Conclusie
Nummer22/02557
Inleiding
De zaak
De middelen
1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2020, dossierpagina’s 1138-1241, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Bewijsoverweging ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde doodslag
(hof: de camerabeelden van het schietincident)is op beelden van de tweede camera
(hof: de camera die op het huis van [betrokkene 2] was gericht)een seconde later te zien dat [betrokkene 1] omkijkt in de richting van de verdachte en [slachtoffer] . Twee seconden later, derhalve om 19.46.23 uur, is zichtbaar dat [betrokkene 1] ergens van lijkt te schrikken waarop hij reageert met zijn lichaam/hoofd. Het lijkt een soort van bukken. Een seconde later laat [betrokkene 1] [betrokkene 2] los en loopt hij van hem weg. Deze reacties van [betrokkene 1] passen naadloos bij een schrikreactie als gevolg van het horen van een schot.
Strafbaarheid van de verdachte
(hof: toen hij zich op het trottoir bevond en omdraaide, p. 1154)heeft doorgeladen, zodat hij daarmee [slachtoffer] en [betrokkene 1] kon afschrikken door in de lucht te schieten. Dit zou naar het oordeel van het hof, vanaf de plek waar hij stond - op het trottoir, op meters afstand van [slachtoffer] - een proportionele reactie kunnen zijn geweest, evenals het vanaf die plek dreigen met het vuurwapen.
‘Het ging alleen maar om het gevaar te elimineren’(...)
‘Ze hebben mij gezegd je moet bescherming geven aan zijn vrouw, zijn kinderen (...) Je moet dan alles doen watje in je kracht hebt en dat is zo een wapen. Als je een bazooka had zou je die ook gebruiken.’
Geboden door de noodzakelijke verdediging
dan wel [betrokkene 2] en/of zijn gezin[cursivering, D.P.] met het vuurwapen gericht op het lichaam van [slachtoffer] te schieten.” Ook hieruit blijkt dat het hof de aanranding van [betrokkene 2] en zijn gezin bij de beoordeling van de proportionaliteit heeft betrokken. Het eerste middel mist daarmee in zoverre feitelijke grondslag.