Conclusie
Nummer21/01897
Inleiding
Het eerste middel
Bewijsvoering
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak is de verdachte, geboren in 1973, bij arrest van 12 april 2021 door het gerechtshof Den Haag veroordeeld voor diefstal. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 8 weken, met aftrek van voorarrest, en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 5 weken werd gelast. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat M.J.G. Schroeder, die drie middelen van cassatie heeft voorgesteld.
Het eerste middel betreft de klacht dat het hof ten onrechte de bewezenverklaring van feit 2 heeft gebaseerd op bewijsmiddelen die geen betrekking hebben op dit feit. De Hoge Raad concludeert dat het hof abusievelijk een verkeerd proces-verbaalnummer heeft vermeld, maar dat dit kan worden hersteld als een kennelijke misslag. De aangifte van het slachtoffer, [aangever 1], betreft de diefstal van zijn paspoort uit zijn auto in Rotterdam tussen 6 en 7 juni 2020. De verdachte werd na zijn aanhouding in het bezit van het paspoort aangetroffen, wat de bewijsvoering ondersteunt.
Het tweede middel betreft de niet-ondertekende aangifte van [aangever 2]. De Hoge Raad merkt op dat de steller van het middel zich baseert op een verouderde tekst van de wet en dat er geen verweer is gevoerd ter terechtzitting. Het derde middel betreft de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, waarbij de verdediging verzocht om deze niet te gelasten. De Hoge Raad concludeert dat er geen verweer is gevoerd en dat het middel niet kan slagen.
Uiteindelijk falen alle middelen en wordt de conclusie tot verwerping van het beroep strekt. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden heeft deze conclusie opgesteld.