“
43. Daar komt nog bij dat in de zaak van cliënt sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering die naar oordeel van de verdediging moet leiden tot strafvermindering.
44. Uit het arrest H.K./Estland (ECLI:EU:C:2021:152) volgt dat gelet op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een gebruiker, slechts onder voorwaarden verkeers- of locatiegegevens kunnen worden opgevraagd voor strafrechtelijke doeleinden. De formele voorwaarde is dat een voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris vereist is voor een vordering van de officier van justitie op grond van artikel 126n lid 1 Wetboek van Strafvordering als daarmee een meer dan geringe inbreuk wordt gemaakt op de privacy van de gebruiker.
45. In het geval van cliënt ontbreekt die vereiste machtiging van de rechter-commissaris. Het verzuim vond plaats in het voorbereidend onderzoek en is niet meer te herstellen. Door het verzuim is een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van cliënt. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat in dit soort situaties aanleiding kan bestaan voor strafvermindering.
46. Voor toepassing van strafvermindering moet het gaan om een voldoende ernstig vormverzuim dat concreet de belangen van de verdachte in de strafzaak heeft aangetast. Naar oordeel van de verdediging is van zo’n geval sprake. Er kan - anders dan de rechtbank oordeelde – niet worden volstaan met de constatering van het verzuim.
47. Uit het procesdossier volgt namelijk dat de officier van justitie de historische gegevens over de periode 29 juli 2020 tot en met 29 januari 2021 heeft opgevraagd. Een halfjaar dus. Anders dan de rechtbank oordeelde, kan dat volgens de verdediging bezwaarlijk als een beperkte periode worden beschouwd.
48. Door het opvragen van de historische gegevens van het telefoontoestel dat aan cliënt toebehoort over een periode van 6 maanden, wordt een min of meer volledig beeld van het persoonlijke leven van cliënt in die periode zichtbaar. Dat de opsporingsautoriteiten ook daadwerkelijk die zes maanden hebben doorgespit, blijkt uit het proces-verbaal van het politieverhoor. De verbalisant merkt immers op:
“We hebben over die periode je historische gegevens opgevraagd. Hierbij hebben wij deze gegevens laten analyseren (...) Hieruit blijkt dat de gebruiker van het telefoonnummer +[telefoonnummer] zich op genoemde data en tijdstippen zich bevond in het genoemde dekkingsgebied. Dat wil zeggen dat je telefoon in het dekkingsgebied was op 12 november 2020 en 20 november 2020, en alleen op die data. De overige periode van opvraag niet. (…).”
49. De opsporingsambtenaren weten dus waar de telefoon van cliënt in de periode 29 juli 2020 tot en met 29 januari 2021 is geweest. Daarmee is een min of meer volledig beeld zichtbaar geworden van de activiteiten c.q. bewegingen van cliënt in die periode. Er is door het vormverzuim in een meer dan geringe mate inbreuk gemaakt op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van cliënt. Door het vormverzuim is er bewijs verkregen dat - bij een veroordeling - ten laste van cliënt is uitgelegd door uw gerechtshof. Met een enkele constatering van het verzuim kan daarom niet worden volstaan.”