Op 23 mei 2023 heeft de Rechtbank Limburg een beschikking gegeven in een zaak waarin Stichting Zorggroep Noord- en Midden Limburg (verzoekster) een klacht indiende tegen de beslissing van de Klachtencommissie Onvrijwillige Zorg. De klacht was ingediend door verweerder, de zoon van betrokkene, die stelde dat hij en zijn zus bevoegd waren om namens hun moeder een klacht in te dienen. De rechtbank moest beoordelen of de zoon en dochter van betrokkene als vertegenwoordigers konden optreden in het kader van artikel 55 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank oordeelde dat de klacht niet door betrokkene zelf was ingediend en dat er geen sprake was van een nabestaande die de klacht kon indienen. De rechtbank concludeerde dat de zoon en dochter niet bevoegd waren om de klacht in te dienen, omdat de mentor, die door de kantonrechter was benoemd, de wettelijk vertegenwoordiger was in aangelegenheden betreffende verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding. De rechtbank verklaarde de klacht van verzoekster gegrond en vernietigde de beslissing van de Klachtencommissie, waardoor verweerder niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn klacht.