [S] aan te merken als tekortschietende partij waardoor hij contractueel het recht verkrijgt de aandelen terug te kopen. De discussies hierover zetten zich voort.
Nadat [verdachte] is geschorst op 19 februari 2013 en uiteindelijk wordt ontslagen ontstaat er meer onrust bij Slotervaart, en de verwachtingen rondom de prestaties en samenwerkingsverband met [C] verscherpen en de spanning hierover neemt toe. Daardoor wordt het proces ingezet om de aandelen [C] terug te verkopen van [S] aan [C] , hetgeen geschiedt per notariële akte van 22 april 2014. Op 23 april 2014 ontvangt [S] een bedrag van 201.333,51 Euro. Op dezelfde afschrift waarbij te zien is dat dit bedrag is ontvangen, is te zien dat 200.000 euro wordt overgemaakt naar rekening van [verdachte] met als titel: TERUGBETALING.
Zo te zien zijn de tegoeden van de verkoop van aandelen [C] die bij [S] zijn terechtgekomen, gevorderd door [verdachte] als privépersoon, omdat zij een vordering op [S] had die dit bedrag verre oversteeg. Op dit moment, op 23 april 2014, was [verdachte] al ontslagen als voorzitter […] van het Slotervaart Ziekenhuis en liep de rechtszaak voor de ondernemerskamer inzake de aandelenverdeling en emissie binnen het Slotervaart Ziekenhuis. [verdachte] had zowel vorderingen op het Slotervaart Ziekenhuis als op [S] waardoor het vorderen van de tegoeden van [S] een legitieme grondslag had.
In een notendop: de aankoop van de aandelen [C] was in het belang van betere bediening van de klanten en besparingen in zowel tijd als kosten op het gebied van de patiëntenadministratie van Slotervaart. Het plaatsen van de aandelen bij [S] , die in handen was van indirecte aandeelhouders van het [Q] , was om het [Q] en [C] van elkaar af te schermen. Voor het [Q] was dit een financieel belang, voor [C] een marktbelang om niet direct verbonden te zijn aan een ziekenhuis. Het terug verkopen van de aandelen [C] was besloten nadat de prestaties van [C] niet voldeden aan de afspraken en verwachtingen van [verdachte] en [betrokkene 11] de partij [S] begon te zien als tekortschietende partij. De verkoop geschiedde voor hetzelfde bedrag als de koop. Dit bedrag verrekende [verdachte] direct met [S] met vorderingen die zij had uitstaan bij [S] .
Conclusie [C]
- [verdachte] / het [Q] is benaderd met het voorstel om te investeren in [C] , die een nieuwe elektronische omgeving zou bouwen voor E-Health.
- Het leek [betrokkene 4] en [verdachte] nuttig om in [C] te investeren via de koop van een bepaald belang middels aandelen, omdat [C] potentie had om kostenbesparende, klantenservice bevorderende en efficiëntie verhogende effecten te hebben voor Slotervaartziekenhuis. Daarnaast zou het [Q] kunnen vooruitlopen op de innovatiegolf en invloed kunnen uitoefenen op het ontwerp via de wensen en behoeftes van het ziekenhuis.
- Doordat [C] een platform wou zijn voor meer of alle ziekenhuizen, kon er geen directe betrokkenheid van Slotervaart zijn.
- Hierdoor, en ook om de financiële risico's van zo’n innovatief project te isoleren, is gekozen om de aandelen onder te brengen bij [S] . Toen [verdachte] uit het [Q] is geschorst en uiteindelijk is ontslagen lopen de spanningen tussen partijen op waardoor de aandelen weer door [S] aan [C] werden terug verkocht.
- De tegoeden die hierdoor bij [S] terugkwamen werden door [verdachte] verrekend met schulden die [A] bij haar had uitstaan. Dit was op dat moment het beste scenario, gezien dat ze ook vordering had uitstaan bij het Slotervaartziekenhuis, die op dat moment ook aan de rechter werden voorgelegd.
ROI m.b.t. [C]
In het document ‘ [C] , onderbouwing en ROI’ van eind 2011, begin 2012, wordt over [C] en de mogelijkheden van E-Health door [betrokkene 11] , directeur van [C] , en een aantal managers van het [Q] , problematiek en perspectieven voor kostenbesparing beschreven. Er wordt in de ROI uitvoerig uiteengezet wat in de toekomst de problematiek zal zijn met betrekking tot dagopnames en capaciteit en herhaalbezoeken aan het ziekenhuis. Berekend wordt hoeveel het [Q] in de toekomst met nieuwe technologische ontwikkelingen zou kunnen besparen op het contact tussen arts en patiënt en daardoor kan komen tot grote kostenbesparingen.
De totale kostenbesparingen worden berekend op circa 4 miljoen euro per jaar. [verdachte] was van meet af aan enthousiast over dit concept en was van mening dat het [Q] , door voorop te lopen met E-Healthprojecten, een belangrijk financieel voordeel zou kunnen creëren. Door de aankoop van de aandelen in het ICT-bedrijf [C] zou het [Q] enerzijds invloed kunnen uitoefenen op de ontwikkelingen en anderzijds maximaal kunnen profiteren van en een voorsprong krijgen op het terrein van E-health.
Het ter beschikking stellen van € 200.000,= uit de begroting van het Slotervaart voor de aankoop van aandelen [C] was dan ook een logisch gevolg van het ingezette beleid. Dat de aandelen op verzoek van [C] en op aanraden van [betrokkene 4] werden geparkeerd / ondergebracht bij de vennootschap [S] had als achtergrond dat op die manier andere ziekenhuizen geen relatie zouden kunnen leggen tussen de producten van [C] en het [Q] .
De vrees was immers dat in dat geval andere, concurrerende ziekenhuizen geen gebruik zouden willen maken van de kennis de knowhow bij [C] . Aan de directeur van [C] was tijdelijk een ruimte ter beschikking gesteld in het Slotervaart op de gang waar zich ook de werkruimtes van de bestuursleden bevonden. Daar heeft ook nog een presentatie plaatsgevonden voor de toenmalige Minister van Volksgezondheid, [betrokkene 22] , die zeer geïnteresseerd was in de ontwikkelingen op dit terrein.
Het verdienmodel van het [Q] zou in de toekomst met name bestaan uit een besparing in de kosten van de aankoop van licenties en de medische zorgkosten. Uiteindelijk is de verdere ontwikkeling van e-healthprojecten in het [Q] gestagneerd door de schorsing en het ontslag van [verdachte] .
Toen in 2014 [C] te kennen gaf de aandelen weer terug te willen kopen van [A] was de verstandhouding tussen [verdachte] en de leiding van het Slotervaart door haar ontslag en alle procedures daaromheen volledig verstoord. De opbrengst van de verkoop van de aandelen [C] kwam terecht bij [S] en is door [verdachte] verrekend met haar persoonlijke vorderingen op [S] .
Ten onrechte stelt het OM dat [verdachte] zich opzettelijk en wederrechtelijk een bedrag van € 200.000,= zou hebben toegeëigend in de periode tussen 11 juli 2011 en 23 april 2014. De initiële investering in E-Health vanuit het [Q] door de aankoop van de aandelen had voor het [Q] wel degelijk tot een winstgevende positie kunnen leiden indien [verdachte] als bestuursvoorzitter was aangebleven de verdere ontwikkeling en samenwerking tussen het Slotervaart en [C] vorm had kunnen krijgen.
Dat dit niet is gebeurd, is niet aan [verdachte] maar aan de latere leiding van het Slotervaart te wijten. Door de wijze van handelen door de leiding van het [Q] is de aanvankelijk veelbelovende investering uiteindelijk in 2013/2014 een verliespost op de jaarrekening geworden. In de verrekening met de rente op de [X] van de familie [betrokkene 4] had deze verliespost meegenomen kunnen worden en wellicht had dat tot een mogelijke compensatie van het verlies kunnen leiden.
Derhalve kan niet gesteld worden dat [verdachte] zich wederrechtelijk het bedrag van € 200.000 zou hebben toegeëigend bij de verkoop van de aandelen [C] . Het parkeren van de aandelen [C] in [S] had immers plaatsgevonden op initiatief van [betrokkene 4] en [verdachte] ging er derhalve van uit dat [betrokkene 4] met betrekking tot de waarde van de aandelen een verrekeningsregeling had getroffen met het [Q] .
De rechtbank heeft ten onrechte in het vonnis overwogen dat de terug-verkoop van de aandelen [C] zou hebben plaatsgevonden in 2012 aangezien deze aandelen en de terug-verkoop van de aandelen eerst in 2014 plaatsvond. Op dat moment was [verdachte] al ontslagen als directeur van het [Q] en was zij in verschillende procedures verwikkeld met het [Q] , ondermeer m.b.t. achterstallig salaris, en had zij, om die reden, ook een aanzienlijke vordering op het [Q] .
Aangezien de aandelen in 2014 bij [S] berustten, is [verdachte] er zondermeer van uitgegaan dat zij bevoegd was om over de aandelen en de opbrengst van de aandelenverkoop te beschikken. Om die reden heeft zij gehandeld zoals zij heeft gehandeld en de opbrengst met haar vorderingen op [S] verrekend. Daarmee heeft zij zich deze opbrengst van de verkoop van de aandelen niet wederrechtelijk toegeëigend aangezien zij immers over deze opbrengst mocht beschikken.”
De bespreking van het middel
28. In de schriftuur wordt niet betwist:
- de vaststelling van het hof dat de verdachte het geldbedrag van € 200.000,00 uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking als bestuurder van Slotervaartziekenhuis onder zich had;
- de vaststelling van het hof dat de verdachte [S] B.V., waarvan de verdachte grootaandeelhouder was, aandelen in [C] heeft laten verwerven, terwijl de aankoopkosten van die aandelen ten laste kwamen van Slotervaartziekenhuis;
- de vaststelling van het hof dat het bedrag van € 200.000,00 niet is terugbetaald aan Slotervaartziekenhuis, maar is overgeschreven naar de privérekening van de verdachte en dat van dit bedrag vervolgens in totaal € 195.000,00 is overgeboekt naar de rekening van haar zoon [betrokkene 13] ;
- de vaststelling van het hof dat voor de aankoop van de ‘ [C] -aandelen’ geen goedkeuring was van de overige bestuurders en dat een formeel bestuursbesluit ontbreekt;
- de vaststelling van het hof dat de algemene aandeelhoudersvergadering niet overeenkomstig de statuten van Slotervaartziekenhuis B.V. is geïnformeerd;
- de vaststelling van het hof dat de aankoop van de ‘ [C] -aandelen’ ook niet aan de Raad van Commissarissen is voorgelegd.
29. Goed beschouwd herhaalt de steller van het middel in de toelichting op het middel hetgeen de verdediging op de terechtzitting in hoger beroep al heeft betoogd, namelijk – ik vat samen – dat de levering van de ‘ [C] -aandelen’ aan [S] B.V. als achtergrond had dat [C] op die wijze zou kunnen uitgroeien tot een grote speler in E-Health omdat andere ziekenhuizen dan ook daarin zouden kunnen participeren; de besparingen zouden dan ten goede komen van Slotervaart. Daarbij komt, aldus de steller van het middel, dat de ROI met betrekking tot de E-health in de Raad van Bestuur is besproken, zodat om die reden geen sprake kan zijn van opzet tot verduistering, en dat de verdachte dan wel [S] B.V. op dat moment een grote vordering had op Slotervaartziekenhuis vanwege niet-genoten salaris, gelet op het ontslag van de verdachte in 2013, en er aldus in 2014 een verrekening heeft plaatsgevonden met een nog openstaande rekening.
30. Ook hier is de tenlastelegging toegesneden op art. 322 j° art. 321 Sr. Daarom moet de in de tenlastelegging voorkomende uitdrukking "wederrechtelijk zich heeft toegeëigend" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als toekomt aan de in art. 321 Sr voorkomende uitdrukking (in de vervoeging ‘wederrechtelijk zich toeëigent’). Voor het juridisch kader betreffende verduistering verwijs ik naar de randnummers 13 en 14.
31. Het hof heeft in het bestreden arrest geoordeeld dat (i) de stelling van de verdediging inhoudende dat de aandelen bij [S] B.V. werden geplaatst omdat Slotervaartziekenhuis niet rechtstreeks betrokken kon zijn bij [C] gelet op de ontkennende verklaringen van de als getuige gehoorde bestuurders niet wordt gevolgd en (ii) dat de wederrechtelijke toe-eigening heeft plaatsgevonden op het moment van de aankoop van de ‘ [C] -aandelen’ op 11 juli 2011. Dit oordeel van het hof acht ik in het licht van de bewijsvoering en het ter ’s hofs terechtzitting gevoerde verweer niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Uit de bewijsvoering van het hof volgt genoegzaam onder meer dat de aankoop van de ‘ [C] -aandelen’ geen goedkeuring van de overige bestuurders had, er een formeel bestuursbesluit ontbreekt, de algemene aandeelhoudersvergadering niet was geïnformeerd en ook niet aan de Raad van Commissarissen was voorgelegd. Evenmin onbegrijpelijk vind ik gelet op het hier toepasselijke juridisch kader het oordeel van het hof dat het derhalve niet toekomt aan de bespreking van het verweer dat het verkoopbedrag van de aandelen zou worden verrekend met een vordering van de verdachte op [S] B.V., wat er verder van die niet onderbouwde stelling zij. De bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit 3 is voldoende naar de eis der wet met redenen omkleed.
32. Ook het derde middel faalt.
VII
Slotsom
33. Het eerste, het tweede en het derde middel falen en kunnen naar mijn inzicht alle worden afgedaan met een aan art. 81 RO ontleende motivering.
34. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
35. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.De aandeelhouders in [A] B.V. waren toentertijd: [T] B.V. (waarvan [betrokkene 4] middellijk aandeelhouder was), [U] B.V. (waarvan twee kinderen van de verdachte (mede) aandeelhouders waren) en [betrokkene 13] (het derde kind van de verdachte).
2.Met de vetgedrukte vierkante haakjes geef ik enkel aan dat hieronder bepaalde bewijsmiddelen niet zijn opgenomen, en niet dat bepaalde passages uit de wel door mij geselecteerde bewijsmiddelen zijn weggelaten (die bewijsmiddelen zijn dus inhoudelijk in hun geheel weergegeven).
3.Blijkens het proces-verbaal van deze zitting, blad 5.
4.In mijn voetnoot 1 heb ik aangegeven wie die aandeelhouders waren.
5.Zo onder meer: HR 13 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8306,
6.J.M. van Bemmelen/ W.F.C. van Hattum,
7.NLR,
8.Blijkens het proces-verbaal van deze zitting, blad 5.
9.Blijkens het proces-verbaal van deze zitting, blad 5.