In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor twee overtredingen van de Wegenverkeersverordening Curaçao 2000 (WVVC). De verdachte, geboren in 1999, werd op 11 november 2021 betrapt op het rijden met een motorvoertuig waarvan de voorruit en voorzijruiten waren beplakt met materiaal dat de lichtdoorlaatbaarheid onder de wettelijke norm van 70% bracht. Het gerecht in eerste aanleg had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van NAf 75,- per overtreding, subsidiair 1 dag hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij primair vrijspraak en subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging heeft bepleit.
Tijdens de zitting op 23 februari 2023 heeft het Hof de vordering van de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, gehoord, die bevestiging van het vonnis waarvan beroep heeft gevorderd. De verdediging voerde aan dat niet was aangetoond met welk apparaat de lichtdoorlaatbaarheid was gemeten en of dit apparaat aan de vereisten voldeed. Het Hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de meting te bevestigen, waardoor de verdachte niet kon worden veroordeeld voor de tweede overtreding.
Het Hof heeft het vonnis van het gerecht vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tweede overtreding, maar heeft wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de eerste overtreding door met beplakte ruiten te rijden. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van NAf 75,-, bij gebreke van betaling te vervangen door 1 dag hechtenis. De uitspraak werd gedaan op 16 maart 2023.