3.2In aanvulling hierop geef ik de inhoud van de door de raadsvrouw tijdens de raadkamerzitting van 14 december 2021 overgelegde pleitnotaweer:
“1. Het klaagschrift tegen het conservatoir beslag op het banktegoed bestaande uit een uitkering ter hoogte van € 6.272,91 d.d. 17 maart 2017. Bijna 5 jaar is cliënte de toegang tot dit bedrag onthouden als gevolg van het disproportionele beslag.
2. De Hoge Raad is gelet op de cassatie naar aanleiding van de eerste klacht niet toegekomen aan een bespreking van de tweede klacht omtrent de proportionaliteit en subsidiariteit van het beslag.
3. Advocaat-Generaal Spronken zag echter ruimte voor een overweging terzake de proportionaliteit van het conservatoire beslag. A-G Spronken overweegt dat gemotiveerd is aangevoerd dat klaagster onder het bestaansminimum uitkomt door het beslag en dat om die reden de rechtbank onderzoek had moeten doen naar de vraag of voortzetting van het beslag voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
4. Ook wijst A-G Spronken op de herziening, van het beslag- en executierecht. Ten tijde van het schrijven van haar conclusie lag het wetsvoorstel nog ter consultatie bij de tweede kamer, maar per 1 oktober 2020 is de herziening van het beslag- en exeutierecht in werking getreden en van toepassing vandaag. Het eerste en meest belangrijke uitgangspunt: een betere waarborging bestaansminimum schuldenaren.
5. Want, zo vervolgt de Memorie van Toelichting,
“aan het doel en de strekking van de beslagvrije voet wordt ernstig afbreuk gedaan doordat door het beslag op die bankrekening geen geld meer ter beschikking is voor het levensonderhoud van de onderbewindgestelden.”
6. Door de wetswijziging is op dit punt defacto een oordeel geveld die ook op onderhavige zaak van toepassing is: immers beslag op een banksaldo dat ervoor zorgt dat de schuldenaar onder het bestaansminimum uitkomt moet worden voorkomen. Beslag met als gevolg dat er geen ruimte is voor primaire levensbehoeften is niet proportioneel, zie Memorie van Toelichting.In de nota naar aanleiding van het beslag wordt zelfs gesteld dat door de wet herziening beslag- en exececutierecht ook bij beslag op een tegoed van de bankrekening altijd gewaarborgd moet worden dat de beslagvrije voet ter beschikking van de schuldenaar blijft.Deze nieuwe regeling geldt zowel voor executoriaal als voor conservatoir beslag.Vrij vertaald: beslag op een rekening voldoet niet aan de beginselen van proportionaliteit als dat beslag ertoe leidt dat de schuldenaar onder het bestaansminimum leeft.
7. De officier heeft in de raadkamer d.d. 17 maart 2021 naar voren gebracht dat de wijziging van artikel 475c Rv ten tijde van het beslag nog niet van kracht was, dus dat uw rechtbank dit niet dient mee te wegen in uw beslissing.Een onbegrijpelijke overweging, nu voortschrijdend inzicht, en de behandeling van vandaag vraagt om een oordeel omtrent de
voortduringvan het beslag. Is
voortduringvan het beslag nog langer
proportioneel? De wetgever is hier, door de wijziging van 475c Rv duidelijk over. Het beslag is niet proportioneel als dat ertoe leidt dat klaagster onder het bestaansminimum terecht is gekomen, precies wat zich in casu voordoet.
8. In dat verband is het van belang om te benoemen dat vaststaat dat cliënte ten tijde van het beslag recht had op een bijstandsuitkering naast de PGB. Een bijstandsuitkering krijgt zij niet voor niets en is zeker geen vetpot. Zij heeft geen andere bron van inkomsten en heeft ook geen ander vermogen, immers, anders had zij geen bijstandsuitkering gekregen. Toekenning wordt uitvoerig en op strenge wijze getoetst. Nu er geen overige inkomsten zijn en er geen rekening is gehouden met de beslagvrije voet voldoet het beslag op de uitkering niet aan de eisen die in de nieuwe wet herziening beslag- en executierecht worden gesteld en is het beslag derhalve niet proportioneel.
9. Ook voor de ingang van de nieuwe wet voldeed onderhavig beslag niet aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. In 2019 oordeelde de Hoge Raad dat conservatoir beslag op een rekening niet zonder meer voldoet aan de beginselen van proportionaliteit.Na terugverwijzing door de HR heeft de rechtbank Amsterdam het klaagschrift alsnog gegrond verklaard, nu beslag op de bankrekening en dus op de persoonlijke uitkering in die kwestie niet voldoet aan de beginselen van proportionaliteit.
10. Het arrest vertoont grote gelijkenissen met onderhavig geval. Door beslag te leggen op het tegoed die enkel afkomstig is van de bijstandsuitkering wordt defacto beslag gelegd op de bijstandsuitkering. Immers, het tegoed op de rekening is afkomstig van de bijstandsuitkering en door het beslag had cliënte niet langer de beschikking over de bijstandsuitkering. Er doet zich derhalve een vergelijkbare situatie voor waardoor het beslag op het banktegoed van cliënte defacto gelijkgesteld kan worden aan beslag op een uitkering. Eveneens reden waarom het beslag niet proportioneel is.
11. Dat het beslag niet proportioneel is blijkt ook uit de onmetelijk grote gevolgen voor cliënte. Cliënte is door het beslag onder het bestaansminimum uitgekomen vanaf het moment dat het beslag is ingegaan d.d. 7 maart 2017. Daarbij is er geen enkele rekening gehouden met de beslagvrijevoet. Ook in de periode voorafgaand aan het beslag heeft zij onder het bestaansminimum moeten leven door het beslag. De inkomsten uit de bijstandsuitkering zijn immers deels gestort op die rekening en zijn vervolgens onderworpen aan het conservatoire beslag. In de e-mail d.d. 23 augustus van dit jaar aan het OM met CC aan uw rechtbank is reeds uiteengezet dat cliënte haar rekeningen niet meer kon betalen en in gebreke bleef bij crediteuren als gevolg van het beslag. Bijgevolg: hoge aanmanings- en incassokosten. De bewijsstukken zijn eerder al overgelegd aan uw rechtbank en het OM. Hierop is geen reactie ontvangen van het OM.
12. Beslag op een rekening waar een bijstandsuitkering op wordt gestort zonder rekening te houden met het bestaansminimum en/of de beslagvrije voet is conform de wet herziening beslag- en executierecht, meer in het bijzonder art. 475c Rv, niet proportioneel zeker gelet op de grote gevolgen in casu.
13. Temeer nu de PGB geheel en enkel aangewend voor de inkoop van zorg. Het staat vast dat alle ontvangen gelden direct zijn doorgeboekt naar zorgverlener [D] . In dat verband is het relevant om te vermelden dat PGB niet wordt gezien als bron van inkomsten, geen invloed heeft op een bijstandsuitkering en niet opgegeven hoeft te worden als zijnde inkomsten bij de belastingaangifte. Bovendien wordt een PGB op grond van artikel 31 van de Participatiewet niet gezien als inkomsten, reden waarom cliënte de bijstandsuitkering alsnog ontving. PGB kan in tegenstelling tot hetgeen het OM aanvoert, dus niet worden aangemerkt als bron van inkomsten.
14. Ook de stelling van het OM dat cliënte niet in haar eigen levensonderhoud hoefde te voorzien nu zij gedetineerd zat is onjuist. Ten tijde van het indienen van het klaagschrift d.d. 17 maart 2017 zat cliënte weliswaar gedetineerd, echter de toegekende bijstandsuitkering, waar het beslag op is gelegd, ziet op de periode voorafgaand aan de detentie, namelijk al sinds 2016. In die periode had cliënte een wettelijk recht op het bestaansminimum.
15. Bovendien houdt het OM geen enkele rekening met alle financiële uitgaven die ook in detentie noodzakelijk zijn. De DJI voorziet in de basis qua voeding, maar that’s it. De prijzen in detentie liggen vele malen hoger, zoals bijvoorbeeld voor bellen met derden. Maar ook buiten de muren van de justitiële inrichting lopen de lasten gewoon door; een telefoonabonnement, gas, licht, internet, huurpenningen en verzekeringen. Ook daarvoor zijn tijdens de detentie inkomsten nodig. Inkomsten die op nihil waren gesteld door het uitblijven van de uitkering in 2016 en de volledige beslaglegging daarna in 2017.
16. De beslagvrije voet is door confrère Van Tuinen reeds berekend en naar uw rechtbank en het OM verzonden. Hieruit volgt dat de beslagvrije voet hoger ligt dan de toegekende bijstandsuitkering, wat maakt dat de gehele bijstandsuitkering onder de beslagvrije voet moet worden aangemerkt en beslag daarop niet redelijk en billijk is.
17. Conclusie: het wettelijk systeem beschermt burgers ertegen dat zij onder het bestaansminimum uitkomen en daarom is de beslagvrije voet in het leven geroepen. Niet langer voor enkel periodieke betalingen, maar ook voor bankbeslag. Cliënte vormt voor het OM kennelijk een uitzondering op deze regel, het OM meent kennelijk dat cliënte geen recht heeft op een bestaansminimum. Zonder goede reden, en daarom meen ik dat enkel geoordeeld kan worden dat het beslag op het spaarsaldo ter hoogte van € 6.272,91 niet voldoet aan de beginselen van proportionaliteit.
18. Ik verzoek u derhalve het beslag gegrond te verklaren en cliënte na bijna 5 jaar eindelijk toegang te geven tot de aan haar toebehorende rekening met gelden afkomstig van de bijstandsuitkering.”