Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 18 januari 2022
Het verloop van het geding in hoger beroep
De vorderingen van partijen in hoger beroep
De feiten
De beslissing van de rechtbank
wijst af het meer of anders gevorderde.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van drie appellanten tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De appellanten hebben dertien grieven ingediend tegen het bestreden vonnis, waarin zij onder andere vorderden dat de rechtbank zou verklaren dat de geïntimeerde geen rechten kan ontlenen aan een notariële akte en dat de executie van deze akte gestaakt moest worden. De geïntimeerde heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en vorderde de afwijzing van de vorderingen van de appellanten. Het hof heeft de feiten van de zaak beoordeeld, waarbij het onder andere ging om een volmacht die niet eindigde door de dood van de volmachtgever. Het hof oordeelde dat de volmacht rechtsgeldig was gebruikt door de gevolmachtigde, zelfs na het overlijden van de volmachtgever. De appellanten konden zich niet succesvol beroepen op de ongeldigheid van de rechtshandelingen die waren verricht op basis van deze volmacht. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de vorderingen van de appellanten integraal af, waarbij het de proceskosten compenseerde. De uitspraak benadrukt de geldigheid van volmachten en de bescherming van derden in het kader van rechtshandelingen die zijn verricht op basis van een volmacht die niet eindigt door de dood van de volmachtgever.