In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder door de politierechter in de rechtbank Limburg veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk in voorraad hebben van vervalste merkkleding. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, maar met aanpassingen in de straffen en beslagbeslissingen. De verdachte, geboren in 1983, had samen met anderen op 15 november 2018 een grote hoeveelheid vervalste merkkleding in haar woning. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen beschikkingsmacht had over de goederen en dat het hof een alternatief scenario onvoldoende had weerlegd. Het hof oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk beschikkingsmacht had, gezien de omstandigheden waaronder de goederen waren aangetroffen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de bewijsvoering correct had toegepast en dat het zwijgen van de verdachte in belastende zin tot het bewijs mocht worden gebezigd. De Hoge Raad verwierp de cassatie en bevestigde de uitspraak van het hof, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.