III.
Bewezenverklaring en bewijsvoering
18. Ten laste van de verdachte is onder 1 en 3 t/m 9 bewezenverklaard:
“Feit 1.
dat zij in de periode van 12 december 2015 tot en met 26 juni 2017 te Curaçao, als ambtenaar, werkzaam als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie, opzettelijk met misbruik van haar functie of positie
- een bezwaarschrift/bezwaar van [betrokkene 3] gegrond heeft laten verklaren door (een) medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie, of
- aan (een) medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie mondeling en/of schriftelijk opdrachten heeft gegeven en/of verzoeken heeft gedaan om handelingen te verrichten ten aanzien van de vergunnings(verlengings)aanvragen en/of het bezwaarschrift van die [betrokkene 3] en [betrokkene 4] en [betrokkene 5] of
- als hoofd/directrice Toelatingsorganisatie heeft nagelaten het bij of krachtens Landsverordening Toelating en Uitzetting bepaalde toe te passen ten einde enig voordeel voor zichzelf en/of (een) ander(en) te verkrijgen;
Feit 3.
dat zij in de periode van januari 2015 tot en met 26 juni 2017, in Curaçao, als ambtenaar, werkzaam als hoofd/directrice van de Toelatingsorganistatie, telkens opzettelijk met misbruik van haar functie of positie
mondeling en/of schriftelijk opdrachten heeft gegeven en/of verzoeken heeft gedaan aan een of meer medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie om handelingen te verrichten ten aanzien van de vergunnings(verlengings)aanvragen van [betrokkene 6] en [betrokkene 7] waaronder het met spoed of versneld behandelen van de aanvragen en/of het opnieuw in behandeling nemen van eerder afgewezen aanvragen (zonder dat er bezwaar was ingediend)
ten einde enig voordeel voor zichzelf en/of (een) ander(en) te verkrijgen;
Feit 4.
dat zij in de periode van 3 april 2017 tot en met 26 juni 2017 in Curaçao, als ambtenaar, werkzaam als hoofd/directrice TO, opzettelijk met misbruik van haar functie of positie
- mondeling en/of schriftelijk opdrachten heeft gegeven en/of verzoeken heeft gedaan aan medewerkers van de Toelatingsorganisatie om (versneld en/of met spoed) handelingen te verrichten ten aanzien van de vergunnings(verlengings)-aanvragen van [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en
- heeft nagelaten daarbij aan te geven dat die [betrokkene 8] en [betrokkene 9] en [betrokkene 10] (mede) werkzaamheden in de bouw voor haar -verdachte- zouden gaan verrichten, en
- vliegticket van Venezuela naar Curaçao voor die [betrokkene 9] en [betrokkene 10] heeft betaald;
- voor [betrokkene 1] en/of [A] en ten behoeve van het verkrijgen van verblijfsvergunningen voor genoemde [betrokkene 8] en [betrokkene 9] en [betrokkene 10] een motiveringsbrief aan de Minister van Justitie heeft opgesteld welke niet op de waarheid berust, en
per beschikking d.d. 21 april 2017 versneld en ten onrechte vergunningen voor bepaalde tijd, te weten vergunningen kort verblijf met doel arbeid ten behoeve van die [betrokkene 8] en [betrokkene 9] en [betrokkene 10] heeft doen opmaken wetende dat zij niet voldoen aan de voorwaarde(n) hiertoe, te weten (onder meer) het uitlandingsheidsvereiste en/of het beschikken over een tewerkestellingsvergunning en/of het gaan verrichten van werk in overeenstemming met de vergunning
ten einde enig voordeel voor zichzelf en/of (een) ander(en) te verkrijgen;
Feit 5.
dat zij in de periode 3 april 2017 tot en met 26 juni 2017, anderen, te weten [betrokkene 9] en [betrokkene 10] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Curaçao, terwijl zij verdachte wist dat de aanwezigheid van die anderen daar wederrechtelijk was, immers heeft zij, verdachte
- via een familielid voor die [betrokkene 9] en [betrokkene 10] , telefonisch gesprekken gevoerd over de komst van die [betrokkene 9] en [betrokkene 10] naar Curaçao, en
- met dat familielid overleg gevoerd over de wijze waarop die [betrokkene 9] en [betrokkene 10] naar Curaçao dienden te reizen en hetgeen zij dienden aan te voeren bij de immigratiedienst, en
- ervoor gezorgd dat hun aanvragen tot verblijf zijn toegekend terwijl zij niet aan de voorwaarden als vereist in wet- en regelgeving voldeden, terwijl dit feit werd begaan in de uitoefening van haar ambt als hoofd/directrice Toelatingsorganisatie,
Feit 6.
dat zij in de periode 3 april 2017 tot en met 26 juni 2017, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk, anders dan door valsheid in geschrift, niet naar waarheid gegevens heeft verstrekt, ter bevoordeling van zichzelf of een ander, te weten [betrokkene 1] en/of [A] en [betrokkene 8] en [betrokkene 9] en [betrokkene 10] , immers heeft zij
- (in strijd met de waarheid) medegedeeld aan genoemde [betrokkene 2] dat de werkgever (zijnde [betrokkene 1] en/of [A] ) genoemde [betrokkene 8] en [betrokkene 9] en [betrokkene 10] met spoed nodig had om te werken in de bouw; en
- (in strijd met de waarheid) in een door haar, verdachte, voor [betrokkene 1] opgestelde aan de Minister van Justitie gerichte motiveringsbrief (d.d. 19 april 2017) vermeld dat die [betrokkene 8] en [betrokkene 9] en [betrokkene 10] zouden worden ingezet in grootschalige bouwprojecten en daarom met spoed nodig waren en in de eerste zes maanden slechts enkele diensten zouden verrichten ten behoeve van die bouwprojecten,
wetende of redelijkerwijs vermoedende dat die onjuist verstrekte gegevens van belang zijn voor de vaststelling van eens anders recht op een verstrekking of een tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of duur daarvan, immers voor de vaststelling of al dan niet voldaan is aan de voorwaarden voor verblijfsvergunningen voor toelating op Curaçao,
Feit 7.
dat zij in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 31 januari 2017 in Curaçao, als ambtenaar, immers werkzaam als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie, telkens opzettelijk met misbruik van haar functie of positie
- [betrokkene 11] heeft geadviseerd ten aanzien van de te volgen procedure, waaronder het gescheiden van elkaar indienen van vergunningsaanvragen ten aanzien van [betrokkene 12] en diens echtgenote/partner ( [betrokkene 13] ) en het 'timen' van het moment van binnenkomst te Curaçao (ten aanzien van [betrokkene 14] ), of
- aan [betrokkene 15] heeft toegezegd dat zij de vergunningsaanvraag voor [betrokkene 16] met voorrang zou behandelen of
- mondeling en/of schriftelijk opdrachten heeft gegeven en/of verzoeken heeft gedaan aan medewerkers van de Toelatingsorganisatie om handelingen te [betrokkene 12] en [betrokkene 14] en [betrokkene 16] en deze met voorrang en/of versneld te behandelen of
- ten behoeve van [betrokkene 16] ) aan (een) medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie een motivering (per email) heeft gegeven voor het toestaan van een uitzondering op het uitlandigheidsvereiste,
ten einde enige voordeel voor zichzelf en/of (een) ander(en) te verkrijgen;
Feit 8.
dat zij in de periode van 12 december 2015 tot en met 26 juni 2017 te Curaçao meermalen opzettelijk verblijfsvergunningen, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, zulks met het oogmerk om die geschriften door anderen te doen gebruiken, immers heeft zij verdachte – als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie, in strijd met de regelgeving en/of in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven vergunningen voor bepaalde tijd doen opmaken door medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie, ten behoeve van
- [betrokkene 8] (per beschikking d.d. 21 april 2016, vergunning kort verblijf met als doel arbeid) en
- [betrokkene 9] (per beschikking d.d. 21 april 2016, vergunning kort verblijf met als doel arbeid) en
- [betrokkene 10] (per beschikking d.d. 21 april 2016, vergunning kort verblijf met als doel arbeid),
bestaande die valsheid hierin dat voornoemde geschriften in strijd met de waarheid vermelden dat die [betrokkene 8] en [betrokkene 9] en [betrokkene 10] hebben aangetoond te voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor (het betreffende verblijfsdoel voor) toelating tot Curaçao.
Feit 9.
dat zij in de periode van 18 juni 2017 tot en met 26 juni 2017 te Curaçao, als ambtenaar, werkzaam als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie, opzettelijk met misbruik van haar functie of positie
- behulpzaam is geweest bij het (versneld) opstellen en indienen van vergunnings(verlenings)aanvragen ten behoeve van (verlengings)vergunningen (voor onbepaalde tijd) met als doel rentenier en (verlengings)vergunning(en) met als doel gezinshereniging, wetende dat niet voldaan werd aan de voorwaarden hiertoe, te weten het niet verrichten van werkzaamheden (na voorafgaande toestemming van de Toelatingsorganisatie), of
- ten behoeve van [betrokkene 17] en [betrokkene 18] en [betrokkene 19] een bedrag van NAF. 2505,60, heeft doen betalen en/of voorschieten met haar bankpas ter betaling van leges door een medewerker van de Toelatingsorganisatie ten behoeve van het indienen van die vergunnings(verlengings)aanvragen of
- aan een medewerker van de Toelatingsorganisatie mondeling en/of schriftelijk (een) opdracht(en) heeft gegeven en/of verzoek(en) heeft gedaan om (versneld) handelingen te verrichten ten aanzien van de vergunnings(verlengings)aanvragen van die [betrokkene 17] en [betrokkene 18] en [betrokkene 19] of
- op 20, 21, 22 en 23 juni 2017) (bij " [B] " en/of bij de woning van haar moeder) persoonlijke gesprekken gevoerd met die [betrokkene 17] en/of [betrokkene 18] en/of [betrokkene 19] (metbetrekking tot vergunnings(verlengings)aanvragen en een) stuk(ken) ten behoeve van die aanvra(a)g(en) persoonlijk heeft overhandigd aan die [betrokkene 17] en/of [betrokkene 18] en/of [betrokkene 19] en persoonlijk in ontvangst genomen
ten einde enig voordeel voor zichzelf en/of (een) ander(en) te verkrijgen.”
19. De bewezenverklaring is door het Hof als volgt gemotiveerd, voor zover voor de bespreking van de middelen van belang:
“
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Artikel 2:354 Sr: misbruik van functie - handelen in strijd met de wet?
Het zwaartepunt van de beschuldiging in deze strafzaak, te weten de feiten ten laste gelegd onder 1, 3, 4, 7 en 9, betreft overtreding van art. 2:354 Sr: misbruik van functie. Art. 2:354 Sr luidt: "De ambtenaar die opzettelijk met misbruik van zijn functie of positie iets doet of nalaat iets te doen ten einde enig voordeel voor hem of een ander te verkrijgen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie."
Misbruik van functie betreft een gedraging die sinds de invoering van het Curaçaose Wetboek van Strafrecht als misdrijf strafbaar is gesteld. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat de bepaling is geïnspireerd door het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie (Trb. 2004,11 en Trb. 2005, 244), meer in het bijzonder door artikel 19 van dat verdrag: "Elke Staat die partij is, overweegt de wettelijke en andere maatregelen te nemen die nodig kunnen zijn om als strafbaar feit aan te merken, wanneer opzettelijk gepleegd, het misbruik van functie of positie, waaronder wordt verstaan, het in strijd met de wet verrichten of nalaten van een handeling door een overheidsfunctionaris bij de uitoefening van zijn of haar functie teneinde een onverschuldigd voordeel te verkrijgen voor de functionaris zelf of voor een andere persoon of entiteit."
Het Hof is, anders dan het Gerecht, van oordeel dat voor bewezenverklaring van art. 2:354 Sr niet is vereist dat moet komen vast te staan dat de verweten gedragingen als zodanig in strijd
met de wetdienen te zijn. Daarbij stelt het Hof voorop dat de tekst van deze wettelijke bepaling deze eis niet stelt. Het Hof volgt het Gerecht niet in de redenering dat deze eis moet worden afgeleid uit de hierboven geciteerde tekst uit artikel 19 van genoemd verdrag, waarin wordt gesproken over "in strijd met de wet". Deze verdragsbepaling heeft de Curaçaose wetgever tot inspiratie gediend, wat niet uitsluit dat hij in verband met de lokale omstandigheden voor andere accenten, zoals een (iets) ruimere delictsomschrijving, heeft gekozen. De wetsgeschiedenis geeft hierover geen uitsluitsel maar de wettekst is, zoals gezegd, een aanwijzing dat dit inderdaad het geval is geweest. Ook de bewoordingen van de Engelse tekst van het verdrag, waar over "an act in violation of laws" wordt gesproken, dwingen niet tot de uitleg of vertaling dat enkel in het geval van handelen in strijd met de "wet" de strafbepaling kan worden overtreden, en derhalve kan overtreding van een geschreven norm reeds voldoende zijn.
Bij het vorenstaande neemt het Hof in aanmerking dat het criterium "misbruik" zelf al een tamelijk strenge wederrechtelijkheidstoets impliceert en, voorts, dat in de aard van het ambtenaarschap besloten ligt dat al snel sprake kan zijn van overtreding van een geschreven norm. Ambtenaren dienen zich volgens de ambtseed immers te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt en zij dienen onkreukbaar en betrouwbaar te zijn. Ruime open normen van deze strekking zijn ook neergelegd in de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (hierna: LMA). Het Hof wijst bijvoorbeeld op art. 47 LMA (zich gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt), art. 49 LMA (verbod zich onder werktijd bezig te houden met de behartiging van particuliere belangen) en art. 59 LMA (verbod giften van derden aan te nemen). Vaststaand laakbaar gedrag kan derhalve reeds voldoende zijn voor overtreding van art. 2:354 Sr. De door het Gerecht aangenomen beperking dat sprake moet zijn van onwettig handelen heeft zo bezien dan een twijfelachtige toegevoegde waarde, terwijl daarmee bovendien de norm die de wetgever met deze bepaling strafrechtelijk beoogt te beschermen ten dele wordt miskend.
Geen strijd met het legaliteitsbeginsel
De verdachte heeft betoogd dat de norm in art. 2:354 Sr niet duidelijk wordt omschreven, hetgeen strijd zou opleveren met het legaliteitsbeginsel. Het Hof overweegt dat weliswaar - zoals ook uit het even overwogene wel blijkt - art. 2:354 Sr ruimte laat voor interpretatie, maar dit levert op zichzelf geen strijd met het legaliteitsbeginsel op. De wetgever kiest niet zelden voor een ruime omschrijving in een wetsartikel, waarbij met het oog op het belang van normhandhaving de nadere invulling daarvan aan de rechter wordt overgelaten. In het vorenstaande heeft het Hof enkel de uitleg van het Gerecht weersproken. De uitleg van artikel 2:354 Sr die het Hof in het hierna volgende zal hanteren is in lijn mét de tekst van het artikel en voor de verdachte redelijkerwijs voorzienbaar, zodat het verweer van de verdachte wordt verworpen. Daarbij komt dat de verdachte bij gelegenheid van de behandeling van de zaak ervan blijkt heeft gegeven goed te weten waartegen zij zich had te verdedigen.
[…]
De verdachte heeft met betrekking tot diverse ten laste gelegde feiten bepleit dat zij niet degene was die begunstigend besliste op vergunningaanvragen en/of dat zij geen persoonlijk voordeel heeft gehad van de gang van zaken met betrekking tot verleende vergunningen.
Het Hof overweegt daaromtrent als volgt.
Het Hof neemt bij de bewezen verklaarde feiten in aanmerking dat, zoals door de verdachte is aangevoerd, ten tijde van de periode waarin die feiten zijn begaan verschillende regels met betrekking tot het verlenen van verblijfsvergunningen binnen de Toelatingsorganisatie (hierna: TO) soepel werden uitgelegd. Dat betekent echter niet, dat daarmee ook ruimte is ontstaan voor het toelaatbaar overtreden van de (straf)wet.
Zoals hierna bij elk van de bewezenverklaarde feiten zal blijken, heeft de verdachte steeds ten aanzien van de daarin genoemde vergunningaanvragen opdrachten gegeven en/of verzoeken gedaan aan haar medewerkers. Zij deed die verzoeken en/of gaf die opdrachten steeds vanuit haar positie van directeur van de TO, dus als degene die is belast met de leiding over de (gehele) organisatie van de TO en al de daarin werkzame personen. In die organisatie is de bevoegdheid tot het (weigeren van) vergunningverlening toebedeeld aan zekere bij die TO werkzame ambtenaren. Bezien in het licht van verdachtes positie als directeur van de TO kan door haar niet in redelijkheid worden volgehouden dat door haar aan die ambtenaren bij de uitvoering van hun werkzaamheden ten aanzien van vergunningverlening respectievelijk gedane aansporingen en verzoeken, gegeven aanwijzingen en opdrachten, als voor hen vrijblijvend hadden te gelden. De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen bevestigen bovendien de onjuistheid van verdachtes standpunt.
Daarnaast volgt uit die bewijsmiddelen dat deze gedragingen door de verdachte steeds werden verricht ten behoeve van (bemiddelaars voor) vergunningaanvragers met wie de verdachte persoonlijke banden had, vaak al sinds lange tijd. Het betroffen bovendien persoonlijke contacten van de verdachte die bereid waren tot het verrichten van wederdiensten (zoals het ter beschikking stellen van een auto of telefoon of voordeel bij de aanschaf daarvan). Dit laatste betekent dat het verrichten van handelingen ten gunste van deze persoonlijke contacten (of de vergunningaanvragers waarvoor door hen werd bemiddeld) ook voordeel voor de verdachte met zich bracht in die zin dat de relatie met haar contacten goed werd gehouden, met daarbij de mogelijkheid van wederdiensten. Los daarvan volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte met haar handelingen de vergunningaanvragers behulpzaam is geweest bij het verkrijgen van een vergunning (de termijn waarop daaronder mede begrepen), zodat op grond daarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte heeft gehandeld ten einde voor hen voordeel (de vergunning) te verkrijgen.
Aldus is het Hof van oordeel dat de verdachte doordat zij als directeur opdrachten heeft gegeven en/of het verzoeken heeft gedaan aan haar (ondergeschikte) medewerkers onder de hiervoor uiteengezette omstandigheden, zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik van functie als bedoeld in artikel 2:354 Sr. Hierbij betrekt het Hof ook dat de gedragingen die de verdachte heeft verricht niet behoorden tot de functiebeschrijving van directeur TO en aldus ook daarom niet konden worden gerekend tot haar reguliere (dagelijkse) werkzaamheden als directeur. In een aantal gevallen ging het misbruik verder dan de genoemde handelingen, hetgeen in dit vonnis bij de bespreking van de feiten die daarop betrekking hebben nader zal worden uiteengezet.
Met betrekking tot feit 1
De verdachte had persoonlijke betrokkenheid bij [betrokkene 3] (en via hem bij diens partner [betrokkene 5] ) en zijn zoon [betrokkene 4] omdat zij aan haar woning aannemingswerkzaamheden verrichtten.
De verdachte heeft met betrekking tot [betrokkene 3] op 14 februari 2017 een e-mailbericht naar haar ondergeschikte [betrokkene 20] gestuurd met de vraag of [betrokkene 20] naar het bezwaarschrift van [betrokkene 3] kon kijken, met daarbij de vermelding dat hij in een eerdere beschikking ten onrechte zijn verblijfsrechten zou hebben verloren in verband met een vervalste verzekering, en dat hij bovendien een (niet erkend) kind heeft. De volgende dag heeft [betrokkene 20] in FMS, het interne softwaresysteem van de TO, vermeld dat na intern onderzoek blijkt dat [betrokkene 3] in aanmerking komt voor een vergunning voor onbepaalde tijd en dat het bezwaarschrift gegrond zal worden verklaard, waarna [betrokkene 3] korte tijd later een vergunning voor onbepaalde tijd heeft ontvangen. Door [betrokkene 20] is niet gemotiveerd en uit FMS is niet af te leiden waaruit het genoemde interne onderzoek heeft bestaan. Het Hof leidt uit deze gang van zaken af dat de verdachte niet alleen [betrokkene 20] heeft verzocht om het bezwaarschrift van [betrokkene 3] in behandeling te nemen, maar dat de verdachte tevens de beoordeling daarvan zodanig heeft beïnvloed door diverse voor gegrondverklaring van het bezwaarschrift pleitende inhoudelijke argumenten aan te dragen, dat het Hof bewezen acht dat de verdachte in zoverre het bezwaarschrift van [betrokkene 3] door [betrokkene 20] gegrond heeft laten verklaren.
De verdachte heeft met betrekking tot [betrokkene 5] mailcontact gehad met haar ondergeschikte [betrokkene 21] waarbij zij onder meer een kopie van een bankstatement van 23 september 2016 heeft meegestuurd. Dit bankstatement betrof een rekeningoverzicht van [betrokkene 3] , de partner en garantsteller van [betrokkene 5] , ten bewijze van voldoende middelen van bestaan. Op die rekening was enkele dagen eerder, op 20 september 2016, door nota bene de verdachte zelf een bedrag van ruim 76.000 gulden gestort voor de aanschaf van bouwmaterialen voor haar woning. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij het rekeningsaldo van [betrokkene 3] had gezien. Uit genoemd rekeningoverzicht blijkt dat het saldo op de rekening van [betrokkene 3] op dat moment 76.512,67 gulden bedroeg, welk saldo nagenoeg overeenkomt met het door de verdachte gestorte bedrag, terwijl uit het rekeningoverzicht voorts blijkt dat het saldo in de maanden voorafgaand aan die storting onverminderd zeer laag was. De verdachte moet aldus hebben geweten dat het saldo van ruim 76.000 gulden op die rekening niet als vermogen van [betrokkene 3] kon worden aangemerkt omdat het een incidentele storting op een vrijwel "lege" rekening betrof, die bovendien was bestemd om (bouwmateriaal)kosten ten behoeve van de bouw van nota bene verdachtes eigen woning te voldoen.
De verdachte heeft met betrekking tot [betrokkene 4] op 19 april 2017 telefonisch contact gehad met [betrokkene 22] (hierna: [betrokkene 22] ). Uit deze gesprekken blijkt dat [betrokkene 22] de stukken voor (onder meer) [betrokkene 4] moest halen en aan haar ondergeschikte [betrokkene 23] moest geven zodat die de vergunningaanvraag van [betrokkene 4] , tezamen met die van zijn vrouw en kind, die dag nog kon indienen. Het Hof leidt hieruit af dat de verdachte aan [betrokkene 23] een verzoek heeft gedaan of een opdracht heeft gegeven om deze aanvragen nog diezelfde dag in behandeling te nemen. De verdachte heeft met betrekking tot [betrokkene 4] voorts nagelaten het bepaalde uit de Landsverordening Toelating en Uitzetting (hierna: LTU) toe te passen, aangezien zij wist dat hij werkzaamheden verrichtte aan haar woning, terwijl hij een renteniersvergunning had. Hoewel zij wist dat het een houder van een renteniersvergunning niet is toegestaan te werken, trad zij hiertegen niet op. Integendeel, de verdachte heeft de op toewijzing gerichte behandeling van zijn vergunningsaanvraag bevorderd.”
20. In de aanvulling van het gewezen vonnis zijn, voor zover hier relevant, de volgende bewijsmiddelen opgenomen (de voetnoten heb ik hier weggelaten):
“
Ten aanzien van alle feiten
1. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , opgemaakt op 27 juni 2017, voor zover inhoudende:
Ik werk bij de Toelatingsorganisatie (Hof: van Curaçao), mijn functie is directeur. Ik werk daar sinds 16 juni 2014. De Toelatingsorganisatie valt onder het Ministerie van Justitie (Hof: van Curaçao).
2. Een overzichtsproces-verbaal, opgemaakt door [verbalisant 3] , landsrechercheur, gesloten op 14 februari 2018, voor zover inhoudende:
De TO (Hof: toelatingsorganisatie) gebruikt bij de behandeling van aanvragen voor verblijfsvergunningen het Foreigner Management System (EMS). FMS is een digitaal bedrijfsprocessensysteem.
1. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , opgemaakt op 12 december 2017, voor zover inhoudende:
V: Op 1 december 2016, op het moment dat [betrokkene 3] bij u als aannemer in de bouw werkzaam is, dient hij een aanvraag in tot verlenging van de geldigheidsduur van zijn verblijfstitel en wel voor onbepaalde tijd.
A: Ik wist niet dat hij het had ingediend.
V: Op welke wijze bent u [betrokkene 3] behulpzaam geweest bij het verkrijgen van geldige titel tot verblijf?
A: Hij heeft geen onbepaalde tijd gekregen en toen heeft hij mij erover verteld. Ik heb hem toen verteld dat hij een bezwaarschrift kon indienen. Ik heb hem beloofd te gaan kijken hoe een en ander was afgehandeld. Ik heb hem geholpen.
2. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 4] , landsrechercheur, gesloten op 9 november 2017, voor zover inhoudende:
In het kader van strafrechtelijk onderzoek Valencia zijn e-mailberichten verwerkt en vertaald.
From: [verdachte]
Sent: 14 februari (het Hof begrijpt uit het vervolg van deze e-mailcorrespondentie en de overige stukken in dit zaaksdossier: 2017) 1:13 PM
To: [betrokkene 20]
Subject: 2 bezwaar
[betrokkene 20] ,
Kunt u naar 2 bezwaarschriften voor mij kijken? 86672, dit is van [betrokkene 24]
Enne [betrokkene 3] , die is van vorige week 85648
In een eerdere beschikking heeft hij al verblijfsrechten verloren want in de BT was er een vervalste verzekering
De politie heeft hem verhoord maar strafrechtelijk werd niets gedaan want er was geen schuld/opzet enz.
Maar bestuursrechtelijk werd de info in zijn contra gebruikt en hij tekende geen, want hij wist niks
Naar mijn mening kan een strafrechtelijk argument niet tegen iemand gebruikt worden als dit niet tot een veroordeling leidt.
Dus ten onrechte liet men het opgebouwde verblijfsrechten verloren gaan. Bovendien heeft zijn kind onbepaald, maar hij heeft dit kind niet erkend.
Bedankt.
3. Een overzichtsproces-verbaal, opgemaakt door [verbalisant 5] , landsrechercheur, gesloten op 20 december 2017, voor zover inhoudende:
Op 1 december 2016 wordt op naam van [betrokkene 3] wederom een aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van zijn vergunning tot tijdelijk verblijf ingediend.
Op 3 januari 2017 neemt [betrokkene 2] de beslissing op de aanvraag van [betrokkene 3] en geeft een beschikking af. Hierin staat onder meer vermeld dat 'betrokkene niet 10 jaar rechtmatig op Curaçao verblijft'. [betrokkene 3] krijgt geen verlenging van de geldigheidsduur voor onbepaalde tijd maar wel voor de periode die geldig is tot en met 11 december 2017.
Tegen deze beschikking wordt een bezwaarschrift ingediend, dat op 8 februari 2017 is binnengekomen bij de bezwaarcommissie van de TO.
Op 15 februari 2017 wordt het bezwaarschrift doorgestuurd naar 'advies'. Daarbij wordt door medewerkster [betrokkene 20] in de lijst 'commentaar' aangetekend:
Na intern onderzoek blijkt dat bezwaarde in aanmerking komt voor een vbv voor onbepaalde tijd. Aan de hand hiervan zal het bezwaarschrift gegrond verklaard worden. In dossier 85648 zijn geen documenten aangetroffen waaruit blijkt dat:
- Een intern onderzoek is ingesteld;
- Door wie dat onderzoek is ingesteld, en
- Wat de overwegingen zijn om aan [betrokkene 3] een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd af te geven.
4. Als schriftelijk bescheid, als bedoeld in artikel 387, eerste lid onder e van het Wetboek van Strafvordering:
Een beschikking gedateerd 15 februari 2017 waarin aan [betrokkene 3] een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd wordt toegekend.
5. Een overzichtsproces-verbaal, opgemaakt door [verbalisant 5] , landsrechercheur, gesloten op 20 december 2017, voor zover inhoudende:
Op 12 december 2015 is door [betrokkene 5] bij de TO een eerste aanvraag tot verblijf ingediend. Dit in het kader van gezinshereniging met haar echtgenoot [betrokkene 3] . De aanvraag is ingediend onder nummer 73805.
Blijkens informatie uit FMS is gebleken dat de aanvraag op 10 februari 2016 in behandeling is genomen. Op 17 mei 2016 is de afwijzende beschikking afgehandeld. Uit de inhoud van deze beschikking is de aanvraag afgewezen omdat [betrokkene 5] niet aan de algemene toelatingsvoorwaarden voldoet. Garantsteller ( [betrokkene 3] ) beschikt niet over een verklaring van de Inspectie der Belastingen, waaruit blijkt dat zijn inkomen tenminste ANG 36.000,- per jaar bedraagt. Daarbij komt dat geen huwelijksakte is overlegd.
Volgens de 'lijst commentaar' in FMS wordt op 28 september 2016 aangetekend dat 'het bezwaar' gegrond moet worden verklaard omdat een originele huwelijksakte van [betrokkene 5] en [betrokkene 3] in het dossier is gevoegd evenals een bankverklaring waaruit blijkt van voldoende middelen van bestaan. Uit de inhoud van het gescande dossier evenals uit de gegevens die in FMS zijn vastgelegd, kan niet worden afgeleid of, en zo ja wanneer, een bezwaarschrift is ingediend.
6. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 4] , landsrechercheur, gesloten op 10 november 2017, voor zover inhoudende:
In het kader van strafrechtelijk onderzoek Valencia zijn e-mailberichten verwerkt en vertaald.
From: [verdachte]
Sent: woensdag 10 augustus 2016 4.07 PM
To: [betrokkene 21]
Subject: FW: 73805
[betrokkene 21] ,
Wie kan nagaan of een bezwaar is ingediend
From: [verdachte]
Sent: woensdag 27 september 2016 12:02 PM
To: [betrokkene 21]
Subject: bankstatement
[betrokkene 21] , dit is het geval van [betrokkene 26]
Dit is een kopie van zijn statement
Geval 73805
[betrokkene 5]
[geboortedatum] 1963
Je kunt de beschikking mailen naar het adres van de boekhouder zoals hierbij de cc.
Bedankt
7. Als schriftelijk bescheid, als bedoeld in artikel 387, eerste lid onder e van het Wetboek van Strafvordering:
Een bank statement op naam van [betrokkene 3] van 23 september 2016 met als current balance: NAf 76.512,67, met de vermelding dat op 20 september 2016 een bedrag van NAf 76.457,24 is gestort.
Op de data 25 april, 3 mei, 30 juni (2x) zijn ook transacties geweest, doch de balans op de rekening bedroeg daarbij nooit meer dan NAf 118,31.
8. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 13 januari 2021, voor zover inhoudende:
U vraagt mij naar de bankverklaring van MCB van 23 september 2016 die door [betrokkene 3] aan de toelatingsorganisatie is verzonden, waaruit bleek dat hij een bedrag van ruim NAf 76.000,- op zijn bankrekening had staan. Het klopt dat ik dat drie dagen eerder aan hem had overgemaakt. U houdt mij voor dat ik dat bankafschrift heb doorgestuurd. Dat klopt en ik herinner mij ook dat ik een bedrag heb gezien.
9. Als schriftelijk bescheid, als bedoeld in artikel 387, eerste lid onder e van het Wetboek van Strafvordering:
Een beschikking gedateerd 28 september 2016 waarin aan [betrokkene 5] een vergunning tot verblijf wordt toegekend.
Overwegende: [...]
- dat het ingediende bezwaarschrift van betrokkene gegrond is verklaard [...];
- dat echtgenoot van betrokkene, [betrokkene 3] , heeft aangetoond over voldoende geldelijke middelen van bestaan te beschikken voor de duur van zijn verblijf in Curaçao.
10. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , opgemaakt op 12 december 2017, voor zover inhoudende:
V: Wie is " [betrokkene 4] "?
A: [betrokkene 4] is de zoon van [betrokkene 3] .
V: Zijn werkelijke naam is " [betrokkene 4] ", Verder in het verhoor zullen wij hem " [betrokkene 4] " blijven noemen. Waar kent u [betrokkene 4] van?
A: Op gegeven moment zag ik een Chinees op het erf. Ik liep naar [betrokkene 3] en zei hem dat ik meermaals had gezegd dat ik niemand zonder cedula op mijn erf wil zien. [betrokkene 3] zei dat dit zijn zoon was en dat die hem af en toe zou helpen.
V: Welke werkzaamheden heeft [betrokkene 4] voor u verricht?
A: Hij hielp zijn vader met de bouw.
V: Op uw terrein?
A: Ja, bij de bouw. Het was eind 2016. Op een gegeven moment liet zijn vader hem alleen achter omdat [betrokkene 3] naar China was gegaan. Hij is door zijn vader aangewezen om hem te vervangen. Ik heb vaak tegen [betrokkene 4] gezegd dat hij zijn vergunning moet aanvragen. Hij is iemand die gewoon kan werken.
V: Bent u bekend met zijn verblijfstatus te Curaçao?
A: Ik heb hem gevraagd en hij is rentenier. Ik heb hem gezegd dat hij geen rentenier was en zijn zaken op orde moest brengen en dat dit niet correct is.
11. Als schriftelijk bescheid, als bedoeld in artikel 387, eerste lid onder e van het Wetboek van Strafvordering:
Een transcriptie van een telefoongesprek tussen verdachte [verdachte] en [betrokkene 22] (intermediair met de bijnaam: [betrokkene 22] "):
Gesprek 19 april 2017 omstreeks 09.42 uur
[verdachte] b.u.m. (het Hof begrijpt: belt uit met) [betrokkene 22] :
[verdachte] : Hallo
[betrokkene 22] : owja [verdachte] , sorry haha
[verdachte] : Aha ja [betrokkene 4] is mij aan het zeggen dat hij jou gevraagd heeft om de papieren van zijn vrouw in te dienen en dat de papier morgen vervalt, de vergunning verloopt morgen
[betrokkene 22] : Ow morgen verloopt het, morgen wil ik ze allemaal samen brengen dan
[verdachte] : [betrokkene 4] , de echtgenote plus kind Dus het moet vandaag ingediend worden
Ga, want [betrokkene 25] is er en [betrokkene 25] kan jou helpen het indienen
12. Als schriftelijk bescheid, als bedoeld in artikel 387, eerste lid onder e van het Wetboek van Strafvordering:
Een beschikking gedateerd 6 juni 2017 waarin aan [betrokkene 4] een vergunning tot verblijf wordt toegekend.
Overwegende: [...]
- dat betrokkene verblijf beoogt als rentenier;
- dat het in casu een verlenging van het verblijf betreft;
[...]
Aan deze verblijfstitel zijn de volgende voorwaarden verbonden: [...] Betrokkene mag geen werk verrichten, zoeken of aannemen zonder uitdrukkelijke toestemming van de autoriteit, die de tijdelijke vergunning heeft verleend.
13. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 4] , landsrechercheur, gesloten op 13 oktober 2017, voor zover inhoudende:
In het kader van strafrechtelijk onderzoek zijn e-mailberichten verwerkt en vertaald.
Van: [verdachte]
Verzonden: woensdag 28 september 2016
Naar: [betrokkene 21]
,
De dinges die [betrokkene 26] had gezegd klopten niet. Ik heb zelf naar de aanvragen gekeken
Vader [betrokkene 4] heeft als rentenier.”