ECLI:NL:HR:2005:AT8306
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Verduistering van in-line skates in een winkel met een niet nagekomen afspraak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1963 in Israël, had op 14 februari 1999 in Rotterdam in-line skates van het merk K2 gepoogd te kopen. Na tevergeefs te hebben geprobeerd te pinnen, liet hij zijn jas, schoenen en identiteitskaart als onderpand achter in de winkel, met de afspraak dat hij terug zou komen om de skates af te rekenen. De verdachte verliet echter de winkel en keerde niet terug, wat leidde tot de beschuldiging van verduistering.
Het hof oordeelde dat de in-line skates op het moment van het verlaten van de winkel nog toebehoorden aan de winkel en dat de verdachte deze wederrechtelijk had toegeëigend. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het hof niet onjuist of onbegrijpelijk had geoordeeld. De verdachte had de afspraak met de verkoper geschonden door de skates niet terug te brengen toen bleek dat hij geen geld kon pinnen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat er geen gronden waren voor cassatie.
De zaak benadrukt de juridische aspecten van verduistering en de voorwaarden waaronder een goed als wederrechtelijk toegeëigend kan worden beschouwd. De uitspraak is relevant voor de interpretatie van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht, dat verduistering regelt. De Hoge Raad bevestigde dat de verdachte niet gerechtigd was om de skates te houden, ondanks de gemaakte afspraak met de verkoper.