Conclusie
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd", 2 “
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod”, 3 “
medeplegen van witwassen” en 4 “
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, zich of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen”, veroordeeld tot een gevangenisstraf van tweeëndertig maanden onder aftrek als bedoeld in artikel 27 Sr. Voorts zijn beslissingen genomen ten aanzien van in beslag genomen goederen, één en ander zoals vermeld in het arrest van het hof.
De bewijsconstructie van het hof
“Ten aanzien van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde1. De verklaring die de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg op 24 september 2018 heeft afgelegd. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang:
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde tevens6. De verklaring die de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 26 mei 2021 heeft afgelegd. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang:
“Ten aanzien van feit 1
Ten aanzien van feit 2
Ten aanzien van feit 3
Ten aanzien van feit 4
(…) Voor zover gespreksonderdelen zijn aan te wijzen die gaan over de dan af te nemen cocaïne, zijn ze zo weinig specifiek en vallen ze in tijd en plaats zou nauw samen met de daadwerkelijk afname van cocaïne, dat daaraan geen betekenis toekomt als zelfstandig strafbare voorbereidingshandeling. In zoverre moet de verdachte worden vrijgesproken.
volgendedrugstransactie wordt besproken op 25 en 27 januari 2016. Op 25 januari 2016 wordt gesproken over andere ‘voorbeelden’ (“
Als je wat andere voorbeelden wil, moet je het maar zeggen, het zijn verschillende.”). Vervolgens wordt op 27 januari 2016 afgesproken om elkaar de dag er na weer te treffen voor een volgende drugstransactie (“
Spreken we morgen af.” (…) “
Anders zullen we, dan spreken we morgenochtend.”, “
Ja morgenochtend, maar dan om een uur of 11.”, “
Ja dat is goed, doen we dat”. “
Maar wat moet je nou morgen hebben dan?”, “
Ehm, ik zoek… Hij wil goeie hebben. Beetje acetonnig, maar mooie, mooie.”).
(…) Bij het bepalen van de strafmaat zal het hof rekening houden met de rol van de verdachte. weliswaar heeft de verdachte in een tijdsbestek van een aantal weken een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne vervoerd, maar het hof acht aannemelijk dat, zoals door de verdachte is verklaard, zijn rol beperkt is gebleven tot het vervoeren van cocaïne, zonder betrokken te zijn geweest bij – en voordeel te hebben getrokken uit – het verdere verhandelen hiervan.
Het tweede middel
Slotsom