ECLI:NL:PHR:2023:651
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Vernietiging en terugwijzing van de uitspraak inzake onbruikbaar maken van beschoeiing
In deze zaak is de verdachte, geboren in 1947, door het gerechtshof Den Haag op 13 januari 2022 veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk onbruikbaar maken van andermans goed. Het hof heeft geen straf of maatregel opgelegd en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat N. van Schaik, en drie middelen van cassatie voorgesteld. Het eerste middel betreft het verzuim van het hof om te beslissen op het verzoek van de verdediging tot het houden van een schouw, zoals bedoeld in de artikelen 318 en 328 van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzuim leidt tot nietigheid van de uitspraak. De conclusie van de procureur-generaal is dat het eerste middel slaagt, terwijl de tweede en derde middelen geen bespreking behoeven. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.