Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep
Inleidende beschouwingen
a. het gedrag van een cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel;
b. de opname en het verblijf of de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden;
c. de opname en het verblijf of de voortzetting van het verblijf geschikt is om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden, en
d. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
6.1 Onafhankelijke ondersteuning
In dit geval heeft noch betrokkene zelf noch de mentor om ontslag gevraagd en een klacht ingediend. Het verzoek om ontslag en de klacht is ingediend door de zoon, die stelt gemachtigd te zijn en de moeder te vertegenwoordigen. Nu betrokkene al een vertegenwoordiger heeft - te weten de mentor - kan de zoon niet ook als vertegenwoordiger van betrokkene optreden. De mentor is op grond van de definitie in art 1 Wzd als de ‘vertegenwoordiger’ te beschouwen en gaat in rangorde voor. De zoon is dus geen vertegenwoordiger in de zin van de Wzd en kan uit dien hoofde geen klacht indienen. De rechtbank heeft naar mijn mening dan ook terecht geoordeeld dat de zoon als vertegenwoordiger/gevolmachtigde van betrokkene niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Om dezelfde redenen is m.i. het beroep in cassatie, ingesteld door de zoon als gemachtigde van betrokkene, niet-ontvankelijk. Dit zou anders zijn geweest als betrokkene zelf de klacht had ingediend geholpen door haar zoon.