Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van de overige middelen
4.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
5.Slotsom
6.Beslissing
29 mei 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte was veroordeeld voor poging tot uitlokking van moord en moord op zijn echtgenote in Curaçao. De kern van de zaak draaide om de vraag of er sprake was van een vormverzuim door de politie bij het verkrijgen van bewijs uit het hotmailaccount van de verdachte, dat zou zijn verkregen op basis van een onrechtmatige toegang. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over bewijsuitsluiting en de voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat er geen vormverzuim was, maar dat dit niet leidde tot cassatie omdat de verdachte geen rechtens te respecteren belang had. Het Hof had ook geoordeeld dat, zelfs als er sprake zou zijn van een vormverzuim, dit niet automatisch tot bewijsuitsluiting zou leiden. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte in zijn proces niet in zijn verdedigingsrechten was geschaad en dat de betrouwbaarheid van het bewijs niet was betwist. De Hoge Raad heeft de opgelegde gevangenisstraf van 24 jaar verminderd tot 23 jaar en 10 maanden, omdat de redelijke termijn van het proces was overschreden.