ECLI:NL:PHR:2024:378

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
22/00932
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens het medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf telen van hennep en andere gerelateerde feiten

In deze zaak is de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk aanwezig hebben van hennep en MDMA, en deelname aan een criminele organisatie. De feiten zijn als volgt: op 9 februari 2016 werd in een loods aan de [a-straat 1] te [plaats] een hoeveelheid van 61.406 gram hennep aangetroffen. De verdachte had de loods gehuurd, maar ontkende dat de hennep van hem was. Hij stelde dat hij de loods had onderverhuurd aan [betrokkene 5]. Het hof oordeelde dat de verklaring van [betrokkene 5] niet geloofwaardig was en dat de verdachte wel degelijk de beschikking had over de hennep. De verdachte werd ook beschuldigd van deelname aan een organisatie die zich bezighield met het telen van hennep. Het hof concludeerde dat er sprake was van een criminele organisatie met een duidelijke structuur en rolverdeling, waarbij de verdachte een leidende rol vervulde. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van getuigen onbetrouwbaar waren, maar het hof achtte deze verklaringen voldoende onderbouwd door andere bewijsmiddelen. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer22/00932

Zitting27 februari 2024
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum] 1972,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 4 maart 2022 door het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden wegens 1. ‘medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’, 2. ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’, 3. ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ en 4. ‘deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet’ veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr.
Er bestaat samenhang met de zaken 22/00930, 22/00928, 22/00938, 22/00959, 22/00960, 22/00892, 22/00894 en 22/00893. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen, met uitzondering van de zaken 22/00892, 22/00893 en 22/00894. In die zaken is het cassatieberoep ingetrokken.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. H. Bakker, advocaat te Amsterdam, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
De middelen betreffen de bewijsvoering van feit 2 respectievelijk feit 4. Alvorens de middelen te bespreken geef ik telkens eerst de bewezenverklaring en bewijsvoering van het betreffende feit weer, alsmede relevante delen van de tijdens de terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota.
Bewezenverklaring en bewijsvoering van feit 2, alsmede passages uit de pleitnota
5. Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
‘2.
hij op 9 februari 2016 te Leeuwarden opzettelijk, in een loods aan de [a-straat 1] , aanwezig heeft gehad ongeveer 61405 gram (bruto) hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.’
6. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen):

Opzettelijk aanwezig hebben hennep [a-straat 1] te [plaats ]
9. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking, (…), d.d. 10 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 9 februari 2016 werd voor een doorzoeking binnengetreden in pand [a-straat 1] , [plaats ] . Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
- 26 sealbags met henneptoppen.
- Harley Davidson, voorzien van het kenteken [kenteken 1]
- Trailer/aanhanger met plastic boot, inclusief 6pk buitenboordmotor (Honda)
- 12 autobanden/velgen
- 2 dakkoffers inclusief dakdragers
- 2 briefjes met cijfers en kilogrammen.
10. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, (…), d.d. 12 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten:
Op donderdag 11 februari 2016 zijn wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , inzake onderzoek Ismene naar het beslaghuis gegaan aan de [b-straat] te [plaats ] om de inhoud te bekijken van de in beslaggenomen zakken aan de [a-straat 1] te [plaats ] . De inhoud van 24 zakken, kleur zwart en zilver, is niet te zien, zonder de zakken te openen. Wij hebben de 24 zakken geopend door de zakken deels open te snijden, waardoor wij de inhoud van alle 24 zakken konden zien. Wij hebben gezien dat de inhoud van de zakken henneptoppen en hennepknipsel betroffen.
11. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, (…), d.d. 17 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten:
Op dinsdag 9 februari werd tijdens een doorzoeking van een garagebox aan de [a-straat 1] te [plaats ] , 24 sealbags met vermoedelijk henneptoppen in beslag genomen. Het betroffen 4 doorzichtige sealbags, 4 zilveren sealbags en 16 zwarte sealbags.
Wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , namen deze sealbags mee naar het politiebureau te Leeuwarden , Holstmeerweg 3, om daar het gewicht van de sealbags te bepalen. De sealbags werden door ons genummerd en gewogen.
K.01.01.01.01: 810 gram
K.01.01.01.02: 1800 gram
K.01.01.01.03: 910 gram
K.01.01.01.04: 1065 gram
K.01.01.02.01 2640 gram
K.01.01.02.02 2185 gram
K.01.01.02.03 2430 gram
K.01.01.02.04 4910 gram
K.01.01.03.01 2650 gram
K.01.01.03.02 2650 gram
K.01.01.03.03 5175 gram
K.01.01.03.04 3835 gram
K.01.01.03.05 2650 gram
K.01.01.03.06 2645 gram
K.01.01.03.07 2650 gram
K.01.01.03.08 2655 gram
K.01.01.03.09 2655 gram
K.01.01.03.10 2650 gram
K.01.01.03.11 1190 gram
K.01.01.03.12 2650 gram
K.01.01.03.13 2650 gram
K.01.01.03.14 2650 gram
K,01.01.03.15 2650 gram
K.01.01.03.16 2650 gram
Overweging hof:
opgeteld bedraagt dit: 61.406 gram.
De gewichten zijn bruto gewichten.
12. Een schriftelijk stuk, te weten een huurovereenkomst d.d. 1 januari 2014, (…), voor zover inhoudende :
Ondergetekenden:
1. [betrokkene 1] , woonachtig te [plaats ] , hierna te noemen; verhuurder en
2. [A] B. V., gevestigd te [plaats ] , rechtsgeldig vertegenwoordigd door [B] B.V., gevestigd te [plaats ] , welke op haar beurt rechtsgeldig wordt vertegenwoordigd door haar directeur, [betrokkene 2] , woonachtig te [plaats ] , hierna te noemen: huurder
in aanmerking nemende dat:
• verhuurder eigenaar is van de onverdeelde eigendom van het gehuurde;
• verhuurder verhuurt aan huurder, die huurt, het bedrijfspand [a-straat 1] in [plaats ] te [plaats ] , kadastraal bekend sectie [nummer] , hierna te noemen: het gehuurde;
(...)
Artikel 2
1. De overeenkomst van huur en verhuur is aangegaan voor een termijn van tien jaren, ingaande op 1 januari 2014 en eindigende op 1 januari 2024.
Aldus overeengekomen en in drievoud ondertekend te [plaats ] , 01-01-2014.
13. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof op 12 januari 2022, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Het klopt dat ik de garagebox aan de [a-straat 1] te [plaats ] heb gehuurd en dat de huurovereenkomst op naam van mijn vrouw stond. De motor, skibox en bootje die in de garagebox stonden, zijn mijn eigendom. Het klopt dat ik op 28 december 2015 bij en in de garagebox ben geweest.
14. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (…) d.d. 6 januari 2016, (…), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verbalisanten:
Personalia subject: [verdachte]
Op 28 december 2015 hebben wij geobserveerd en daarbij hebben wij de navolgende waarnemingen gedaan.
13.19
uur Start observatie aan de [c-staat 1] te [plaats ] .
13.19
uur Zag ik dat de BMW met kenteken [kenteken 2] bij de woning aan de [c-staat 1] stond te [plaats ] .
14.4
uur Zag ik dat [verdachte] in de BMW stapte en vertrok.
15.49
uur Zag dat de BMW de [a-straat 1] ter hoogte van de nummers 9 tot en met 19 en 21J inreed. Ik zag dat hier loodsen waren gevestigd.
15. De verklaring van [betrokkene 5] , afgelegd ten overstaan van de raadsheer-commissaris op 15 november 2021, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Toen alles al was gebeurd heb ik een huurcontract getekend. (...) Ene [verdachte] werkte bij [betrokkene 3] , bij [C] in [plaats ] . De achternaam van [verdachte] weet ik niet. Ik kwam via [betrokkene 4] met [verdachte] en [betrokkene 3] (de eigenaar van de garage) in aanraking. [betrokkene 4] vroeg me of ik voor [verdachte] een garagebox op naam wilde nemen. In die tijd waren [betrokkene 4] en [verdachte] alle dagen bij elkaar. Op uw vraag hoe ik wist dat [betrokkene 4] mij dit vroeg voor [verdachte] , kan ik u zeggen dat [betrokkene 4] mij dat vertelde. In die box was een inval gedaan in verband met wiet, een boot en motoren. Dat was allemaal in beslag genomen. Ik moest een huurcontract tekenen achteraf, dus na de inval. [betrokkene 4] en [verdachte] zeiden me dat mij niets zou gebeuren. Het was zo dat [verdachte] en [betrokkene 4] niet de garagebox op naam zouden hebben. We hebben elkaar in [plaats ] gesproken. We reden van Van der Valk in [plaats ] , naar de [d-straat] naar de woning van [betrokkene 4] . Waarom we eerst naar Van der Valk reden weet ik niet. Wel weet ik dat [betrokkene 4] daar wel een kamer huurde. [betrokkene 4] had mij opgehaald om naar [plaats ] te gaan. [verdachte] was daar ook, maar [betrokkene 4] heeft het woord gedaan. [verdachte] kwam met het contract en dat heb ik toen daar getekend in de woning van [betrokkene 4] . Toen alles achter de rug was, ben ik vanaf de woning van [betrokkene 4] in een Golf van [betrokkene 4] naar huis gereden. (...) Het huurcontract is pas na de inval ingeleverd bij de politie. Alles was al achter de rug, hij was al verhoord. Hij dacht dat hij met het huurcontract onder straf uit zou kunnen komen. Die straf had te maken met wat er in de garagebox was gevonden. De wiet, (...). [betrokkene 4] zei me dat we naar de garagebox moesten gaan om te kijken. Toen ik bij de garagebox was, was ik daar met [betrokkene 4] en dat was één of twee weken voordat ik het contract tekende in [plaats ] . [verdachte] was daar in een andere auto, een BMW station en hij is de auto niet uit geweest. Ik had [verdachte] een keer eerder gezien bij [C] in [plaats ] , daar leasde [betrokkene 4] de auto's. (...) Ik wist wat er in de garagebox stond omdat [betrokkene 4] mij een foto liet zien. Het ging om een oranje boot, één of twee motoren en wiet. Als ik werd verhoord dan moest ik weten waar alles stond zei [betrokkene 4] . Daarom lieten ze mij een foto zien. Hij kreeg de foto van [verdachte] door het raam van de auto. [verdachte] heeft de foto ook weer meegenomen.’
7. Het hof heeft, voor zover in verband met de bewezenverklaring van feit 2 van belang, het volgende overwogen:

Feit 2: Opzettelijk aanwezig hebben hennep [a-straat 1] te [plaats ] (ZD 5)
Op 9 februari 2016 zijn tijdens een doorzoeking in een loods/garagebox aan de [a-straat 1] te [plaats ] , naast een aantal privégoederen, 26 sealbags aangetroffen met henneptoppen. In totaal bleek het om 61.406 gram hennep te gaan.
De betreffende garagebox was eigendom van [betrokkene 2] , die hem vanaf 1 januari 2015 verhuurde aan verdachte. Het huurcontract stond op naam van [betrokkene 1] , de echtgenote van verdachte.
Verdachte heeft ontkend dat de aangetroffen hennep van hem is en daartoe gesteld dat hij de garagebox per 1 februari 2016 had onderverhuurd aan [betrokkene 5] . Hoewel de aangetroffen privégoederen die in de loods zijn aangetroffen (o.a. een motor, skibox en een bootje), van verdachte zijn, moet de aangetroffen hennep van [betrokkene 5] zijn, zo heeft verdachte verklaard. Ter onderbouwing heeft verdachte een huurovereenkomst overgelegd, ondertekend op 25 januari 2016. Opvallend is dat bij de huurovereenkomst een kopie van een identiteitsbewijs is gevoegd die is afgegeven op 11 mei 2016, derhalve ná het moment waarop de huurovereenkomst zou zijn ondertekend.
[betrokkene 5] voornoemd, is op 30 november 2017 gehoord en heeft toen verklaard dat hij in juli 2016 door iemand is benaderd die hem vroeg of hij voor een zekere [verdachte] een pand op naam wilde nemen voor 500 euro. [betrokkene 5] heeft verklaard dat hij blind heeft getekend en er verder niets meer over heeft gehoord. Hij gaf aan niets van de aangetroffen hennep te weten.
Op 15 november 2021 is [betrokkene 5] door de raadsheer-commissaris gehoord. Bij die gelegenheid heeft hij onder andere verklaard: “Ene [verdachte] werkte bij [betrokkene 3] , bij [C] in [plaats ] . De achternaam van [verdachte] weet ik niet. Ik kwam via [betrokkene 4] met [verdachte] en [betrokkene 3] (de eigenaar van de garage) in aanraking. [betrokkene 4] vroeg me of ik voor [verdachte] een garagebox op naam wilde nemen. In die tijd waren [betrokkene 4] en [verdachte] alle dagen bij elkaar. Op uw vraag hoe ik wist dat [betrokkene 4] mij dit vroeg voor [verdachte] , kan ik u zeggen dat [betrokkene 4] mij dat vertelde. In die box was een inval gedaan in verband met wiet, een boot en motoren. Dat was allemaal in beslag genomen. Ik moest een huurcontract tekenen achteraf, dus na de inval. [betrokkene 4] en [verdachte] zeiden me dat mij niets zou gebeuren. Het was zo dat [verdachte] en [betrokkene 4] niet de garagebox op naam zouden hebben. We hebben elkaar in [plaats ] gesproken. We reden van Van der Valk in [plaats ] , naar de [d-straat] naar de woning van [betrokkene 4] . Waarom we eerst naar Van der Valk reden weet ik niet. Wel weet ik dat [betrokkene 4] daar wel een kamer huurde. [betrokkene 4] had mij opgehaald om naar [plaats ] te gaan. [verdachte] was daar ook, maar [betrokkene 4] heeft het woord gedaan. [verdachte] kwam met het contract en dat heb ik toen daar getekend in de woning van [betrokkene 4] . Toen alles achter de rug was, ben ik vanaf de woning van [betrokkene 4] in een Golf van [betrokkene 4] naar huis gereden.”
Het hof acht deze verklaring van [betrokkene 5] geloofwaardig en betrouwbaar en gaat van de juistheid daarvan uit. Hiertoe is van belang dat de verklaring gedetailleerd is en steun vindt in andere bewijsmiddelen. Ook is de kern gelijkluidend aan zijn eerste verklaring in november 2017.
Het hof acht verder van belang dat [betrokkene 5] bij de raadsheer-commissaris verklaart over [verdachte] die bij [C] in [plaats ] werkt. Verdachte heet [verdachte] en werkt bij [C] in [plaats ] , zo heeft hij ter terechtzitting van het hof verklaard. Ook klopt het feit dat hij in een BMW rijdt. Verder strookt de verklaring van [betrokkene 5] met de hiervoor beschreven bevindingen rond het huurcontract en de datum van afgifte van het legitimatiebewijs. Dat hier sprake zou zijn van een ‘opzetje’ en dat [betrokkene 5] op deze manier bewust zou hebben geprobeerd verdachte ten onrechte te belasten, zoals verdachte ter zitting van het hof heeft geopperd, acht het hof volkomen onlogisch en hoogst onaannemelijk.
Ook op andere onderdelen is de verklaring van verdachte onlogisch. Zo ziet het hof niet in waarom [betrokkene 5] hennep met een waarde van meer dan twee ton in een garagebox zou plaatsen, waar verdachte nog allerlei privéspullen had liggen die verdachte er nog uit moest halen en van welke garagebox verdachte nog zelf over een sleutel beschikte.
Het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, maakt dat het hof verdachtes verklaring omtrent de onderhuur aan [betrokkene 5] als een schijnconstructie aanmerkt in een poging om de functionarissen die zijn belast met de opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten doelbewust zand in de ogen te strooien. Het hof schuift dit scenario dan ook terzijde.
Nu ook overigens niet van betrokkenheid van andere personen blijkt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de hennep die zich feitelijk in de beschikkingsmacht van verdachte bevond, aan hem toebehoorde.
Conclusie m.b.t. het onder 2 ten laste gelegde
Op grond van de bewijsmiddelen zoals die in de bijlage bij dit arrest zullen worden aangemerkt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 februari 2016 een hoeveelheid van ruim 61 kilo hennep aanwezig heeft gehad, zoals onder 2 is ten laste gelegd. Het hof acht niet bewezen dat verdachte ten aanzien hiervan tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gehandeld, zodat hij in zoverre van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.’
8. Uit het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, gehouden op 12 en 19 januari 2022, blijkt dat de raadsman van de verdachte op 19 januari 2022 het woord tot verdediging heeft gevoerd overeenkomstig een door hem overgelegde pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer het volgende in:

‘Hennep - 61405 gram (bruto) hennep op de [a-straat 1] (feit 2)

Over dit tweede feit weten we in ieder geval dat de verklaring van [betrokkene 5] van 30 november 2017 (bewijsmiddel 11 in het vonnis), niet zal terugkeren in een bewijsconstructie van Uw hof. Die verklaring klopt namelijk van geen kanten en [betrokkene 5] zelf is de eerste geweest om dat bij de Raadsheer-commissaris toe te geven.
Ergens is dat toch pijnlijk. De rechtbank heeft diens verklaring gebruikt als bewijsmiddel en heeft er zelfs zijn verstrekkende oordeel op gebaseerd dat de verklaring van cliënt kennelijk leugenachtig is. Het gaat dan om de verklaring van cliënt, inhoudende dat hij de loods aan de [a-straat 1] per 1 februari 2016 had onderverhuurd aan die [betrokkene 5] . En dat is inderdaad, zoals Uw voorzitter dat vorige week bestempelde, een zeldzame stap: de verklaring van de verdachte kennelijk leugenachtig noemen, dan moetje van goede huize komen, zogezegd.
Nu blijkt die verklaring van [betrokkene 5] dus grotendeels een kletsverhaal.
[betrokkene 6] .
Hij is toch niet benaderd door een collega voor het op naam zetten van een loods.
Hij heeft toch niet een contract ondertekend in het Van der Valkhotel in [plaats ] .
Die 500 euro die hij nooit zou hebben gekregen, dat klopt bij nader inzien toch ook niet.
Hij had toch € 1.500.00 gekregen en wel direct na ondertekening.
En dat hij iemand op de luchtplaats in [plaats ] heeft gesproken die hem zo precies kon vertellen dat die specifieke loods die op zijn naam was gezet, werd gebruikt voor opslag van wiet en dat hij [verdachte] wel kende, dat kon hij zich bij de Raadsheer-commissaris ook allemaal niet meer heugen.
Het verhaal dat ervoor in de plaats is gekomen is overigens ook niet mals. Ene [betrokkene 4] doet zijn intrede, er speelt een groot witwastraject met BV’s op zijn naam en hij is in verband hiermee meerdere keren in elkaar geslagen.
Het wordt er allemaal niet fraaier op.
Maar klopt het nu dan wel?
Zijn de Advocaat-generaal en Uw hof bereid om zijn nieuwe verklaring in een bewijsconstructie te vervlechten? Of is [betrokkene 5] zijn geloofwaardigheid als getuige in een strafproces en ik mag wel zeggen kroongetuige voor feit 2, definitief verloren?
Ik zou zeggen het laatste. De rechtbank had geen reden te twijfelen aan de verklaring van [betrokkene 5] uit 2017 en heeft die gebruikt om de verklaring van cliënt als kennelijk leugenachtig te bestempelen. Daar gaat Uw hof zijn vingers vermoedelijk niet meer aan branden, nog even los van het gegeven dat de Hoge Raad (dacht ik) meer verlangt voor kennelijke leugenachtigheid van de verdachte dan een andersluidende verklaring van een getuige.
De verdediging heeft ervoor gekozen om de ‘nieuwe’ beweringen [betrokkene 5] niet opnieuw te verifiëren bij deze en gene. Iemand die twee verklaringen aflegt die zo grondig verschillen op niet-onbelangrijke punten, die in zijn laatste verklaring grif toegeeft dat er van zijn eerdere verklaring veel niet klopt omdat, ik citeer. “
Ik zat toen in een heel andere positie, mevrouw", die hoort niet thuis als getuige in een veroordelend arrest.
Exit [betrokkene 6] .
Welk bewijs resteert? Dat de loods op naam van cliënt staat en hij de sleutels in de [e-straat] had hangen, is natuurlijk ronduit belastend. Hij had zogezegd beschikkingsmacht over (de goederen in) de loods, een belangrijk aspect van het verwijt van “aanwezig hebben".
Het
Hennepteamvermoedt dat de dik 60 kilo hennep in de [a-straat 1] afkomstig is uit de hennepkwekerij in [plaats ] (zie verhoor [verdachte] d.d. 28 september 2017. pag. 5). Onder andere medeverdachte [betrokkene 7] wordt in [plaats ] op 28 januari gespot en zijn DNA wordt teruggevonden op een gasmasker dat zich in een plastic tas in de loods op de [a-straat 1] bevindt. Dat lijkt mij toch ook en (ditmaal: objectief) onderzoeksgegeven waar niet te snel aan voorbij mag worden gegaan.
Cliënt, ten slotte, wordt op 28 december 2015 in de [a-straat 1] gespot. En cliënt heeft dus verklaard dat die loods inderdaad van hem is maar dat hij die ten tijde van de ontdekking van de hennep had onderverhuurd.
Een bewijsconstructie waarin de tenaamstelling van de loods en de bekentenis van cliënt dat die loods van hem is, wordt gebruikt om zijn ‘aanwezig hebben’ te bewijzen, is denkbaar. Denkbaar is echter ook dat de rol die de huurder(s) [betrokkene 2] en/of [betrokkene 5] , of medeverdachte [betrokkene 7] in dit verhaal innemen, bij de rechtbank onzekerheid en misschien zelfs twijfel teweegbrengen ten aanzien van de rol van cliënt bij deze partij hennep. Want op de keper beschouwd is er jegens cliënt niet meer bewijs dan het feit dat het zijn loods is en dat een poging om aan te tonen dat een ander voor die hennep verantwoordelijk moet worden geacht, is gestrand op een onbetrouwbaar sujet met de naam [betrokkene 5] .’

Bespreking van het eerste middel

9. Het eerste middel bevat de klacht dat het hof is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt inhoudende dat de verklaringen van getuige [betrokkene 5] onbetrouwbaar en derhalve niet voor het bewijs bruikbaar zijn, terwijl het die afwijking niet op een begrijpelijke wijze met redenen heeft omkleed, (onder meer) door te oordelen dat de verklaring die de getuige op 15 november 2021 bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd ‘in de kern gelijkluidend is’ aan diens eerdere verklaring uit november 2017.
10. Het hof heeft in de bewijsoverwegingen aangegeven dat [betrokkene 5] op 30 november 2017 is gehoord en toen heeft verklaard dat hij in juli 2016 is benaderd door iemand die hem vroeg of hij voor een zekere [verdachte] een pand op zijn naam wilde nemen voor € 500, dat hij blind heeft getekend en er verder niets meer over heeft gehoord. En dat [betrokkene 5] nadien op 15 november 2021 door de raadsheer-commissaris is gehoord. De verklaring die hij daar heeft afgelegd, en die het hof in de bewijsoverwegingen citeert, houdt onder meer in dat ene [betrokkene 4] aan [betrokkene 5] heeft gevraagd of hij voor ene [verdachte] een garagebox op naam wilde nemen. En dat die [verdachte] werkte bij [C] in [plaats ] . Ook verklaart [betrokkene 5] dat in die box een inval was gedaan in verband met wiet, een boot en motoren, en dat dit allemaal in beslag was genomen. Het hof heeft overwogen dat het de verklaring van [betrokkene 5] geloofwaardig en betrouwbaar acht en er daarbij belang aan hecht dat de verklaring gedetailleerd is en steun vindt in andere bewijsmiddelen. In aanvulling daarop vermeldt het hof dat de kern van de verklaring gelijkluidend is aan de eerste verklaring van [betrokkene 5] in november 2017.
11. Voor zover het middel ervan uitgaat dat het hof de verklaring van [betrokkene 5] betrouwbaar acht enkel omdat de ‘kern’ van de verklaring die hij op 15 november 2021 heeft afgelegd gelijkluidend is aan de verklaring die hij op 30 november 2017 heeft afgelegd, faalt het derhalve bij gebrek aan feitelijke grondslag. ’s Hofs oordeel berust in de eerste plaats op de vaststelling dat de verklaring gedetailleerd is en steun vindt in andere bewijsmiddelen. Tegen die vaststelling worden in cassatie geen klachten geformuleerd.
12. ’s Hofs oordeel dat de kern van de (voor het bewijs gebezigde) verklaring die [betrokkene 5] op 15 november 2021 bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd (bewijsmiddel 15) gelijkluidend is aan de eerste verklaring van [betrokkene 5] in november 2017 komt voorts niet onbegrijpelijk voor. Ook uit die verklaring blijkt dat [betrokkene 5] is benaderd door een derde die hem gevraagd heeft of hij voor een zekere [verdachte] een pand op zijn naam wilde nemen. Daaraan doet niet af dat er ook verschillen zijn tussen de verklaringen die [betrokkene 5] bij beide gelegenheden heeft afgelegd; die onderdelen van beide verklaringen heeft het hof kennelijk en gelet op de functie van de verklaring in de bewijsvoering niet onbegrijpelijk niet tot de kern gerekend.
13. Het middel faalt.
Bewezenverklaring en bewijsvoering van feit 4, alsmede passages uit de pleitnota
14. Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
‘4.
hij in de periode van 20 november 2015 tot en met 9 februari 2016 in Friesland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke werd gevormd door verdachte en een of meer medeverdachten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het overtreden van artikel 11 lid 2 en/of lid 3 en/of lid 5 Opiumwet, te weten het at dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of vervoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep en/of een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of meerdere zakken hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
15. In de bijlage met bewijsmiddelen zijn eerst de bewijsmiddelen opgenomen waar het onder 1 bewezenverklaarde feit op steunt (bewijsmiddelen 1 t/m 8). Die bewezenverklaring betreft het op 20 november 2015 te [plaats ] tezamen en in vereniging met anderen in het kader van een beroep of bedrijf opzettelijk telen in een pand aan de [f-straat] van ongeveer 550 hennepplanten. Daarna zijn de bewijsmiddelen opgenomen waar het onder 2 bewezenverklaarde feit op steunt (bewijsmiddelen 9-15). Die bewezenverklaring betreft het op 9 februari 2016 te [plaats ] opzettelijk in een loods aan de [a-straat 1] aanwezig hebben van ongeveer 61405 gram hennep. Vervolgens is een opgave van bewijsmiddelen opgenomen waar het onder 3 bewezenverklaarde feit op steunt (een kennisgeving van inbeslagneming, de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof op 12 januari 2022, een proces-verbaal van bevindingen en een rapport van het NFI). Bij het onder 4 bewezenverklaarde feit vermeldt de bijlage dat het steunt op de onder 1 t/m 15 vermelde bewijsmiddelen alsmede de bewijsmiddelen die in het navolgende zijn opgenomen (bewijsmiddelen 16 t/m 34).
16. Met het oog op de bespreking van het middel wordt slechts een deel van de bijlage met bewijsmiddelen weergegeven:

Feit 1: Hennepkwekerij [f-straat] te [plaats ] (zaaksdossier 1)
(…)
7. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, (…), d.d. 10 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 8] :
V: Wat voor werk doe je?
A: Ik heb een eigen onderhoudsbedrijf en [betrokkene 9] die huurt mij in.
V: Vanuit waar werk je dan? Waar is jullie werkplaats?
A: Vanuit de loods bij [plaats ] . Volgens mij huurt [betrokkene 9] daar meer loodsen.
V: Welke loodsen zijn dat dan, kun jij aangeven welke van wie is?
A: Ja hoor, de eerste, tweede en de derde zijn sowieso van [betrokkene 9] .
O: Verbalisanten schetsen de loodsen aan de [g-straat 1] te [plaats ] en verdachte [betrokkene 8] geeft aan welke loods van wie is.
V: Wat zit er in de tweede loods?
A: Ja daar zit die hennep, daar ben ik afgelopen maandag nog geweest.
V: Wat voor voertuigen heb jij op naam of maak je gebruik van?
A: Die motoren, Suzuki’s en de bus.
V: Wat voor bus is dat?
A: Die Opel Vivaro, dit is een zwarte. Ik heb hem nog maar net. Ik lease die bus.
V: Wie heeft dit geregeld? Wie zijn idee was dit?
A: Dit was [betrokkene 9] zijn idee. [betrokkene 9] zei je hebt nu een eigen zaak dus moet je een eigen bus. Want ik leende vaak een bus van [betrokkene 9] .
V: Je zei dat je wel een bus van [betrokkene 9] leende, welke leende je dat?
A: Die Renault Trafic. Maar ook wel een Peugeot Boxer, die grote. Maar meestal die Renault Trafic.
V: Wat is [betrokkene 9] van je?
A: Dat is de opdrachtgever.
V: Wat is [betrokkene 7] van je?
A: Dat is niks van mij. Ik heb hem een paar keer geholpen in [plaats ] in de hennepkwekerij. Ik ben een paar keer met hem meegegaan. Verder gaat [betrokkene 7] veel met [betrokkene 9] om. Ik zie hem als een directeur.
V: Wat is [betrokkene 10] van je?
A: Die had die loods in [plaats ] op naam. [betrokkene 10] kwam wel op de [g-straat ] .
V: Wat is [verdachte] van je?
A: Die is altijd bij [betrokkene 7] , die zijn altijd samen die twee. Dat is ook zo’n directeurs typ. Die was met [betrokkene 7] mee naar [plaats ] naar de hennepkwekerij, die man heeft altijd de leiding, dat is de baas. Zij gaven beide aan wat ik moest doen, ik moest de hennepkwekerij opruimen in [plaats ] .
V: Hoe zie jij deze organisatie?
A: [verdachte] is de leider van de groep. Hij deelt de lakens uit mede met [betrokkene 7] . Daaronder komt [betrokkene 9] en helemaal onderaan wij.
V: En [betrokkene 11] ? Zit [betrokkene 11] wel in de hennep wereld?
A: Ja. Anders kom je niet bij de loods aan de [g-straat ] , dat is een verzamelpunt van iedereen die ermee te maken heeft.
V: En wie is er nog meer zoals jij, zeg maar een hulpje?
A: Nou ik meestal, maar ook wel [betrokkene 12] . [betrokkene 7] die plantte de nieuwe planten, die had het mooiere werk. Wij konden alles opruimen.
V: [betrokkene 13] , er is meerdere malen geconstateerd dat jij op de [f-straat] te [plaats ] bent geweest, waar een hennepkwekerij is aangetroffen, wat kun je daarover verklaren?
A: Volgens mij zit die hennepkwekerij er net na de winter van 2014. Ik heb daar de opticlimate omhooggeduwd, want die konden [verdachte] en [betrokkene 7] niet tillen. Ik heb ook geholpen met sjouwen van de spullen.
V: Wie waren betrokken bij de opbouw van deze kwekerij?
A: Dat waren [verdachte] , [betrokkene 7] , [betrokkene 9] en ik.
V: Wie deed wat?
A: [verdachte] , [betrokkene 7] en [betrokkene 9] hebben de kwekerij neergezet waarbij [verdachte] en [betrokkene 7] de lakens uitdeelde. [verdachte] en [betrokkene 7] kunnen best netjes timmeren. [betrokkene 9] hielp hierbij en ik deed het sjouw werk.
V: Hoe zag deze ruimte eruit?
A: Het was een grote loods met 3 diepvriezen geloof ik. Je had een kleine deur waardoor je naar binnen moest en dan moest je op een knop drukken waarbij de roldeur omhoog ging. Dan had je een grote ruimte met die diepvriezen en in het begin stond er niks maar later stonden er lege dozen. [verdachte] en [betrokkene 7] zeiden dat [betrokkene 10] daar dan moest zitten, als een soort bedrijfsleider. Zodat het leek alsof er wat gebeurde. Volgens mij duurde de opbouw iets van twee weken. Die loods werd gehuurd door [betrokkene 10] .
V: Hoe vaak is daar geoogst?
A: 3 keer. Eerst ging de ene ruimte en dan een paar dagen later de andere ruimte. Maar ik was niet overal bij, het kan best vaker zijn geweest. Ik heb daar niet geknipt maar wel de planten bakken gevuld met nieuwe aarde. [betrokkene 7] , [verdachte] en [betrokkene 9] knipten de planten en ik moest het vuile werk doen. 1 van hun gaf de blauwe tonnen aan waar de hennepplanten in gingen. Die tonnen stonden ook nog in [plaats ] , er zaten netten in.
V: Is het altijd een verschillende samenstelling van de groep?
A: [betrokkene 7] en [verdachte] doen alles samen, die zijn er echt altijd bij. [betrokkene 9] niet altijd want die heeft zijn eigen werk ook.
V: Waar gaan die tonnen met hennep heen?
A: Die gaan naar de 2e loods, aan de [g-straat ] . Bij onze loods heb ik het dan over.
(…)
Feit 4: Deelname aan een criminele organisatie:
Alle hiervoor onder 1 t/m 15 genummerde bewijsmiddelen, alsmede:
16. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, (…), d.d. 17 november 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten:
In het onderzoek Ismene is gedurende het onderzoek gebleken dat er veel overeenkomsten zijn in ontmantelde hennepkwekerijen, welke tijdens het lopende onderzoek zijn aangetroffen op de locaties, [f-straat] te [plaats ] , [h-straat 1] te [plaats ] , (...). Alle bovengenoemde hennepkwekerijen zijn te linken aan de organisatie, waar gedurende het onderzoek zicht op is gekregen.
Daarnaast is er zicht gekomen op hennepkwekerijen, welke in 2014 en 2015 door de politie zijn ontmanteld en welke sterk overeenkomen met de ontmantelde hennepkwekerijen gedurende het onderzoek. Dit betreffen de locaties, (...) [i-straat 1] te [plaats ] , [j-straat 1-2] te [plaats ] (...).
In alle, hierboven benoemde, ontmantelde hennepkwekerijen werden zeer moderne kweekinstallaties aangetroffen. Deze installaties waren voorzien van moderne Opticlimate klimaatbeheersingssystemen in combinatie met C02 installaties, moderne Dimlux transformatoren, assimilatielampen en de daarbij gebruikte Adjust a Wing reflectoren. Dit geheel werd aangestuurd middels een Opticlimate Maxi controller. Middels deze controller, een klimaatcomputer, kunnen onder andere de Dimlux transformatoren softwarematig aangestuurd worden.
In alle, hierboven benoemde, ontmantelde hennepkwekerijen werden de hennepplanten op een zelfde wijze van water/voeding voorzien. Hierbij werd in alle gevallen een Bluelab Guardian monitor aangetroffen voor het meten van de temperatuur van het water en de Ph en Ec waarden. In alle, hierboven benoemde, ontmantelde hennepkwekerijen werden professionele voedingsproducten van het merk Canna aangetroffen, waaronder Canna Coco, Canna Rhizotonic, Canna Ph en Canna Boost.
In alle, hierboven benoemde, ontmantelde hennepkwekerijen werden houten constructies aangetroffen die sterk op elkaar leken qua gebruikt materiaal en uitvoering. Deze constructies werden gefabriceerd om als dragende constructie te dienen in de hennepkwekerijen.
Uit bovenstaande bevindingen kan worden opgemaakt dat in het onderzoek Ismene op een zeer professionele wijze hennep werd geteeld. Dat met behulp van de, in elke hennepkwekerij, aangetroffen producten en goederen, door de verdachten sterke en gezonde hennepplanten werden gekweekt. Dat door het kweken op bovengenoemde wijze door hen een hoge opbrengst werd gegenereerd.
17. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, (…), d.d. 4 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op donderdag 4 februari 2016 omstreeks 08:00 uur luister ik, verbalisant [verbalisant 5] , naar diverse opgenomen telefoon gesprekken van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Uit tapgegevens en onderzoek is gebleken dat dit nummer in gebruik is bij verdachte [betrokkene 9] .
Op woensdag 3 februari om 15:31:33 uur wordt verdachte [betrokkene 9] gebeld door het nummer [telefoonnummer 2] , doelproductnummer […] . Uit tapgegevens en onderzoek is gebleken dat dit nummer in gebruik is bij zijn dochter [betrokkene 14] . Uit dit gesprek blijkt dat [betrokkene 14] geen zin heeft om te gaan trainen, vanwege een zere knie en het weer. Uit dit gesprek blijkt dat [betrokkene 14] uit eindelijk toch wel gaat trainen en verdachte [betrokkene 9] haar vanuit zijn werk ophaalt. Ze hoeft dan niet terug te fietsen.
Op het moment van dit gesprek wordt een telefoonmast aangestraald op de [k-straat 1] te [plaats ] , deze mast staat in de buurt van de [g-straat 1] te [plaats ] , het adres waar verdachte [betrokkene 9] zijn bedrijf heeft.
Om 16:33:43 uur wordt verdachte [betrokkene 9] gebeld door het nummer [telefoonnummer 3] maar neemt hij niet op. Ook nu wordt de telefoonmast aan de [k-straat 1] te [plaats ] aangestraald.
Uit tapgesprekken blijkt dat verdachte [betrokkene 9] deze dag niet meer gebeld wordt of zelf belt met het nummer [telefoonnummer 1] .
Uit een opgenomen telefoongesprek tussen [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 4] op woensdag 3 februari 2016 om 16:29:45 uur met doelproductnummer […] blijkt dat een telefoonmast op de [g-straat ] te [plaats ] wordt aangestraald, maar er wordt niet opgenomen. Uit tapgesprekken en onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gebruikt wordt door [betrokkene 15] , de partner van verdachte [betrokkene 8] . Uit tapgesprekken en onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 4] gebruikt wordt door verdachte [betrokkene 8] . Om 19:13:22 doelproductnummer […] wordt verdachte [betrokkene 8] weer gebeld door zijn partner [betrokkene 15] . In dit gesprek geeft [betrokkene 15] aan dat ze thuis is en geeft verdachte [betrokkene 8] aan dat hij onderweg is naar huis. Het telefoonnummer [telefoonnummer 4] , in gebruik bij verdachte [betrokkene 8] , straalt wederom de telefoonmast aan de [g-straat ] te [plaats ] aan.
Uit tapgesprekken blijkt dat verdachte [betrokkene 8] tussen 16:29:45 uur en 19:13:22 uur niet meer gebeld wordt of zelf belt met het nummer [telefoonnummer 4] .
Uit peilbaken gegevens van het voertuig Renault Trafic [kenteken 3] , in gebruik bij verdachte [betrokkene 8] blijkt het volgende:
Op woensdag 3 februari 2016 tussen 16:00 uur en 16:34 uur is het voertuig Renault Trafic [kenteken 3] aan de [g-straat 1] te [plaats ] , hier is het bedrijf van verdachte [betrokkene 9] gevestigd en komt verdachte [betrokkene 8] ook veelvoudig om vanuit hier klussen te doen. Om 16:36 uur vertrekt het voertuig Renault Trafic [kenteken 3] vanaf de [g-straat ] te [plaats ] via de [l-straat] over de N355 in de richting van [plaats ] .
Vervolgens slaat het voertuig om 16:55 uur rechtsaf de N369 op in de richting van [plaats ] .
Vervolgens slaat het voertuig om 17:02 uur linksaf op de rotonde en rijdt vanaf de N369 de N981 op in de richting van [plaats ] waar het voertuig om 17:08 uur stopt op het adres [h-straat 1] te [plaats ] . Het voertuig blijft hier ongeveer 30 minuten stilstaan en vertrekt weer om 17:35 uur via de N369 en N31 in de richting van [plaats ] .
Om 18:00 uur stopt het voertuig op de [m-straat] te [plaats ] . Hier is gevestigd sportcomplex [D] met onder andere voetbalverenigingen [E] en [F] .
Om 18:09 uur rijdt het voertuig rechtstreeks naar het adres [n-straat] te [plaats ] , hier woont verdachte [betrokkene 9] met zijn gezin, waar het voertuig om 18:16 uur stopt.
Om 18:44 uur rijdt het voertuig rechtstreeks naar de [g-straat 1] te [plaats ] waar het voertuig om 18:55 uur stopt.
Om 19:13 uur vertrek het voertuig vanaf de [g-straat 1] te [plaats ] en rijdt rechtstreeks naar de [o-straat ] te [plaats ] waar het voertuig om 19:16 uur ter hoogte van perceel [001] stopt, de woning van verdachte [betrokkene 8] .
Wat op valt is dat:
- beide verdachten, [betrokkene 8] en [betrokkene 9] , hun telefoons tussen 16:30 uur en 19:13 uur niet meer opnemen en zij in die periode naar de vermoedelijke hennepkwekerij in [plaats ] zijn geweest.
- beide telefoons bij vertrek van de [g-straat 1] te [plaats ] en bij terugkomst op de [g-straat 1] te [plaats ] een telefoonmast daar in de buurt aanstralen, maar daar tussen in geen activiteiten vertonen.
- het beeld ontstaat dat als de verdachten naar een henneplocatie gaan zij hun telefoons op de [g-straat ] te [plaats ] laten of dat zij hun telefoons uitzetten.
18. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, (…), d.d. 6 juni 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [verbalisant 6] :
V: Waar ging de geknipte hennep heen?
A: De toppen gingen via [betrokkene 7] naar [verdachte] .
V: Hoe werd de geknipte hennep vervoerd?
A: Dit ging in strijkzakken en dan in verhuisdozen. Hier past wel een hoeveelheid van 5 kilo gedroogde hennep in.
V: Aan wie werd de hennep verkocht?
A: Het enige wat ik daar over kan vertellen is dat het door [verdachte] werd verkocht aan Italianen. Er werd een grote Iveco bus met dubbele wielen gehuurd bij [G] . Er reed een verkenningsauto voorop, wie daar in reed weet ik niet. [verdachte] bracht dan grote partijen tegelijk weg. Dit ging om tonnen aan geld. [betrokkene 7] kreeg meestal 40 ruggen, [verdachte] kreeg dan 40 ruggen, [betrokkene 11] 40 ruggen en [betrokkene 9] 40 ruggen. [betrokkene 10] kreeg dan meestal 5 a 7,5 ruggen. Dit ging dan om kwekerijen van 500 a 1000 planten waar ze per keer een 180.000 euro mee verdienden. Er kwam gemiddeld droog 50 kilo per oogst af. Dit was dan van een kwekerij van 500 planten. Ik bedoel hiermee dat ze in een kwekerij 2 ruimtes hadden van 500 planten, ook zoals op [i-straat 1] in [plaats ] .
V: Ben jij wel eens geweest in de kwekerij op [i-straat 1] in [plaats ] ?
A: Nee.
V: Hoe weet je dan hoeveel hennepplanten daar per ruimte stonden?
A: Dat heeft [betrokkene 7] mij verteld. [verdachte] en [betrokkene 7] waren daar nog op de dag van het oprollen.
V: Wie verdeelt het geld?
A: Dit ging via [verdachte] , [betrokkene 11] en [betrokkene 9] . [betrokkene 7] heeft zich later ingekocht bij deze mannen. [betrokkene 7] heeft zich denk ik in 2011 bij deze club ingekocht en is zo ook groter geworden.
V: Hoe wordt het geld besteed c.q. weggesluisd?
A: Bij [betrokkene 7] kwam het binnen en was het ook al snel weer op. [betrokkene 7] ging veel op vakantie en er is ook geld naar de Filippijnen gegaan. Ik heb 2 keer 1.000 euro overgeboekt met Western Union naar de Filippijnen. Dit ging dan naar een man daar die daar grond regelde. Ook nam [betrokkene 17] als ze naar de Filippijnen ging geld mee dit was dan ongeveer 4500 euro. Ook nam [betrokkene 17] haar moeder, [betrokkene 18] en [betrokkene 7] zelf geld mee naar de Filippijnen. Veel geld heeft [betrokkene 7] in zijn woning gestopt met een verbouwing. De verbouwing van de woning exclusief keuken, sanitair en interieur komen wel op een 70 ruggen neer. Dit is door mij gebouwd en is contant door [betrokkene 7] aan mij betaald.
V: Wie zorgde voor de afvoer van het afval?
A: Het knipafval kwam in de blauwe tonnen en [verdachte] zorgde voor de afvoer. Als de grond moest worden afgevoerd werd er een Iveco bus gehuurd bij [G] . [verdachte] , [betrokkene 11] , [betrokkene 7] en [betrokkene 9] waren hier dan bij dat de grond moest worden afgevoerd.
V: Weet jij of de mensen welke betrokken waren bij deze hennepkwekerij, verantwoordelijk waren voor hennepkwekerijen op andere locaties?
A: Op de [p-straat] te [plaats ] zat een hennepkwekerij van [verdachte] , [betrokkene 7] , [betrokkene 9] en [betrokkene 11] . Toen [i-straat 1] in [plaats ] werd ontmanteld door de politie, hebben ze deze stilgelegd. Dit was omdat ze bang waren dat hier ook een inval zou komen. [i-straat 1] in [plaats ] was van [betrokkene 9] , [verdachte] , [betrokkene 7] en [betrokkene 11] . Jullie waren net te laat met de inval op [i-straat 1] in [plaats ] . Ze waren net weg toen jullie binnenvielen, volgens mij was er toen net geoogst. Op [q-straat 1] te [plaats ] wilden ze beginnen en daar hadden ze ook pallets met verhuisdozen staan. Dat was [betrokkene 7] zijn idee. [q-straat] hadden ze wel ingericht, sowieso één ruimte. Met de dozen wilden ze maskeren dat er een kwekerij zat.
V: Wat voor werk doet [betrokkene 7] ?
A: [betrokkene 7] heeft geen normaal werk, die zit alleen in de hennep en plofbv’s.
V: Wat voor werk doet [verdachte] ?
A: [verdachte] had een schildersbedrijf. [verdachte] heeft wel eens een schildersklusje bij mij gedaan. Ik heb hem eigenlijk niet in schilderskleren gezien. Dat was in 2008 volgens mij.
V: Wat bedoel je daar mee? Wat heeft hij dan bij jou geschilderd?
A: [verdachte] heeft een keer 2 dagen geschilderd in een woning aan de [r-straat] in [plaats ] . Dit heeft hij samen met [betrokkene 3] gedaan.
V: Ken jij [betrokkene 19] ?
A: Dat hij auto’s levert en financieringen regelt met legaal en zwart geld.
V: Ken jij growshop [S] ?
A: Daar werkte [betrokkene 20] . [betrokkene 20] was 2 handen op één buik met [verdachte] . [verdachte] doet veel handel met [betrokkene 20] .
V: Zoals jij praat over [verdachte] , [betrokkene 7] , [betrokkene 9] , [betrokkene 11] etc, dat klinkt ons alsof je het over een bedrijf of organisatie hebt. Klopt dit?
A: Ja, ik zie het wel als een organisatie.
V: Wat kun je verder vertellen over de organisatie?
A: Er zijn vier grote jongens die een vast team zijn en lopers hebben. Dit zijn [betrokkene 7] , [verdachte] , [betrokkene 9] en [betrokkene 11] .
V: Wie behoren allemaal nog meer bij de organisatie?
A: [betrokkene 21] en [betrokkene 22] doen wel dingen met hun. [betrokkene 21] is vanaf 2008 al bij [betrokkene 9] . [betrokkene 7] heeft mij wel verteld dat [betrokkene 9] en [betrokkene 21] meerdere dingen samen hadden lopen.
V: Wat bedoel je daarmee?
A: Hennepkwekerijen.
V: Werd er weleens vergaderd? En wie riep deze vergadering dan bij één?
A: Er werd niet echt vergaderd, maar ze kwamen wel eens bij [betrokkene 7] thuis.
V: Zat er ook een frequentie in?
A: Ze kwamen altijd vlak voor een oogst bij elkaar. En ze hadden wel goeie afspraken gemaakt wie welke kwekerij onderhield. [betrokkene 10] , [betrokkene 7] en [verdachte] deden dat voornamelijk.
V: Wie regelt hennep locaties?
A: Het aansluiten en zo van de elektriciteit doet [betrokkene 9] altijd. Ook de opticlimats worden door [betrokkene 9] aangesloten en geregeld. De box bouwen ze met zijn allen.
Ze spreken onderling af wie wat doet. [verdachte] doet ook wel de verzorging van de planten. [verdachte] was volgens [betrokkene 7] een goochelaar met het geven van de voeding, zodat er een grote opbrengst was van de planten.
V: Hoe zie je [betrokkene 10] ?
A: [betrokkene 10] is echt een loopjongen van [betrokkene 7] .
19. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal bevindingen, (…), d.d. 7 januari 2016, (…), inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten:
In het onderzoek Ismene is onderzoek gedaan naar de mobiele nummers, welke in gebruik zijn bij verdachten [betrokkene 7] , [verdachte] , [betrokkene 9] en [betrokkene 8] .
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte [betrokkene 7] gebruikt van het nummer [telefoonnummer 5] . Van het nummer, in gebruik bij [betrokkene 7] , zijn over de periode van 1-1-2015 tot en met 20-10-2015 de historische printgegevens opgevraagd. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte [verdachte] gebruik maakt van het nummer [telefoonnummer 1] . Van het nummer, in gebruik bij [verdachte] , zijn over de periode van 1-7-2015 tot en met 16-12-2015 de historische printgegevens opgevraagd.
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte [betrokkene 9] gebruik maakt van het nummer [telefoonnummer 6] . Van het nummer, in gebruik bij [betrokkene 9] , zijn over de periode van 24-6-2015 t/m 18-12-2015 de historische printgegevens opgevraagd.
Tevens is bekend geworden dat verdachte [betrokkene 9] gebruik maakt van de telefoonnummers [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 2] . Deze telefoonnummers zijn verkregen uit de historische verkeersgegevens van verdachte [betrokkene 8] . Uit onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte [betrokkene 8] gebruik maakt van de nummers [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 8] . Van de nummers in gebruik bij [betrokkene 8] , zijn over de periode van 24-6-2015 t/m 22-72-2015 de historische printgegevens opgevraagd.
Na het verkrijgen van de historische printgegevens, zijn deze door mij vergeleken. Hierbij is opgevallen dat bovengenoemde verdachten veelal dezelfde contacten hebben. Ook is gebleken dat verdachte [betrokkene 7] veelvoudig contact heeft met verdachte [verdachte] en verdachte [betrokkene 9] . Verdachte [verdachte] heeft veelvoudig contact met verdachte [betrokkene 9] . Verdachte [betrokkene 9] heeft op zijn beurt weer veelvoudig contact met verdachte [betrokkene 8] .
Hennepkwekerij [i-straat 1] te [plaats ] (zaaksdossier 2)
20. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, d.d. 5 juni 2014, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 19-02-2014 werd door ons, verbalisanten, in een bedrijfspand aan [i-straat 1] te [plaats ] een hennepkwekerij aangetroffen en ontmanteld. (…)
Hennepkwekerij [h-straat 1] te [plaats ] (zaaksdossier 4)
25. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (…), d.d. 19 mei 2016, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant - zakelijk weergegeven - :
Op 9 februari 2016 stelde ik een onderzoek in op het adres [h-straat 1] te [plaats ] vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet.
Na het binnentreden zag ik een kweekruimte van ongeveer 14 bij 8 meter. De ruimte was verdeeld in twee kweekruimten. In kweekruimte 1 stonden 662 hennepplanten van enkele weken oud. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 25 cm. Per m2 stonden er 16 planten.
(…)
26. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (…), d.d. 13 januari 2016, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant - zakelijk weergegeven - :
In het onderzoek Ismene werd op vrijdag 4 december 2015 een peilbaken geplaatst onder één van de voertuigen, welke in gebruik zijn bij de verdachten in het onderzoek. Dit voertuig, een Renault Trafic, voorzien van het kenteken [kenteken 3] , heeft in de afgelopen periode diverse locaties bezocht, voornamelijk in Friesland.
(…)
31. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van observatie (…), d.d. 4 februari 2016, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op donderdag 28 januari 2016 hebben wij tussen 14:00 uur en 20:40 uur geobserveerd en daarbij hebben wij de navolgende waarnemingen, bevindingen en/of handelingen gedaan:
14:02 uur: Zag ik door middel van een technisch hulpmiddel dat de Renault Trafic voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 3] reed op de N354 ter hoogte van Scharnegoutum.
(...)
15:05: Ik herkende de bestuurder van de Renault als [betrokkene 8] , geboren op [geboortedatum] 1982, wonende te [plaats ] , [o-straat 1] . Nader te noemen: [betrokkene 8] .
15:13: Zag ik door middel van een technisch hulpmiddel dat de Renault Trafic voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 3] geparkeerd stond op de [g-straat 1] te Leeuwarden .
15:52: Zag ik de hierboven genoemde Renault rijden op de [g-straat ] te Leeuwarden .
16:05: Zag ik de Renault het parkeerterrein van de Jumbo aan de Kruisdobbe 4 te Leeuwarden oprijden.
16:14: Zag ik de Renault het tankstation OK gevestigd N31 ter hoogte van paaltje 67,9 rijden. Ik zag dat de Renault werd geparkeerd bij pomp 4 van het tankstation.
16:15: Zag ik dat drie mannen uit de Renault stapten. Ik zag dat [betrokkene 8] als bestuurder uitstapte en ging tanken. Ik zag dat de andere twee mannen uit de Renault kwamen en richting de shop liepen van het tankstation. Ik herkende één van de andere mannen als zijnde [betrokkene 9] , geboren op [geboortedatum] 1982, wonende te [plaats ] , [n-straat] . Nader te noemen van [betrokkene 9] . Ik zag dat [betrokkene 9] en de onbekende man de shop binnen gingen.
16:20: Zag ik dat [betrokkene 8] , [betrokkene 9] en de onbekende man uit de shop kwamen lopen. Ik zag dat [betrokkene 8] als bestuurder in de Renault stapte en [betrokkene 9] en onbekende man als bijrijders in de Renault stapten.
16:21: Zag ik dat de Renault vertrok.
16:36: Zag ik dat de Renault achteruit werd ingeparkeerd aan de [h-straat 1] te [plaats ] bij een wit met blauwe loods. Ik zag dat een gele garagedeur omhoog ging en dat alle drie de mannen nog in de Renault zaten. Ik zag dat de Renault deze loods met de gele garage deur binnen reed. Ik zag dat de gele garage deur weer naar beneden ging. Ik zag dat naast deze gele garage deur het nummer 1 zichtbaar was.
18:59: Zag ik door middel van een technisch hulpmiddel dat de gele garagedeur van de hierboven genoemde loods omhoog ging. Ik zag koplampen van een voertuig en ik zag dat dit voertuig vanuit de loods vertrok.
19:28: Zag ik door middel van een technisch hulpmiddel dat de Renault Traffic voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 3] geparkeerd stond op de [g-straat 1] te [plaats ] .
32. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van herkenning, (…), d.d. 25 maart 2016, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant - zakelijk weergegeven -:
Op 2 februari 2016 werd mij een afbeelding (foto) getoond van twee personen (mannen) voor een bedrijfsauto, merk Renault, voorzien van het kenteken [kenteken 3] . Door een collega van het Hennepteam Noord-Nederland werd aan mij de vraag gesteld of ik de voorste man op de getoonde afbeelding kende.
De persoon voor de Renault bedrijfsauto met kenteken [kenteken 3] herken ik als: [betrokkene 21] , geboren op [geboortedatum] 1986. Ik ken de bovengenoemde persoon ambtshalve. Ik herkende de persoon onmiddellijk toen ik de afbeelding zag.
33. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, (…), d.d. 10 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 8] :
V: [betrokkene 13] , er is meerdere malen geconstateerd dat jij op de [h-straat 1] te [plaats ] bent geweest, waar een hennepkwekerij is aangetroffen, wat kun je daarover verklaren?
A: Daar heb ik ook geholpen, hetzelfde verhaal als op de [f-straat] te [plaats ] . Ik weet dat ze die loods al lang hebben. [betrokkene 7] en [verdachte] hebben die panelen gebouwd, de 2 ruimtes waar de kwekerij in zat. Ik heb daar volgens mij 4 opticlimats ingezet. Ik heb die opticlimats in de zomer van 2014 geplaatst, ze hebben die kwekerij al heel lang. Toen ik daar kwam waren die ruimtes al klaar.
V: Hoe veel planten stonden er in die beide ruimtes?
A: Daar stonden 2 keer 600 potten, want ik heb ze zelf geleegd en gevuld. Elke ruimte 600.
V: Hoe vaak ben je mee geweest?
A: Zo ie zo 6 keer, 3 voor de ene ruimte en 3 voor de andere.
V: Maar ging je dan om de 10 weken mee?
A: Nee joh, er zat ook wel eens een periode tussen.
V: Wie waren er dan?
A: [betrokkene 7] , [verdachte] en [betrokkene 9] altijd. En [betrokkene 12] 1 keer.
V: En hier ook weer dezelfde werkwijze?
A: Ja altijd, dat doen ze altijd zo. 2 knippen, 1 de tonnen aangeven en 1 de tonnen wegbrengen.
V: [betrokkene 13] , wij hebben geconstateerd dat jij de bestuurder bent van een Renault Trafic, voorzien van het kenteken [kenteken 3] , wat kun je daarover verklaren?
A: Ik had die bus van [betrokkene 9] te leen, die had ik altijd mee. Maar [betrokkene 9] pakte die bus ook als ze naar een hennepkwekerij gingen en ik niet mee ging. Dan liet hij zijn bus bij mij en pakte hij de hennepbus, de Renault Trafic.
V: We weten dat jullie op 28 januari 2016 naar de locatie in [plaats ] zijn gegaan. Wie waren toen mee?
A: Ja dat waren [betrokkene 9] , ik en [betrokkene 21] in de Renault Trafic. Toen was er 1 ruimte geoogst en hebben wij hebben de potten geleegd, potgrond in zakken gedaan en nieuwe potgrond erin gedaan. De stekken waren er nog niet. Later ben ik er weer heen geweest, maar toen zat ik bij [betrokkene 7] in de grijze bus. Toen waren [betrokkene 9] en [betrokkene 21] in de andere bus, de Peugeot Boxer, want daar stonden nu de tonnen nog in. [betrokkene 21] en [betrokkene 7] hebben toen 1 ruimte geoogst en [betrokkene 9] was de stekjes in de ruimte ernaast aan het zetten, welke wij de week ervoor klaar hadden gemaakt. De stekjes waren er al. Volgens mij had [betrokkene 7] die dag ervoor de stekjes gebracht.
V: Wat deden jullie met jullie telefoons als jullie naar een hennepkwekerij gingen?
A: Ja die moesten op de [g-straat ] blijven van [betrokkene 9] . Die telefoons lieten we dan in een bus bij de [g-straat ] of in de werkplaats liggen.
V: Wat weet je van eerdere hennepkwekerijen?
A: Ik weet dat ze een hennepkwekerij in [plaats ] hebben gehad. Ik heb hier [betrokkene 7] en [verdachte] over horen praten. Ik weet alleen dat [betrokkene 10] die loods op naam had.
V: Nog even over de organisatie en de hennepkwekerijen, van wie krijg jij het geld?
A: [verdachte] geeft het geld aan [betrokkene 9] en die geeft het weer aan mij.
V: Hoe lang is deze organisatie al bezig?
A: Sinds de tijd dat ik bij [betrokkene 9] zit zo ie zo, en dat is nu 2 jaar.
V: Wat is de rolverdeling?
A: [verdachte] bovenaan met [betrokkene 7] , dan [betrokkene 9] en dan wij, daarmee bedoel ik jongens als ik.
34. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, (…), d.d. 11 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 8] :
V: [h-straat 1] [plaats ] , wanneer is die begonnen?
A: Zomer van 2014 toen heb ik die opticlimates daar in de hennepkwekerij gezet, ik ben daar iets van 6 keer geweest. Zo ie zo 6 keer, 3 keer per ruimte.
V: Ben je wel eens op het dak geweest?
A: Ja bij die pijp.
V: Wie heeft die pijp op het dak gemaakt?
A: Ik vermoed [betrokkene 21] , je ziet die pijp vanuit binnen wel zitten. Die pijp is erop gebrand voor de hennepkwekerij, maar dat heb ik niet gedaan.’
17. Het hof heeft, voor zover in verband met de bewezenverklaring van feit 4 van belang, het volgende overwogen:

Standpunt verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte van het hem onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Verdachte is weliswaar een keer in de loods aan de [f-straat] te [plaats ] geweest, echter had hij daar een goede verklaring voor. Bovendien was dit 100 dagen voordat de kwekerij werd ontdekt en daarom zegt dit niets over betrokkenheid bij de kwekerij die daar op 20 november 2015 is aangetroffen. De verklaring van [betrokkene 8] over de betrokkenheid van verdachte is onbetrouwbaar en dient van het bewijs te worden uitgesloten.
(…)
Ten slotte is ten aanzien van feit 4 vrijspraak bepleit. De verklaring van [verbalisant 6] is ongeloofwaardig en onbetrouwbaar en dient het hof te passeren en ook overigens ontbreekt wettig en overtuigend bewijs voor het in de ten laste gelegde periode bestaan van een samenwerkingsverband tussen verdachte en één of meer medeverdachten, noch dat verdachte aan een zodanige organisatie heeft deelgenomen.
(…)
Oordeel hof
Gelet op de standpunten van de verdediging en de advocaat-generaal gaat het hof eerst in op de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de verklaring van medeverdachte [betrokkene 8] en vervolgens die van [verbalisant 6] .
Betrouwbaarheid verklaring [betrokkene 8] en bruikbaarheid voor het bewijs
In algemene zin geldt dat bij het gebruik voor het bewijs van belastende verklaringen van medeverdachten de nodige behoedzaamheid op zijn plaats is. De betreffende persoon zou immers vanuit eigen belang motieven kunnen hebben om een ander ten onrechte te belasten. Het hof zal in het kader van de betrouwbaarheid daarom telkens nagaan in hoeverre de betreffende persoon in die verklaring bijvoorbeeld ook zichzelf belast en/of deze verklaring voldoende wordt ondersteund door - dan wel in overeenstemming is met - overig bewijsmateriaal.
Verder heeft het hof bij de beoordeling van de betrouwbaarheid gelet op de mate van consistentie, accuraatheid en volledigheid van de verklaringen. Daarbij gaat het om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop deze zijn afgelegd. Het enkele feit dat in verklaringen op onderdelen tegenstrijdigheden of onduidelijkheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Het een en ander kan immers veroorzaakt zijn door de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van emoties, ontstaan door het delict of door het tijdsverloop.
Bij het hof wekken de verklaringen van [betrokkene 8] als geheel een geloofwaardige en authentieke indruk. Voorafgaand aan zijn eerste verhoor heeft [betrokkene 8] op verschillende momenten aangegeven dat hij niets te verbergen had en later dat hij open kaart wilde spelen. Bij aanvang van het verhoor op 10 februari 2016 heeft hij gezegd: “kom maar op”, waarna hij zonder voorbehoud een uitgebreide en gedetailleerde verklaring heeft afgelegd. Dit betreft een concrete en verifieerbare verklaring, waarbij hij belastend over medeverdachten heeft verklaard, maar ook zichzelf niet heeft ontzien. Bovendien vindt de inhoud van zijn verklaring op wezenlijke onderdelen en ten aanzien van specifieke details steun in andere, meer objectieve bewijsmiddelen, en op onderdelen in de verklaring van [verbalisant 6] . Op het gebruik van de verklaring van laatstgenoemde zal verderop worden ingegaan.
Het hof stelt vast dat nergens uit blijkt dat [betrokkene 8] bij de politie onder druk is gezet, dat hij maar wat heeft verklaard om naar huis te kunnen en dat hij op alles ‘ja en amen’ heeft gezegd, zoals hij tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard. Sterker nog: de verbalisanten die [betrokkene 8] hebben verhoord, hebben ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat de communicatie met [betrokkene 8] goed verliep, dat zij hem niet onder druk hebben gezet maar juist de indruk hadden dat hij opgelucht was, dat zij geen twijfels hadden over de verstandelijke vermogens van [betrokkene 8] en dat hij open, spontaan en vrijelijk heeft verklaard.
Dat hij bij de totstandkoming van zijn verklaring door verbalisanten op onrechtmatige wijze is beïnvloed, dat hem informatie is verstrekt of dat hem tijdens de verhoren dingen zijn ingefluisterd, is ook niet aannemelijk, nu door hem op onderdelen zo specifiek en gedetailleerd is verklaard dat totaal niet voorstelbaar is dat dit uit de koker van verbalisanten is gekomen.
Al met al is er geen reden om aan de inhoud van de verklaringen van [betrokkene 8] bij de politie te twijfelen en acht het hof die voldoende geloofwaardig en betrouwbaar. Alles wijst erop dat hij openheid van zaken heeft willen geven en dat ook heeft gedaan. Hij is, bij wijze van spreken “leeggelopen”, en heeft nadien bij verbalisanten een opgeluchte indruk gewekt. Dat hij zich later heeft bedacht, mogelijk toen hij zich realiseerde wat zijn verklaring voor medeverdachten kon betekenen, is voorstelbaar maar maakt het voorgaande niet anders.
Betrouwbaarheid verklaring [verbalisant 6] en bruikbaarheid voor het bewijs
Het hof constateert dat [verbalisant 6] uitvoerige verklaringen heeft afgelegd bij de politie, bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting van het hof. Het betreffen gedetailleerde verklaringen die op belangrijke onderdelen ook consistent zijn. Desondanks is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat behoedzaamheid op zijn plaats is, nu het een verklaring van een medeverdachte betreft en het overgrote deel van wat [verbalisant 6] heeft verklaard een verklaring “van horen zeggen” betreft. Veel van de door hem verstrekte informatie, is informatie die hij van medeverdachte [betrokkene 7] zegt te hebben gehoord, zonder dat hij zelf betrokken is geweest bij de gebeurtenissen of op bepaalde locaties is geweest. Verder is van belang dat [verbalisant 6] in mei 2014 is opgenomen in een getuigenbeschermingsprogramma en hij over de tijd daarna niet meer uit eigen waarneming heeft kunnen verklaren.
Dit alles betekent dat het hof de verklaring van [verbalisant 6] slechts voor het bewijs gebruikt als ondersteuning van de verklaring van [betrokkene 8] en voor zover er bevestiging is in resultaten van onderzoek door de politie.
Het hof zal hierna per feit de relevante feiten en omstandigheden vaststellen, die naast de verklaring van [betrokkene 8] en [verbalisant 6] leggen en op die manier beoordelen of dat voldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
(…)
Feit 4: Deelname criminele organisatie (ZD 10)
Onder 4 wordt verdachte verweten dat hij deel heeft uitgemaakt van een organisatie die - kort gezegd - tot doel had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 van de Opiumwet.
Onder een organisatie zoals hiervoor bedoeld wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen verdachte en ten minste één andere persoon. Een zekere bestendigheid is vereist, echter is niet vereist dat de samenstelling van het samenwerkingsverband telkens dezelfde is. Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken.
Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er in de onderhavige zaak sprake is van een dergelijke organisatie. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor ten aanzien van de ten laste gelegde feiten is overwogen, kan worden vastgesteld dat verdachte gedurende een langere periode steeds met één of meer van zijn medeverdachten [betrokkene 7] , [betrokkene 9] en [betrokkene 8] activiteiten heeft verricht met betrekking tot het opzetten en exploiteren van hennepkwekerijen. Uit de verklaring van [betrokkene 8] blijkt dat er sprake was van een duidelijke structuur en rolverdeling, zowel wat betreft het huren van panden en het opzetten van de kwekerijen, als ten aanzien van de meer uitvoerende taken (verzorging van de planten, bijhouden van het kweekproces, knippen en verpakken van hennep).
Opvallend hierbij is de hiërarchie die beschreven wordt (verdachte en [betrokkene 7] aan de top, [betrokkene 9] daaronder, en onder andere [betrokkene 8] daar weer onder), hetgeen strookt met de telefoongegevens die gedurende het onderzoek zijn geanalyseerd. Daaruit blijkt dat verdachte veelvuldig telefonisch contact heeft met [betrokkene 7] en [betrokkene 9] , terwijl [betrokkene 9] veelvuldig contact heeft met [betrokkene 8] . Over de werkwijze heeft [betrokkene 8] verklaard dat zij om ontdekking te voorkomen geen telefoons meenamen als zij naar een locatie waar een kwekerij was. Hiervoor is ook steun in het dossier te vinden, nu op grond van het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2016 aannemelijk is dat medeverdachten [betrokkene 9] en [betrokkene 8] die dag naar de kwekerij aan de [h-straat 1] te [plaats ] zijn geweest en hun telefoons in die periode niet actief waren. Zowel de telefoon van [betrokkene 8] als die van [betrokkene 9] straalden bij vertrek van de [g-straat 1] te [plaats ] en bij terugkomst op de [g-straat 1] te [plaats ] een telefoonmast in die buurt aan, maar vertoonden in de tussentijd geen activiteit.
Hetgeen [verbalisant 6] heeft verklaard over de samenstelling van de groep personen die verantwoordelijk is voor de teelt van hennep in verschillende kwekerijen en de taakverdeling, spoort met de verklaringen van [betrokkene 8] en acht het hof daarom geloofwaardig en betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Voor het overige verwijst het hof naar hetgeen eerder over de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van [verbalisant 6] is overwogen.
Voor het bestaan van de criminele organisatie acht het hof verder van groot belang dat de politie heeft geconstateerd dat er veel overeenkomsten zijn tussen de binnen het onderzoek Ismene ontmantelde kwekerijen, waaronder die aan de [f-straat] te [plaats ] , de [h-straat 1] te [plaats ] en [i-straat 1] te [plaats ] .
In alle, hierboven benoemde, ontmantelde hennepkwekerijen werden zeer moderne kweekinstallaties aangetroffen. Deze installaties waren voorzien van moderne Opticlimate klimaatbeheersingssystemen in combinatie met C02 installaties, moderne Dimlux transformatoren, assimilatielampen en de daarbij gebruikte Adjust a Wing reflectoren. Dit geheel werd aangestuurd middels een Opticlimate Maxi controller. Middels deze controller, een klimaatcomputer, konden onder andere de Dimlux transformatoren softwarematig aangestuurd worden.
In de benoemde, ontmantelde hennepkwekerijen werden de hennepplanten op een zelfde wijze van water/voeding voorzien. Hierbij werd in alle gevallen een Bluelab Guardian monitor aangetroffen voor het meten van de temperatuur van het water en de Ph en Ec waarden. Voorts werden in alle benoemde, ontmantelde hennepkwekerijen professionele voedingsproducten van het merk Canna aangetroffen, waaronder Canna Goeo, Canna Rhizotonic, Canna Ph en Canna Boost, en werden houten constructies aangetroffen die sterk op elkaar leken qua gebruikt materiaal en uitvoering. Deze constructies werden gefabriceerd om als dragende constructie te dienen in de hennepkwekerijen.
Uit bovenstaande bevindingen kan, zo luidt het betreffende proces-verbaal van bevindingen, worden opgemaakt dat in het onderzoek Ismene op een zeer professionele wijze hennep werd geteeld. Vastgesteld kan worden dat met behulp van de in elke hennepkwekerij aangetroffen producten en goederen, door de verdachten sterke en gezonde hennepplanten werden gekweekt en dat door het kweken op bovengenoemde wijze door hen een hoge opbrengst werd gegenereerd.
Dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van de in de tenlastelegging genoemde misdrijven, is evident. Uit het hiervoor overwogene volgt immers dat verdachte steeds samen met anderen betrokken was bij het beroeps- of bedrijfsmatig telen van hennep, met grote aantallen planten, op professionele wijze geteeld ter maximalisatie van de opbrengst. Door op deze wijze hennep te telen werden grote geldbedragen verdiend.
Dat verdachte heeft deelgenomen aan deze organisatie, is voor het hof evident. Uit de verklaringen van [betrokkene 8] en [verbalisant 6] blijkt dat verdachte als één van de grote jongens kan worden aangemerkt en dat hij één van de personen was die de kwekerijen onderhield. Ook was hij verantwoordelijk voor de verzorging van de hennepplanten, hij zou een goochelaar zijn met het geven van voeding zodat de opbrengst gemaximaliseerd werd. [verbalisant 6] heeft ook verklaard dat de opbrengsten van de kwekerijen werd verdeeld onder verdachte, medeverdachte [betrokkene 7] en medeverdachte [betrokkene 9] . Verder verklaarde [verbalisant 6] dat verdachte verantwoordelijk was voor de verkoop aan afnemers. Het hof stelt vast dat het feit dat bij verdachte ruim 61 kilo aan hennep is aangetroffen, hiermee in lijn is.
Medeverdachte [betrokkene 8] heeft grotendeels vergelijkbaar verklaard als [verbalisant 6] . [betrokkene 8] heeft verklaard dat hij verdachte als een directeur zag, die zich bezighield met de organisatie. Zo vertelde verdachte aan medeverdachte [betrokkene 8] dat hij de kwekerij in [plaats ] moest opruimen. Verdachte was betrokken bij de kwekerij in [plaats ] en deelde daar de lakens uit. [betrokkene 9] was degene die volgens [betrokkene 8] belast was met de uitbetaling van de ondergeschikten. [betrokkene 8] ontving zijn vergoeding uit handen van medeverdachte [betrokkene 9] . Daarbij werd medeverdachte [betrokkene 10] opgedragen om in een “fake’ kantoor te gaan zitten dat was gebouwd in de loods aan de [f-straat] in [plaats ] , aldus [betrokkene 8] hetgeen door [betrokkene 10] is bevestigd. Gelet op het vorenstaande was binnen de organisatie sprake van een hiërarchische structuur. Verdachte en zijn medeverdachte waren de organisatoren en medeverdachten [betrokkene 8] en [betrokkene 9] de ondergeschikten.
Het betoog van de raadsman dat de verklaringen van [verbalisant 6] en [betrokkene 8] niet bruikbaar zijn voor het bewijs dat verdachte in de periode van 20 november 2015 tot en met 9 februari 2016 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, volgt het hof - overeenkomstig het oordeel van de rechtbank - niet. Het is juist dat deze verklaringen gaan over de periode voorafgaand aan 20 november 2015 (de datum waarop de hennepkwekerij in [plaats ] werd aangetroffen), maar zij beschrijven een organisatie die al sinds 2014 bestond. Het aantreffen van de meer dan 60 kilogram hennep in de loods waarover verdachte de beschikking had, bevestigt dat verdachte nog steeds betrokken was bij de criminele organisatie. De vondst van de hennep sluit ook aan bij wat [verbalisant 6] en [betrokkene 8] over verdachtes rol binnen de organisatie hebben verklaard: hij stond kennelijk dermate hoog in de pikorde dat hem een dergelijk grote partij hennep met een geschatte waarde van meer dan € 200.000,- werd toevertrouwd.
Conclusie m.b.t. het onder 4 ten laste gelegde feit
Op grond van het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal wettig en overtuigend bewezen kan worden dat tussen verdachte, [betrokkene 7] , [betrokkene 9] en [betrokkene 8] sprake was van een crimineel samenwerkingsverband dat als oogmerk had het inrichten en exploiteren van hennepkwekerijen om het feitelijke en gewenste doel, het verdienen van geld met de handel in hennep, te bereiken. Op grond van bovenstaande is het hof van oordeel dat verdachte deel heeft uitgemaakt van dat samenwerkingsverband en dat hij gedragingen heeft ondersteund die mede strekten tot de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk.’
18. De pleitnota die tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is overgelegd houdt onder meer het volgende in: [1]

‘Hennep - deelname criminele organisatie (feit 4)

(…)
Over de strafmaat voor zodanige deelname (die een periode van nog geen drie maanden bestrijkt) kom ik straks, eerst zoom ik in op de vraag of voor dat specifieke verwijt bewijs voorhanden is. Volgens de rechtbank wel: op grond van de verklaringen van [verbalisant 6] en [betrokkene 8] , die worden bevestigd door de vondst van de hennep in de [a-straat 1] wordt tot een bewezenverklaring gekomen.
[verbalisant 6]
Ook het OM in deze appèlprocedure zal bij de voorgestelde bewijsvoering van cliënt’s veronderstelde deelname aan een criminele organisatie ongetwijfeld gebruik willen maken van de verklaringen van [betrokkene 8] en [verbalisant 6] . De eerste vraag is of die verklaringen daartoe bruikbaar zijn: zijn deze verklaringen betrouwbaar? De tweede vraag, als ze als bruikbaar worden aanvaard, luidt: kan de inhoud van de verklaringen dienen tot het bewijs van dat feit? Bij deze tweede vraag valt de verklaring van [verbalisant 6] onmiddellijk af: hij heeft zowel bij de rechter-commissaris als hier ten overstaan van Uw hof op een volstrekt duidelijke vraag van Uw oudste Raadsheer, onomwonden en opnieuw aangegeven dat hij na mei 2014 geen zicht meer heeft gehad op de groep personen die hij in zijn verklaringen de revue laat passeren, onder wie cliënt. Het is ook niet zo verwonderlijk dat hij toen abrupt en geheel van de radar verdween, want als ik het goed heb begrepen is hij toen aangehouden in een ander strafrechtelijk onderzoek en na zijn vrijlating niet meer teruggekeerd naar Leeuwarden in verband met zijn opname in een getuigenbeschermingsprogramma.
Wat daar verder van zij, het geeft ons in ieder geval een helder aanknopingspunt voor de vraag in hoeverre zijn verklaringen in deze strafzaak kunnen dienen als bewijs: niet. Alle aan cliënt tenlastegelegde (hennep-)feiten dateren van na 20 november 2015, ongeveer anderhalf jaar nadat [verbalisant 6] dus kennelijk van het toneel verdween. En een redenering als daar is ’wat [verbalisant 6] heeft verklaard over de periode tot mei 2014, zal ook nog hebben gegolden na 20 november 2015’, verdient geen plaats in een strafvonnis. De rechtbank was dat niet met mij eens, ik heb er niettemin alle vertrouwen in dat ik Uw hof wel aan onze zijde vind.
Exit [verbalisant 6] .
[betrokkene 8]
Wat heeft [betrokkene 8] verklaard over die periode (20 november 2015 − 9 februari 2016)?
Die vraag laat zich niet gemakkelijk beantwoorden, niet in de laatste plaats omdat [betrokkene 8] heeft geweigerd om inhoudelijke vragen te beantwoorden. We zullen dus aan de hand van zijn vier verklaringen uit februari 2016 en de summiere toelichting bij de rechter-commissaris moeten beoordelen in hoeverre zijn aantijgingen aan het adres van cliënt zien op de in feit 4 tenlastegelegde periode. Daarbij kan als aanknopingspunt gelden dat op 20 november 2015 de hennepplantage in [plaats ] is ontmanteld (wegens ‘rip-gevaar’) en op 9 februari 2016 de verschillende verdachten zijn aangehouden.
Hamvraag luidt dan ook: welke gedeeltes uit de verklaringen van [betrokkene 8] hebben betrekking op die tussenliggende periode?
De rechtbank heeft dit probleem onderkend en stelt in het vonnis vast dat [betrokkene 8] “vanaf het begin van 2014 betrokken en geïnformeerd [is] en [dat] blijft tot in ieder geval 9 november 2015". OK. Ik laat die constatering graag volgen door een onontkoombare a-contrario redenering: er is dus onvoldoende bewijs dat de verklaringen [betrokkene 8] zien op de periode ná 9 november 2015. Dank u rechtbank.
In mijn pleitnota in eerste aanleg kwam ik na een analyse van diens verklaringen tot een vergelijkbare conclusie: in geen van de verklaringen die [betrokkene 8] in februari 2016 bij de politie heeft afgelegd, zijn duidelijke aanknopingspunten te vinden voor de onder feit 4 tenlastegelegde periode 20 november 2015 − 9 februari 2016. Die verklaringen kunnen dus geen bewijs aandragen voor het bestaan van een criminele (drugs-)organisatie of de deelname van cliënt daaraan.
In mijn pleitnota in eerste aanleg sprak ik vervolgens onder het kopje
’Extensieve uitleg, verklaringen [betrokkene 8] ?' de mogelijkheid dat de rechtbank zou kunnen opteren voor een benadering die als volgt zou komen te luiden: Niet aannemelijk is geworden dat die organisatie is opgehouden te bestaan vanaf de ontmanteling van de hennepplantage in [plaats ] op 20 november 2015, zodat het ervoor moet worden gehouden dat er ook nadien nog sprake was van een criminele organisatie.
Had ik dat maar niet gedaan, want dat is zo ongeveer wat ik in het vonnis teruglees: die 60 kilogram hennep uit de [a-straat 1] bevestigt volgens de rechtbank "
dat verdachte nog steeds betrokken was bij de criminele organisatie”.
Tegen een dergelijke ruime interpretatie van een belastende verklaring kunnen meerdere bezwaren worden ingebracht.
In de eerste plaats komt het neer op een vorm van denaturering: het oprekken van een verklaring zodat ook een periode die door de verklaring niet wordt bestreken, er toch onder valt. Het gaat, kortom, om de redengevendheid van de verklaring voor het bewijs van het tenlastegelegde en daarmee de deugdelijkheid van de bewijsconstructie.
Een tweede bezwaar heeft te maken met de houding van [betrokkene 8] als getuige. Hij heeft zich bij inhoudelijke vragen steevast op zijn verschoningsrecht beroepen. Dat is zijn goed recht, maar het ontneemt de verdediging (maar ook Uw hof) de mogelijkheid om hem preciseringsvragen te stellen met het oog op de periode: Wanneer speelde dit? En wanneer speelde dat? Heeft u [verdachte] in die bepaalde periode gezien, gesproken, gehoord, geroken desnoods?
Groot kans dat zijn verklaringen betrekking hebben op gebeurtenissen die daar (ruim) buiten vallen, dat door hem gereleveerde feiten en omstandigheden, als hij die al uit eigen wetenschap heeft, dateren van langer geleden. Het RC-verhoor van [verbalisant 6] laat zien dat die kans in ieder geval niet denkbeeldig is. Want laten we wel wezen, zonder het RC-verhoor en het verhoor door Uw hof, hadden de eerdere politieverklaringen van [verbalisant 6] een goede kans gemaakt als bewijs te worden ingezet voor feiten die ver ná mei 2014 speelden. Zie de vonnissen in eerste aanleg tegen de medeverdachten, waar de verklaring van [verbalisant 6] een prominente plek in de bewijsvoering heeft mogen innemen.
Ik kom tot de conclusie dat het dossier misschien een zweem vertoont van langdurige en georganiseerde hennepteelt, maar dat het OM voor dit vierde feit op de tenlastelegging eenvoudigweg een bewijsprobleem heeft. Op welke verklaring of ander onderzoeksgegeven kan worden gebaseerd dat er in de genoemde periode sprake was van een criminele organisatie, een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid tussen cliënt en tenminste één andere persoon? En de deelneming van cliënt aan zodanige organisatie, waaruit heeft die in de periode 20 november 2015 − 9 februari 2016 bestaan? Het zijn allemaal vragen die uit de jurisprudentie en wetsgeschiedenis van artikel 11a Opiumwet voortvloeien en door de rechtbank keurig netjes in het vonnis zijn opgenomen (voor een nog ‘strakkere' weergave van het juridisch kader: Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden 11 december 2020. ECLI:NL:GHARL:2020:10369). Maar de bewijsmiddelen schieten eenvoudigweg tekort.’

Bespreking van het tweede middel

19. Het tweede middel bevat de klacht dat het gerechtshof voor de bewezenverklaring van feit 4 gebruik heeft gemaakt van verklaringen van de getuigen [betrokkene 8] en [verbalisant 6] terwijl die verklaringen daartoe niet redengevend kunnen worden geacht, ‘een en ander zoals betoogd door de verdediging bij wijze van uitdrukkelijk onderbouwd standpunt’. Het hof zou van dat standpunt zijn afgeweken zonder die afwijking te voorzien van een begrijpelijke motivering. Bovendien zou het hof de bewezenverklaring aldus niet hebben doen steunen op bewijsmiddelen houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
20. De steller van het middel voert in de toelichting in de eerste plaats aan dat het ‘zonneklaar’ is dat de verklaringen van [verbalisant 6] en [betrokkene 8] betrekking hebben op feiten en omstandigheden die ver voor 20 november 2015 hebben plaatsgevonden. En dat die enkele constatering leidt tot de conclusie dat het hof verklaringen van getuigen tot het bewijs heeft gebezigd die niet redengevend geacht kunnen worden voor het tenlastegelegde.
21. Het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte in de periode van 20 november 2015 tot en met 9 februari 2016 in Friesland heeft deelgenomen aan een organisatie, gevormd door verdachte en een of meer medeverdachten, die tot oogmerk had het al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen (etc.) van hennep(planten). Tot het bewijs gebezigd zijn in de eerste plaats de bewijsmiddelen die op feit 1 betrekking hebben. Die bewezenverklaring betreft het op 20 november 2015 te [plaats ] tezamen en in vereniging met anderen in het kader van een beroep of bedrijf opzettelijk telen in een pand aan de [f-straat] van ongeveer 550 hennepplanten. Tot de bewijsmiddelen behoort een verklaring die [betrokkene 8] op 10 februari 2016 heeft afgelegd (bewijsmiddel 7). Tot het bewijs gebezigd zijn voorts de bewijsmiddelen die op feit 2 betrekking hebben. Die bewezenverklaring betreft het op 9 februari 2016 opzettelijk in een loods aan de [a-straat 1] aanwezig hebben van ongeveer 61405 gram hennep.
22. De bewezenverklaring van feit 4 berust voorts op een proces-verbaal van bevindingen waarin is vermeld welke overeenkomsten bestaan tussen vier ontmantelde hennepkwekerijen: de [f-straat] te [plaats ] , [h-straat 1] te [plaats ] , [i-straat 1] te [plaats ] en [j-straat 1-2] te [plaats ] (bewijsmiddel 16). In een ander proces-verbaal van bevindingen zijn feiten en omstandigheden gerelateerd die op 3 februari 2016 hebben plaatsgevonden. Daaruit wordt afgeleid dat [betrokkene 8] en [betrokkene 9] hun telefoons niet opnemen in de periode waarin zij naar de vermoedelijke hennepkwekerij in [plaats ] gaan en dat het beeld ontstaat dat als de verdachten naar een henneplocatie gaan zij hun telefoons op de [g-straat ] laten of hun telefoons uitzetten (bewijsmiddel 17). Ook de verklaring van [verbalisant 6] is hier opgenomen (bewijsmiddel 18), alsmede een proces-verbaal van bevindingen inzake historische printgegevens over verschillende periodes in 2015 (bewijsmiddel 19). Voor de verdachte gaat het om de periode van 1 juli 2015 t/m 16 december 2015. Uit die gegevens wordt afgeleid dat de verdachten [betrokkene 7] , [verdachte] , [betrokkene 9] en [betrokkene 8] veelal dezelfde contacten hebben, dat verdachte [betrokkene 7] veelvuldig contact heeft met de verdachten [verdachte] en [betrokkene 9] , dat verdachte [verdachte] veelvuldig contact heeft met verdachte [betrokkene 9] en dat verdachte [betrokkene 9] veelvuldig contact heeft met verdachte [betrokkene 8] .
23. De overige bewijsmiddelen zien op hennepkwekerij [i-straat 1] te [plaats ] , die op 19 februari 2014 is ‘aangetroffen en ontmanteld’ (bewijsmiddel 20-24) en hennepkwekerij [h-straat 1] te [plaats ] , die op 9 februari 2016 is aangetroffen (bewijsmiddelen 25-34). Ook onder de bewijsmiddelen die op laatstgenoemde zaak zien zijn twee verklaringen van getuige [betrokkene 8] opgenomen (bewijsmiddelen 33 en 34). De bewijsmiddelen houden onder meer in dat bij een observatie op donderdag 28 januari 2016 is waargenomen dat [betrokkene 8] als bestuurder van de Renault Trafic met kenteken [kenteken 3] met twee andere mannen, die (later) zijn geïdentificeerd als [betrokkene 9] en [betrokkene 21] , het perceel aan de [h-straat 1] te [plaats ] om 16:36 uur is binnengegaan en dat zij het perceel om 18:59 uur weer hebben verlaten (bewijsmiddelen 31 en 32). [betrokkene 8] bevestigt dat zij op die dag met zijn drieën naar [plaats ] zijn gegaan, en verklaart ook dat hij er later weer heen is geweest met [betrokkene 7] ( [betrokkene 7] ), [betrokkene 9] ( [betrokkene 9] ) en [betrokkene 21] ( [betrokkene 21] ) (bewijsmiddel 33). Hij verklaart bij die gelegenheid ook dat de telefoons van [betrokkene 9] op de [g-straat ] moesten blijven en dat ‘ze’ een hennepkwekerij in [plaats ] hebben gehad. Over de ‘organisatie’ verklaart hij dat [verdachte] ( [verdachte] ) het geld aan [betrokkene 9] ( [betrokkene 9] ) geeft en dat die het weer aan hem geeft. En dat de organisatie ‘nu 2 jaar’ bezig is. Inzake de rolverdeling verklaart hij: ‘ [verdachte] bovenaan met [betrokkene 7] , dan [betrokkene 9] en dan wij, daarmee bedoel ik jongens zoals ik’.
24. Uit een en ander kan worden afgeleid dat de verklaringen van [betrokkene 8] niet alleen zien op de periode voor 20 november 2015. Hij verklaart over feitelijke gedragingen in verband met de hennepkwekerij in [plaats ] die hij in de bewezenverklaarde periode heeft verricht met andere personen die tot de organisatie behoorden. Uit zijn verklaring kan voorts worden afgeleid dat de organisatie op dat moment nog steeds bestaat en dat ook de rolverdeling die hij schetst in de bewezenverklaarde periode nog steeds bestond.
25. Een en ander brengt mee dat het middel faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag voor zover het ervan uitgaat dat de verklaringen van [betrokkene 8] enkel betrekking hebben op feiten en omstandigheden die ver voor 20 februari 2015 hebben plaatsgevonden.
26. Het hof heeft onder het kopje ‘Betrouwbaarheid verklaringen [verbalisant 6] en bruikbaarheid voor het bewijs’ overwogen dat [verbalisant 6] in mei 2014 is opgenomen in een getuigenbeschermingsprogramma ‘en over de tijd daarna niet meer uit eigen waarneming heeft kunnen verklaren’. Het hof heeft mede tegen die achtergrond de verklaring van [verbalisant 6] slechts voor het bewijs gebruikt ‘als ondersteuning van de verklaring van [betrokkene 8] en voor zover er bevestiging is in resultaten van onderzoek door de politie’. In de bewijsoverwegingen die op feit 4 zien heeft het hof overwogen dat hetgeen [verbalisant 6] heeft verklaard ‘over de samenstelling van de groep personen die verantwoordelijk is voor de teelt van hennep in verschillende kwekerijen en de taakverdeling, spoort met de verklaring van [betrokkene 8] ’. Voorts leidt het hof uit de verklaringen van [betrokkene 8] en [verbalisant 6] het een en ander af over de rol van de verdachte.
27. Het hof heeft uit de bewijsmiddelen, onder meer inhoudende de verklaringen van [betrokkene 8] kennelijk afgeleid en kunnen afleiden dat de organisatie waar de verdachte naar onder 4 bewezen is verklaard aan heeft deelgenomen ook geruime tijd voordien al bestond. Ik wijs er in het bijzonder op dat [betrokkene 8] heeft verklaard dat de organisatie ‘nu 2 jaar bezig’ is, dat uit een proces-verbaal van bevindingen volgt dat op de locatie [i-straat 1] te [plaats ] , die op 19 februari 2014 is aangetroffen en ontmanteld (bewijsmiddel 20), een vergelijkbare (moderne) inrichting is aangetroffen als in de kwekerijen in [plaats ] en [plaats ] (bewijsmiddel 16), en dat ook [betrokkene 8] verklaart over een hennepkwekerij in [plaats ] waar hij [betrokkene 7] en [verdachte] over heeft horen praten en die [betrokkene 10] op naam had (bewijsmiddel 33). Tegen die achtergrond heeft het hof ook de feiten en omstandigheden die uit de verklaring van [verbalisant 6] blijken en die onder meer betrekking hebben op de hennepkwekerij op [i-straat 1] in [plaats ] als redengevend voor de bewezenverklaring van feit 4 kunnen aanmerken. Ik wijs er in dat verband op dat van een ‘organisatie’ die het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft sprake is als het gaat om ‘een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur’. [2] En dat zowel die duurzaamheid als de structuur in de bewezenverklaarde periode (mede) uit het functioneren van de organisatie in een daaraan voorafgaand tijdvak kunnen worden afgeleid.
28. De eerste deelklacht faalt.
29. De steller van het middel voert voorts aan dat het hof de vondst van een hoeveelheid verdovende middelen zoals bewezenverklaard onder 2 heeft beschouwd als een bevestiging van de rol en de betrokkenheid van de verdachte, maar expliciet niet als een bevestiging van het bestaan van een organisatie in de zin van de Opiumwet. De vraag of in de tenlastegelegde periode van een dergelijke organisatie sprake is wordt, aldus de steller van het middel, niet beantwoord door de enkele vondst van een partij hennep in een loods die op naam staat van de echtgenote van verdachte.
30. Uit de bewijsoverwegingen van het hof blijkt dat het hof het bestaan van de organisatie in de bewezenverklaarde periode in de eerste plaats heeft afgeleid uit de verklaring van [betrokkene 8] , waaruit blijkt van ‘een duidelijke structuur en rolverdeling, zowel wat betreft het huren van panden en het opzetten van de kwekerijen, als ten aanzien van de meer uitvoerende taken’. Het hof stelt voorts vast dat de hiërarchie die beschreven wordt strookt met de telefoongegevens die gedurende het onderzoek zijn geanalyseerd, dat de verklaring van [betrokkene 8] dat zij geen telefoons meenamen naar hennepkwekerijen steun vindt in het dossier, en dat de politie heeft geconstateerd dat er veel overeenkomsten waren tussen de ontmantelde kwekerijen.
31.Voor zover het middel ervan uitgaat dat het hof het bestaan van de organisatie, behalve uit de verklaringen van [betrokkene 8] en [verbalisant 6] , enkel afleidt uit de vondst van een partij hennep in een loods die op naam staat van de echtgenote van verdachte, faalt het derhalve bij gebrek aan feitelijke grondslag.
32.De steller van het middel voert ten slotte aan dat het hof verzuimd heeft zijn oordeel dat afwijkt van het uitdrukkelijk onderbouwd standpunt inhoudend dat de verklaringen van [betrokkene 8] en [verbalisant 6] ‘bij uitstek ongeschikt zijn’ voor het bewijs van feit 4 toereikend met redenen te omkleden.
33. Uit de weergave van ’s hofs bewijsoverwegingen volgt dat het hof uitgebreid heeft toegelicht waarom het de verklaringen van [betrokkene 8] betrouwbaar acht en bruikbaar voor het bewijs, en waarom het ook de verklaringen van [verbalisant 6] betrouwbaar acht en, als ondersteuning van de verklaring van [betrokkene 8] , bruikbaar voor het bewijs. Het hof heeft in een bewijsoverweging voorts toegelicht waarom het de verklaringen van [betrokkene 8] en [verbalisant 6] ook bruikbaar acht voor het bewijs van feit 4, ook al ziet (naar ik begrijp) de verklaring van [verbalisant 6] op een eerdere periode. Het hof heeft daarbij nog aangegeven dat de vondst van meer dan 60 kg hennep in de loods waarover verdachte de beschikking had, bevestigt dat de verdachte nog steeds betrokken was bij de criminele organisatie, en dat de vondst aansluit bij wat [verbalisant 6] en [betrokkene 8] over de rol van verdachte hebben verklaard.
34. Aldus heeft het hof toereikend beargumenteerd waarom het in strijd met hetgeen door de raadsman van de verdachte naar voren is gebracht de bewezenverklaring van feit 4 mede op de verklaringen van [betrokkene 8] en [verbalisant 6] heeft gebaseerd.
35. Het middel faalt.

Afronding

36. Beide middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende formulering. Ambtshalve merk ik op dat Uw Raad mogelijk geen uitspraak zal doen binnen twee jaar nadat het cassatieberoep is ingesteld. Voor het overige heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
37. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden7
AG

Voetnoten

1.De raadsman heeft zich ook bij de bespreking van feit 1 uitgelaten over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [betrokkene 8] . Die passages worden in de cassatieschriftuur niet geciteerd en zijn – meen ik – voor de beoordeling van het middel ook niet van belang.
2.Vgl. HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969,