ECLI:NL:PHR:2023:651

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
22/00157
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van de uitspraak inzake onbruikbaar maken van beschoeiing

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1947, door het gerechtshof Den Haag op 13 januari 2022 veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk onbruikbaar maken van andermans goed. Het hof heeft geen straf of maatregel opgelegd en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat N. van Schaik, en drie middelen van cassatie voorgesteld. Het eerste middel betreft het verzuim van het hof om te beslissen op het verzoek van de verdediging tot het houden van een schouw, zoals bedoeld in de artikelen 318 en 328 van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzuim leidt tot nietigheid van de uitspraak. De conclusie van de procureur-generaal is dat het eerste middel slaagt, terwijl de tweede en derde middelen geen bespreking behoeven. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer22/00157

Zitting4 juli 2023
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947,
hierna: de verdachte.

Inleiding

De verdachte is bij arrest van 13 januari 2022 door het gerechtshof Den Haag in de zaak met parketnummer 10-263971-20 veroordeeld wegens onder 1 en 2 telkens “medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken”. Het hof heeft de verdachte met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel opgelegd en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Er bestaat samenhang met de zaak tegen [medeverdachte] (22/00159). In die zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Namens de verdachte heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, drie middelen van cassatie voorgesteld.

Het eerste middel

4. Het eerste middel bevat de klacht dat het hof heeft verzuimd te beslissen op het ter terechtzitting door de verdediging gedane verzoek tot het houden van een schouw.
5. Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig de door haar overlegde en aan het proces-verbaal gehechte pleitnotitie. Deze houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Ik ben persoonlijk ter plaatste gaan kijken omdat de situatie mij onvoldoende duidelijk werd uit het PV. Dit bezoek was zeer verhelderend. Reden waarom ik Uw Hof heb verzocht (afgewezen voorzittersbeslissing) en hierbij opnieuw verzoek eveneens in het kader van een descente de situatie ter plaatste te gaan bekijken. Voor een goede beoordeling van de vragen artt. 348 en 350 Sv is van belang te weten hoe de feitelijke situatie is. Er zijn foto’s gevoegd aan het dossier, maar deze zijn onvoldoende verhelderend. Vandaar het verzoek om een schouw ex artt. 318/309 jo. 340 Sv.”
6. Hiermee heeft de raadsvrouw van de verdachte een verzoek gedaan tot het houden van een schouw als bedoeld in art. 318 in samenhang met art. 328 Sv, dat een uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek vereist. [1] Noch het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep noch de uitspraak van het hof houdt evenwel een beslissing in op dit verzoek. Dit verzuim heeft op grond van art. 330 in samenhang met art. 415 Sv nietigheid tot gevolg.
7. Het middel slaagt.

Het tweede en derde middel

8. Nu het eerste middel slaagt en dit de onder 11 nog te noemen beslissing meebrengt, behoeven het tweede en derde middel geen bespreking. Indien de Hoge Raad daarover anders mocht oordelen, ben ik graag tot nader concluderen bereid.

Slotsom

9. Het eerste middel slaagt en het tweede en derde middel behoeven geen bespreking.
10. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 1 en 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 10-263971-20 en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Vgl. HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:635, r.o. 2.5.