12. Voor zover de motiveringsklachten zijn gebaseerd op de veronderstelling dat door de verdediging op voormelde punten een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt is ingenomen, falen zij. Bij de bespreking van de eerste deelklacht is immers reeds aan de orde gekomen dat het hof het betoog van de verdediging niet als zodanig heeft opgevat en dat dit oordeel niet onbegrijpelijk is. De punten noopten het hof in zoverre dan ook niet tot een nadere motivering.
13. Daarmee kom ik toe aan de begrijpelijkheidsklachten.
14. De klacht onder I. is – als ik de steller van het middel goed begrijp – gebaseerd op de omstandigheid dat het hof geen overweging heeft gewijd aan de door de verdediging benoemde verschillen in de verklaringen van de aangeefster met betrekking tot de persoon die door het misbruik de afgebroken zwangerschappen heeft veroorzaakt. Dit zou de vaststelling dat de abortussen betrekking hadden op zwangerschappen die het gevolg waren van misbruik van de verdachte onbegrijpelijk maken, omdat het niet zo kan zijn dat zowel het één (de stiefvader heeft de zwangerschappen veroorzaakt) als het ander (de verdachte heeft dat gedaan) waarheid is.
15. In het door het hof bevestigde vonnis volgt dat de rechtbank (en daarmee het hof) ervan uitgaat dat als gevolg van het seksueel binnendringen door de verdachte de aangeefster twee keer zwanger is geraakt en twee keer een abortus heeft ondergaan (p. 5 van het vonnis). Dit oordeel is niet onbegrijpelijk nu het hof van oordeel is dat de aangeefster gedetailleerd en consistent heeft verklaard over de door haar vader (de verdachte) gepleegde seksuele handelingen en over de door haar ondergane abortussen, terwijl de verklaring van de aangeefster dat zij twee abortussen heeft moeten ondergaan volgens het hof wordt ondersteund door de brief van de [huisarts] aan de psychologenpraktijk [plaats] en ook volgt uit de schriftelijke uitwerking van het “confrontatiegesprek” met de verdachte. Tot een door de steller van het middel bedoelde nadere overweging was het hof niet gehouden.
16. Gelet op het voorgaande falen tevens de op de klacht onder I. voortbouwende klachten onder II. en III.
17. De klacht onder IV. houdt verband met het door en namens de verdachte ingenomen standpunt dat de seks op de […] fysiek niet heeft kunnen gebeuren. De rechtbank, en daarmee het hof, is daaraan kennelijk voorbij gegaan gelet op de uitgebreide en gedetailleerde verklaringen van aangeefster die in een andere richting wijzen. Dat het hof in zijn bewijsoverwegingen geen overweging heeft gewijd aan de fysieke beperkingen van de verdachte en/of de mogelijkheid de verweten handelingen op de werkplek te hebben gepleegd, maakt het oordeel van het hof nog niet onbegrijpelijk. Daarmee faalt de klacht onder IV.
18. Tot slot wordt onder V. geklaagd dat het hof onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat de verdachte de hem verweten feiten in het confrontatiegesprek heeft erkend, nu in de visie van de verdachte dit gesprek niet ging over seksueel misbruik, maar over het in de steek hebben gelaten van verdachte’s biologische kind terwijl dat kind diens hulp c.q. steun nodig had. Het hof denkt hier evenwel anders over en acht de verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft gegeven over de inhoud van het confrontatiegesprek niet aannemelijk gelet op de schriftelijke uitwerking daarvan en de verklaring van de [getuige 2] . Dat de verdachte een andere mening is toegedaan, maakt het oordeel van het hof nog niet onbegrijpelijk. Ook de klacht onder V. faalt.
19. Het middel faalt in al zijn onderdelen.