ECLI:NL:PHR:2024:1338

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
23/03088
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in een strafzaak betreffende vrijspraak van rijden met een motorvoertuig met beplakte voorzijruiten

In deze zaak gaat het om een cassatieverzoek van het openbaar ministerie tegen een vrijspraak van de verdachte, die op 16 december 2021 als bestuurder van een motorvoertuig op de Ontarioweg te Curaçao reed. De verdachte werd door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie op 6 juli 2023 vrijgesproken van het tenlastegelegde feit dat hij reed met een voertuig waarvan de voorzijruiten beplakt waren, waardoor de lichtdoorlaatbaarheid minder dan 70% bedroeg. Het Hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de meting van de lichtdoorlaatbaarheid correct was uitgevoerd, omdat niet was aangetoond met welk apparaat de meting was verricht en of dit apparaat gecertificeerd was. De procureur-generaal bij de Hoge Raad, D.J.M.W. Paridaens, heeft in zijn conclusie betoogd dat de vrijspraak niet voldoende gemotiveerd is en dat er wel degelijk wetgeving op Curaçao bestaat die eisen stelt aan de apparatuur voor het meten van lichtdoorlatendheid. De conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van het Hof, maar alleen voor wat betreft de vrijspraak van de overtreding van de lichtdoorlaatbaarheidsnorm. De zaak moet worden terugverwezen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor herbehandeling. De conclusie van de procureur-generaal is dat de vrijspraak van de verdachte niet kan standhouden, omdat de wetgeving niet correct is toegepast.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/03088 C
Zitting10 december 2024
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte.

1.Inleiding

1.1
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Hof) heeft de verdachte bij vonnis van 6 juli 2023 wegens “handelen in strijd met artikel 24 van de Motorrijtuig- en motorbootbelastingverordening 1928”, “handelen in strijd met artikel 99 van de WVVC 2000” en “handelen in strijd met artikel 88 van de WVVC 2000” veroordeeld tot geldboetes van achtereenvolgens 150 NAf, 50 NAf en 75 NAf.
1.2
Namens het openbaar ministerie heeft A.K. Tiggelaar, advocaat-generaal, één middel van cassatie voorgesteld.

2.Het middel

2.1
Het middel klaagt dat het Hof zijn vrijspraak heeft gebaseerd op niet bestaande wetgeving.
2.2
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
“hij op 16 december 2021 als bestuurder van een motorvoertuig heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg/openbare weg, de Ontarioweg te Curaçao:
- zonder dat daarvoor verschuldigde en opvorderbare motorrijtuigbelasting was voldaan;
- terwijl de voorgeschreven geldige nummerplaat niet was aangebracht aan de voorzijde;
- terwijl enig materiaal aan/op/tegen de voorruit was geplakt en enig materiaal aan/op/tegen de voorzijruiten was geplakt waardoor de lichtdoorlaatbaarheidsnorm minder dan 70% bedroeg.”
2.3
Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
“hij op 16 december 2021 als bestuurder van een motorvoertuig heeft gereden op de openbare weg, de Ontarioweg te Curaçao:
- zonder dat daarvoor verschuldigde en opvorderbare motorrijtuigbelasting was voldaan;
- terwijl de voorgeschreven geldige nummerplaat niet was aangebracht aan de voorzijde;
- terwijl enig materiaal aan/op/tegen de voorruit was geplakt.”
2.4
De verdachte is daarmee vrijgesproken van het tenlastegelegde rijden met een voertuig waarvan tegen de voorzijruiten enig materiaal was geplakt waardoor de lichtdoorlaatbaarheidsnorm minder dan 70% bedroeg.
2.5
Ten aanzien van deze vrijspraak bevat het vonnis de volgende motivering:

Vrijspraak van de overtreding van de lichtdoorlaatbaarheidsnorm doordat materiaal tegen de voorzijruiten was geplakt
De verdachte wordt ervan verdacht op 16 december 2021 als bestuurder in een motorvoertuig te hebben gereden, waarvan de voorzijruiten van dat motorvoertuig beplakt waren met een materiaal als gevolg waarvan de lichtdoorlaatbaarheidsnorm minder dan 70% bedroeg. Als constatering van aspirant-agent [verbalisant] is in de Pro-Justitia oproeping van 16 december 2021 opgenomen dat de gebruikte meetapparatuur 17% aangaf.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe is aangevoerd dat niet is gebleken met welk apparaat (merk, model serienummer) de lichtdoorlaatbaarheid is gemeten en voorts of dit apparaat gecertificeerd en/of geijkt is.
Recent heeft het Hof in een andere strafzaak naar aanleiding van een soortgelijk gevoerd verweer het volgende overwogen en beslist
[in een voetnoot wordt verwezen naar GHvJ 16 maart 2023, ECLI:NL:OGHACMB:2023:32, D.P.]:

Uit het Landsbesluit houdende algemene maatregelen, houdende aanwijzing van apparatuur om de lichtdoorlatendheid van ruiten van motorvoertuigen te meten ("het Landsbesluit") alsmede de Instructie meting lichtdoorlatendheid ("de Instructie") volgt welke apparatuur geschikt is om de lichtdoorlatendheid van ruiten van motorvoertuigen te meten en aan welke voorschriften dit apparaat dient te voldoen. Uit de inhoud van het dossier blijkt niet dat de desbetreffende lichtdoorlatendheid van de voorzijruiten van de verdachte is gemeten met een apparaat dat voldoet dan de vereisten zoals omschreven in het Landsbesluit en de Instructie.
Het Hof stelt vast dat de stukken in het dossier niet ook inhouden een relaas waaruit blijkt hoe en met welk apparaat de meting van lichtdoorlatendheid is verricht. Gelet daarop is het voor het Hof niet mogelijk te controleren of de meting op de juiste wijze is verricht. Het verweer in eerste aanleg is in hoger beroep andermaal gevoerd. Dit een en ander heeft de procureur-generaal niet ertoe gebracht het dossier aan te vullen met bescheiden, die alsnog die rechterlijke controle mogelijk maakt. Het Hof ziet, mede gelet op het soortelijk gewicht van de in deze zaak op het spel staande belangen, geen grond om ambtshalve de procureur generaal te verzoeken dergelijke bescheiden te verstrekken. Dat betekent voor het bewijs dat er in het onderhavige geval een manco is dat dan bewezenverklaring in de weg staat.'
Deze overwegingen hebben ook in de onderhavige strafzaak te gelden, zodat het Hof de verdachte van dit feit zal vrijspreken.”
2.6
De steller van het middel betwist dat de geldende wetgeving op Curaçao speciale eisen stelt aan de apparatuur waarmee de lichtdoorlatendheid van motorvoertuigen wordt gemeten. Verder voert hij aan dat deze wetgeving – anders dan het Hof veronderstelt – geen specifieke Instructie ten aanzien van de meting van de lichtdoorlatendheid kent.
2.7
Art. 88 van de Wegenverkeersverordening Curaçao 2000 [1] luidde ten tijde van de in de tenlastelegging genoemde datum – voor zover hier van belang – als volgt:
“1. Ten aanzien van de inrichting van motorvoertuigen waarvan het ledig gewicht, vermeerderd met het laadvermogen, niet meer bedraagt dan 3500 kg en die niet zijn ingericht voor het vervoer van meer dan 8 personen, de bestuurder daaronder niet begrepen gelden de volgende eisen.
[…]
c. Ruiten:
[…]
2. het is verboden enig materiaal aan, op of tegen de voorruit te hechten, te plakken of aan te brengen;
[…]
4. het is toegestaan om enig materiaal aan, op of tegen de voorzijruiten te hechten, te plakken of aan te brengen met dien verstande dat een lichtdoorlaatbaarheidsnorm van 70% wordt gehandhaafd.
[…]
2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere inrichtingseisen worden gesteld.”
2.8
De vraag die in cassatie centraal staat, is of Curaçao wetgeving kent die normeert welke apparatuur geschikt is om de lichtdoorlatendheid van ruiten van motorvoertuigen te meten en aan welke voorschriften deze apparatuur moet voldoen. De steller van het middel betwist dit en ook de verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat dergelijke wetgeving op Curaçao niet bestaat. Ik citeer uit de ter terechtzitting overgelegde pleitnota:
“Trouwens de eisen waaraan zowel het apparaat als de bediener ervan moeten voldoen staan nergens wettelijk vastgesteld waardoor de integriteit van het onderzoek nergens is geborgd. Op Sint-Maarten die met ons een gezamenlijk rechtspraak deelt, is wel hierin voorzien, teneinde de burger de juiste bescherming te bieden.”
2.9
In dit verband wijs ik erop dat de op Sint-Maarten geldende regelgeving omtrent de normering van meetapparatuur waarop de verdediging kennelijk doelde zeer eenvoudig is te vinden. [2] Het Hof verwijst naar “het Landsbesluit houdende algemene maatregelen, houdende aanwijzing van apparatuur om de lichtdoorlatendheid van ruiten van motorvoertuigen te meten ("het Landsbesluit") alsmede de Instructie meting lichtdoorlatendheid ("de Instructie")”, maar het is mij niet gelukt om het bestaan van deze wet- en regelgeving voor Curaçao te verifiëren. Mede gelet op het voorgaande ga ik er daarom bij de beoordeling van het middel van uit dat dergelijke regelgeving niet bestaat.
2.1
Dit leidt ertoe dat het middel mijns inziens slaagt. Hierbij verdient opmerking dat ik het bestaan van het Landsbesluit en de Instructie onmogelijk kan uitsluiten, maar de verwijzingen van het Hof zijn zo weinig specifiek dat ik hoe dan ook tot de conclusie kom dat de vrijspraak van het Hof ontoereikend is gemotiveerd.
2.11
Tot slot merk ik nog het volgende op ten aanzien van het belang bij cassatie. Op 22 september 2022 is de Wegenverkeersverordening Curaçao 2000 gewijzigd [3] en is de lichtdoorlaatbaarheidsnorm van voorzijruiten opnieuw vastgesteld. Art. 88 lid 1 onderdeel c onder 4 van deze verordening luidt sinds die datum als volgt:
“het is toegestaan om enig materiaal aan op of tegen de voorzijruiten te hechten, te plakken of aan te brengen met dien verstande dat een lichtdoorlaatbaarheidsnorm van 35% wordt gehandhaafd. Voor de meting van de lichtdoorlaatbaarheid is een foutmarge van 3% toegestaan.”
2.12
Deze voor de verdachte gunstigere bepaling zal na terugwijzing moeten worden toegepast. Dit doet echter niet af aan het belang bij cassatie, nu ik uit de overwegingen van het hof opmaak dat de gemeten lichtdoorlatendheid 17% bedroeg.

3.Slotsom

3.1
Het middel slaagt.
3.2
Ambtshalve heb ik geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het Hof aangetroffen.
3.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van het Hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over de tenlastegelegde overtreding van de lichtdoorlaatbaarheidsnorm doordat materiaal tegen de voorzijruiten was geplakt, tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Zie voor de vaststelling van deze verordening het Landsbesluit van de 31ste januari 2013, no. 13/0045, houdende vaststelling van de geconsolideerde tekst van de Wegenverkeersverordening Curaçao 2000 (P.B. 2013, no. 41 (GT)).
2.Art. 62 aanhef en onder j van de Wegenverkeersverordening Sint Maarten (AB 2013, GT no. 133) regelt het materiaal waarvan de ruiten van een motorvoertuig moeten zijn vervaardigd. Art. 113 van deze verordening biedt de mogelijkheid om, met inachtneming van de voorschriften van de verordening, “bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, nadere regelen worden gesteld omtrent punten, waarin deze verordening niet voorziet”. Voor de lichtdoorlatendheidsnorm is dit gebeurd bij het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen houdende vaststelling van nadere regels omtrent de doorzichtigheid van ruiten van motorrijtuigen, zoals bepaald in artikel 62, onder j, van de Wegenverkeersverordening (AB 2013, GT no. 103). Art. 2 lid 1 aanhef en onder a van dit Landsbesluit schrijft voor dat de lichtdoorlatendheid van de voorruit en zijruiten voor of naast de bestuurder groter is dan 70%. In het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen houdende aanwijzing van apparatuur om de lichtdoorlatendheid van ruiten van motorrijtuigen te meten (AB 2013, GT no. 104) is geregeld met welke apparatuur deze meting mag worden verricht.
3.Landsverordening van de 22ste september 2022 tot wijziging van de Wegenverkeersverordening Curaçao 2000 (P.B. 2022, no. 101 (GT)).