Op 27 februari 2004 heeft notaris Van ’t Hoff een hypotheekakte (productie 1 bij dagvaarding) opgemaakt. De inhoud van deze akte luidt, voor zover van belang in deze zaak, als volgt:
(…)
1. (…) [naam 2] (…) handelend als schriftelijk gevolmachtigde van
a. de heer[naam eiser 1], (…)
b. mevrouw[naam eiser 2], (…)
c. de heer[naam eiser 3], (…)
de volmachtgevers hierna zowel tezamen als ieder van hen afzonderlijk te noemen “de schuldenaar”;
2. de heer [naam gedaagde] (…) handelende in zijn hoedanigheid van schriftelijk gevolmachtigde van:
de heer[naam 1], (…) hierna ook te noemen “schuldeiser” (…) dan wel “Pandhouder”
(…)
VOLMACHT
(…)
Van de volmacht aan de comparant sub 2 blijkt uit een notariële akte van volmacht op
zeven juni tweeduizend en twee voor mij, notaris, verleden.
(…)
OVEREENKOMST VAN GELDLENING
De schuldenaar erkent van de schuldeiser op een februari tweeduizend en vier een bedrag als geldlening te hebben ontvangen: eenhonderd en twintig duizend euro (€ 120.000,00) en dit bedrag op grond hiervan schuldig te zijn aan de schuldeiser
(…)
(…)
UITGEGEVEN VOOR EERSTE GROSSE
aan en ten verzoeke van de heer [naam 1] , wonende te [woonplaats] (Suriname), de “schuldeiser”(…) genoemd, op heden de vijfentwintigste november tweeduizend vijf.