ECLI:NL:PHR:2022:992

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
21/01111
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen veroordeling voor het verhandelen van cocaïne met klachten over medeplegen en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad op 1 november 2022 geconcludeerd in het cassatieberoep van de verdachte, die was veroordeeld voor het opzettelijk verhandelen van cocaïne. De verdachte had in de periode van 16 juni 2015 tot en met 16 juni 2017 in Nederland cocaïne geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd. De Hoge Raad werd gevraagd om het cassatieberoep te verwerpen, omdat de klachten van de verdachte over het medeplegen niet waren tenlastegelegd en niet bewezen waren verklaard. De verdachte had in hoger beroep aangevoerd dat er discrepanties waren tussen zijn locatie en de locatie van de telefoons die gebruikt werden voor de drugshandel, wat volgens hem uitsloot dat hij betrokken was bij de verkoop van cocaïne. Het hof had echter geoordeeld dat de verdachte in vereniging met een ander had gehandeld, wat niet bewezen was verklaard. De Procureur-Generaal concludeerde dat de bewijsvoering van het hof voldoende was om de veroordeling te handhaven, ondanks de klachten van de verdediging. De zaak heeft ook betrekking op samenhang met een andere zaak (21/01106).

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer21/01111

Zitting1 november 2022
CONCLUSIE
E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 26 februari 2021 door het gerechtshof Den Haag wegens 1. “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod” en 2. “handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet Wapens en munitie” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het hof een inbeslaggenomen mes aan het verkeer onttrokken.
Er bestaat samenhang met de zaak 21/01106. Ook in die zaak zal ik vandaag concluderen.
Namens de verdachte hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel betreft feit 1 en keert zich tegen het oordeel van het hof dat de omstandigheid dat er discrepanties zijn gebleken tussen de locatie waar de verdachte zich op bepaalde momenten fysiek bevond en de locatie waar een van de aan hem toegeschreven dealernummers op die momenten een zendmast aanstraalde, niet uitsluit dat de verdachte betrokken is geweest bij het verhandelen van cocaïne. Nu het hof uit die discrepanties afleidt dat de bedoelde nummers kennelijk ook in gebruik zijn geweest bij een ander persoon met wie de verdachte heeft samengewerkt, kan volgens de stellers van het middel daaruit bezwaarlijk anders worden afgeleid dan dat de verdachte in vereniging met een ander of anderen heeft gehandeld, hetgeen niet bewezen is verklaard en evenmin is tenlastegelegd.
Aan de verdachte is ten aanzien van feit 1 tenlastegelegd dat:
“hij in of omstreeks de periode van 16 juni 2015 tot en met 16 juni 2017 te [plaats] , in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.”
6. Ten laste van de verdachte is onder feit 1 bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 16 juni 2015 tot en met 16 juni 2017 te [plaats] , opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I”
7. Het hof heeft deze bewezenverklaring doen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2017 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017107216-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 40 t/m 42):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren, dan wel één van hen:
Op 19 april 2017 bevonden wij ons op de [a-straat] te [plaats] . Wij waren hier naar aanleiding van meldingen betreffende een drugsdealer. In één van deze meldingen staat dat de drugsdealer zou handelen vanaf de achterzijde van zijn woning op de [a-straat 1] te [plaats] . Wij bevonden ons op ongeveer 20 meter afstand van deze woning en hadden vrij zicht op de achtertuin.
Omstreeks 17:00 uur zagen wij dat er een man naar buiten kwam met het volgende signalement; - licht getinte huidskleur, kort zwart haar, groene jas. De manspersoon deed de poortdeur open en stond hierin te roken.
Ik herken bovenstaande persoon uit eerdere postacties als zijnde dezelfde persoon die toen ook aanwezig was in en om de woning. Er zijn tijdens de eerdere postacties geen andere manspersonen in en om de woning gesignaleerd.
Om 17.32 uur zagen wij dat een man, welke later bleek te heten [betrokkene 1] , de poortdeur open deed aan de achterzijde van de [a-straat 1] .
Ik zag dat deze persoon door de poortdeur van de [a-straat 1] liep en dat hij een manspersoon begroette. Vervolgens liepen beide personen naar de achterzijde van de woning waarna deze uit het zicht verdwenen.
De manspersoon welke [betrokkene 1] begroette betrof dezelfde persoon als wij eerder buiten in de poortdeur zagen roken.
Ongeveer 1 minuut later zagen wij verbalisanten dat beide personen weer richting de poortdeur liepen en vermoedelijk afscheid namen door middel van handgebaren.
Wij, verbalisanten, besloten om [betrokkene 1] te controleren en te vragen naar mogelijke drugsbezit. Wij zijn achter [betrokkene 1] aangelopen de poort door en hebben hem op ongeveer 500 meter van de [a-straat 1] staande gehouden.
Ik zei dat we wilden weten wat hij bij zich had en of dit een gebruikershoeveelheid was. [betrokkene 1] antwoordde hierop dat hij een halve gram cocaïne bij zich had. Ik zag dat [betrokkene 1] mij een gevouwen papiertje gaf met hierop de tekst 'Space Pack'. Ik vroeg of hij meerdere tuinen was ingegaan op de [a-straat] . Ik hoorde [betrokkene 1] zeggen dat hij alleen de tuin van de cocaïne verkoper was ingegaan.
Ik vroeg hoe deze persoon eruit zag. Ik hoorde [betrokkene 1] zeggen dat hij licht getint was, donker kort haar en deze persoon kende onder de [naam] . Ik hoorde [betrokkene 1] zeggen dat hij de cocaïne welke hij aan mij [had] overhandigd zojuist had gekocht bij deze [naam] .
Ik hoorde dat [betrokkene 1] zei dat hij 25 euro had betaald voor een halve gram, een hele gram zou 50 euro kosten.
[betrokkene 1] verklaart dat het actuele telefoonnummer van [naam] , de cocaïne-verkoper, [telefoonnummer 1] is.
Ik hoorde dat [betrokkene 1] zei dat hij afstand deed van de cocaïne. Ik heb de cocaïne in beslag genomen voor nader onderzoek.
2. Een proces-verbaal van verhoor
getuiged.d. 19 april 2017 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017107216-3. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 47 t/m 50):
als de op 19 april 2017 tegenover de betreffende opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van
[betrokkene 1]:
Het klopt dat ik net ben aangetroffen met een halve gram cocaïne. Ik heb daarvoor 25 euro betaald. Ik ben bij 1 iemand de tuin ingestapt. Het klopt dat dit de persoon is bij wie ik dit gekocht heb.
Die persoon heeft zwart haar. Zijn huidskleur is getint. Hij rijdt in een Seat Leon. Ik ken hem al langer. Hij dealt vanuit zijn woning.
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 mei 2017 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017107216-7. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 59 t/m 61):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 25 april 2017 heb ik een in beslag genomen partij vermoedelijke verdovende middelen onderzocht, in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet.
De partij was aangetroffen en inbeslaggenomen bij onderstaande verdachte tijdens een onderzoek ingevolge de Opiumwet op het [a-straat 1] , [plaats] .
Verdachte: [betrokkene 1] ; geboren: [geboortedatum] 1993
De resultaten van het identificerend onderzoek werden geanalyseerd door de daartoe bevoegde deskundigen van het N(ederlands) F(orensisch) I(nstituut) (NFI) en is, in de vorm van een rapport van onderzoek door het NFI, als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
De aangeboden partij vermoedelijke verdovende middelen bestond uit:
Aantal/eenheid 0,5 Gram
Goednummer PL1500-2017107216-1779586
SIN AAJJ5670NL
Inhoud Witkleurige substantie in poedervorm
Omschrijving
Ik zag een monster-gripzakje met hierin een toegevouwen papiertje met hierop de tekst:
"space pack" en een bijbehorende afbeelding met hierin een witkleurige substantie in poedervorm. Ik zag dat dit, voor mij nader te onderzoeken monster, was voorzien van SIN: AAJJ5670NL en afkomstig was van een totaal nettogewicht van 0,5 gram
Indicatieve test: Positief
4. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, betrekking hebbend op het politie registratienummer 2017107216, d.d. 28 april 2017, opgemaakt en ondertekend door de deskundige ing. P.H. Wallinga. Dit rapport houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-(dossierpagina 62):
als relaas van deze deskundige:

Resultaten en conclusie

Ontvangen data voldoen aan de gestelde criteria voor het NFIDENT proces.

Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie

Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAJJ5670NL
0,50 gram poeder, wit
bevat cocaïne

Aanvullende informatie

Cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
5. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2017 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017107216-24. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 76 en 77):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 15 juni 2017, was ik belast met een onderzoek naar verdovende middelen in de gemeente [plaats] . Dit onderzoek richtte zich op de verdachte [verdachte] , wonende aan het [a-straat 1] te [plaats] . [verdachte] zou dealen in harddrugs.
[betrokkene 1] verklaarde dat hij gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] om contact te krijgen met [verdachte] om zo een afspraak te maken om cocaïne te kopen.
Op 24 mei 2017 heb ik gekeken naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , hierna te noemen telefoonnummer 1.
Dit zou het dealnummer zijn van verdachte [verdachte] . Deze was aangevraagd en verkregen voor de periode 1 januari 2017 tot en met 19 mei 2017. Waarvan afzonderlijk proces-verbaal van is opgemaakt.
Hieruit bleek het volgende:
Op 17 februari 2017 is er voor het eerst gebruik gemaakt van telefoonnummer 1. Hier is te zien dat er naar nagenoeg alle contacten een sms bericht werd verstuurd. Al deze berichten werden kort achter elkaar verstuurd. Ook is te zien dat [betrokkene 1] een sms bericht krijgt op deze dag van telefoonnummer 1. Daarnaast is ook te zien dat [betrokkene 1] kort voor zijn verhoor gebeld en gesms'ed heeft met telefoonnummer 1. Daarnaast is te zien dat er voornamelijk in de avonduren en in de loop naar het weekend bijna twee keer zoveel contact is dan doordeweeks en overdag.
Daarnaast is te zien dat al deze contacten voornamelijk sms berichten zijn, danwel gesprekken die korter duren dan een minuut.
Daarnaast is te zien dat bijna al het contact wat het telefoonnummer maakt aanstraalde op de zendmast in [plaats] .
Te zien is dat er na 23 april 2017 geen contact meer uitgaand is, en inkomend contact werd steeds minder. Daarop kan worden opgemaakt dat het nummer niet meer in gebruik was.
Vervolgens zijn de historische gegevens van de vijf meeste contacten opgevraagd en verkregen voor de periode 1 april 2017 tot en met 1 juni 2017.
Dit waren: [betrokkene 1] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [betrokkene 5] , [betrokkene 6] . Deze zijn opgevraagd en verkregen voor de periode 1 april tot en met 1 juni. De historische gegevens van [betrokkene 6] zijn opgevraagd van 1 april 2017 tot en met 8 juni 2017.
Hieruit kwamen twee overeenkomstige nummers te weten telefoonnummer 1 en [telefoonnummer 2] , hierna te noemen telefoonnummer 2.
Ook hiervan zijn de historische verkeersgegevens van opgevraagd en verkregen voor de periode 1 maart 2017 tot en met 7 juni 2017.
Hieruit bleek het volgende:
Op 23 april 2017 is er voor het eerst gebruik gemaakt van telefoonnummer 2. Hier is te zien dat er naar nagenoeg alle contacten een sms bericht werd verstuurd. Al deze berichten werden kort achter elkaar verstuurd. Deze contacten betroffen nagenoeg dezelfde contacten als die van telefoonnummer 1. Daarnaast is te zien dat er voornamelijk in de avonduren en in de loop naar het weekend contact is.
Daarnaast is te zien dat al deze contacten voornamelijk sms berichten zijn, danwel gesprekken die korter duren dan een minuut. Dit betrof hetzelfde patroon dat was te zien als bij telefoonnummer 1.
De zendmast die werd aangestraald is voornamelijk die van [plaats] .
[betrokkene 3] heeft in de periode 1 april tot en met 1 juni 11x contact gehad met telefoonnummer 1 en 12x met telefoonnummer 2.
[betrokkene 1] heeft in de periode 1 april tot en met 1 juni 40x contact gehad met telefoonnummer 1 en 1x met telefoonnummer 2. [betrokkene 4] heeft in de periode 1 april tot en met 1 juni 13x contact gehad met telefoonnummer 1 en 4x met telefoonnummer 2.
[betrokkene 5] heeft in de periode 1 april tot en met 1 juni 86x contact gehad met telefoonnummer 1 en 12x met telefoonnummer 2.
[betrokkene 6] heeft in de periode 1 april tot en met 8 juni 117x contact gehad met telefoonnummer 1 en 15x met telefoonnummer 2.
Waarvan er bij alle contacten voor 23 april geen contact is met telefoonnummer 2.
5.a. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2017 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017107216-65. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 78 en 79):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op zondag 18 juni 2017 was ik belast met een onderzoek naar verdovende middelen in de [plaats] . Dit onderzoek richtte zich op de verdachte [verdachte] .
Uit proces-verbaal van bevindingen 2017107216-21 is gebleken dat de verdachte [verdachte] twee dealnummers zou hebben gebruikt te weten [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . Hiervan zijn de historische gegevens opgevraagd met daarnaast de persoons- en adresgegevens van de contacten waarmee het mogelijke dealnummer contact heeft gemaakt.
Hieruit kwam een lijst met namen en adressen van mogelijke kopers van verdovende middelen die bij [verdachte] een of meerdere keren drugs hebben gekocht.
Uit de lijst kwam naar voren dat het telefoonnummer [telefoonnummer 3] contact heeft gehad met beide mogelijke dealnummers van [verdachte] [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . Deze zou op naam staan van [betrokkene 7] .
In de periode 1 januari 2017, start 17 februari 2017, en 1 mei 2017 is er 2x contact geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 3] . In de periode 1 april 2017, start 23 april 2017, en 7 juni 2017 is er 2x contact geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] .
Uit de lijst kwam naar voren dat het telefoonnummer [telefoonnummer 4] contact heeft gehad met beide mogelijke dealnummers van [verdachte] [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . Deze zou op naam staan van [betrokkene 8] . In de periode 1 januari 2017, start 17 februari 2017, en 1 mei 2017 is er 2x contact geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 4] .
In de periode 1 april 2017, start 23 april 2017, en 7 juni 2017 is er 4x contact geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 4] .
Uit de lijst kwam naar voren dat het telefoonnummer [telefoonnummer 5] contact heeft gehad met het mogelijke dealnummer van [verdachte] [telefoonnummer 1] . Deze zou op naam staan van [betrokkene 9] . In de periode 1 januari 2017, start 17 februari 2017, en 1 mei 2017 is er 2x contact geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 5] .
Uit de lijst kwam naar voren dat het telefoonnummer [telefoonnummer 6] contact heeft gehad met beide mogelijke dealnummers van [verdachte] [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . Deze zou op naam staan van [betrokkene 10] .
In de periode 1 januari 2017, start 17 februari 2017, en 1 mei 2017 is er 25x contact geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 6] .
In de periode 1 april 2017, start 23 april 2017, en 7 juni 2017 is er 6x contact geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 6] .
6. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 juni 2017 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017107216-31. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 80 t/m 82):
als de op 16 juni 2017 tegenover de betreffende opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van
[betrokkene 7]:
ik gebruik ongeveer zes jaar coke. Ik betaal 25 euro voor een halve gram.
Wanneer heeft u voor het laatst drugs gekocht?
Ik denk voor het laatst in februari maart van dit jaar coke heb gekocht. Ik kocht dat bij dealer [naam] .
Ik denk dat ik een jaar of vier bij hem koop. In die vier jaar denk ik dat ik tussen de tien a vijftien keer bij hem drugs heb gekocht.
[naam] heeft een auto, volgens mij een Seat.
[naam] handelt in elk geval al vier jaar. Ik koop sinds vier jaar. Ik kocht altijd buiten bij [A] . Ik liep dan voorbij en zei dan kom mee of effe naar buiten, dan liepen wij naar buiten en daar haalde hij het ergens uit zijn zakken. Ik heb weleens gezien dat hij een boterhammenzakje vol had met ponypacks. Het zijn er dan echt heel veel.
Ik sprak hem in [A] . Ik krijg ook steeds een nieuw telefoonnummer van hem. Een nieuw nummer en dat appt hij dan naar mij.
7. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2017 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017107216-62, met fotobijlage met onderschrift PL17I0:07:03960, dossierpagina 84. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina 83):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 17 juni 2017 toonden wij aan [betrokkene 7] een foto, welke bij dit proces-verbaal is gevoegd. Wij, verbalisanten vroegen aan [betrokkene 7] of hij de persoon herkende. Wij, verbalisanten hoorden [betrokkene 7] zeggen dat dit de persoon is waar hij coke kocht en dat dit [naam] was.
Opmerking hof: als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd een politiefoto met onderschrift PL17I0: 07:03960. Uit onder meer bewijsmiddel 9. volgt dat dit een foto betreft van de verdachte.
8. Een proces-verbaal van verhoor
getuiged.d. 17 juni 2017 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017107216-59, met fotobijlage met onderschrift PL17I0:07:03960, dossierpagina 99. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 95 t/m 98):
als de op 17 juni 2017 tegenover de betreffende opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van
[betrokkene 9]:
Tot 1 jaar terug gebruikte ik coke. Ik betaalde 25 euro voor een halve gram coke. Ik neem coke af bij de Marokkaan. Zo noem ik hem altijd. U toont mij een foto en ik herken de persoon op de foto als zijnde de man bij wie ik coke kocht.
Ongeveer 1 jaar geleden heb ik bij de Marokkaan die ik net op de foto zag coke gekocht.
Hij maakt gebruikt van een grijze Seat Leon.
Hij dealt volgens mij ieder geval 6 jaar.
Ik belde hem op zijn mobiel en dan spraken wij ergens af. We spraken af op een bepaalde locatie.
Ik ben met hem in contact gekomen via [A] in [plaats] .
Hij was zelf in die tijd klanten aan het ronselen.
Ik denk dat ik hem toen gewoon gebeld heb.
Op de plaats waar wij afspraken was het zo dat hij de coke had en ik hem betaalde.
Ik kreeg berichtjes van hem met een nieuw nummer.
De dealer wisselde vaak van telefoonnummer; ik denk om de 3 of 4 maanden.
9. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2017 van de politie eenheid Den Haag met registratienummer PL1500-2017107216. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 1 tot en met 7B):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Verhoor Getuige [betrokkene 9]
Op 17 juni 2017 verklaarde getuige [betrokkene 9] dat hij de getoonde politiefoto van [verdachte] met het nummer PL17I0:07:03960 herkent als zijnde 'De Marokkaan'.
10. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 juni 2017 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017107216-63, met fotobijlage met onderschrift PL17I0:07:03960, dossierpagina 103. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 100 t/m 102):
als de op 17 juni 2017 tegenover de betreffende opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van
[betrokkene 10]:
Ik gebruik ongeveer 3 tot 4 keer in de maand drugs. Ik koop coke. Ik betaal 25 euro per halve gram coke.
Ik koop bij 1 dezelfde persoon. Hij heet [naam] .
Hij heeft een gouden tand. Het is volgens mij een Marokkaan. De man op de foto die u mij liet zien is de persoon waarbij ik coke koopt.
Ongeveer 2 weken terug heb ik voor het laatst drugs gekocht bij [naam] .
Deze dealer woont de buurt van de [b-straat] in [plaats] .
Hij reed in een zilverkleurige Seat Leon.
[naam] handelt in ieder geval al 3 jaar want ik koop 3 jaar lang bij hem.
Ik bereik hem via de telefoon. Hij wisselt van telefoonnummer. Ik kreeg dan een sms'je met daarop zijn nieuwe nummer.
Ik belde, hij vroeg wat ik wilde en zei dan dat ik 1 kleintje wilde. Dat is een halve gram en kost 25 euro. Het was bij [B] . Een keer ben ik bij hem geweest, bij het achterpad achter zijn huis.
11. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2017 van de politie eenheid Den Haag met registratienummer PL1500-2017107216. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 1 tot en met 7B):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 17 juni 2017 verklaarde getuige [het hof leest, gelet op het genoemde PL-nummer: [betrokkene 10] ] samengevat dat hij de getoonde politiefoto van [verdachte] met het nummer PL17I0:07:03960 herkent als zijnde [naam] de dealer.
Zie bijgevoegde proces-verbaal 2017107216-63.
12. Een proces-verbaal van
verhoor getuiged.d. 16 juni 2017 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017107216-27. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 85 t/m 88):
als de op 16 juni 2017 tegenover de betreffende opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van
[betrokkene 8]:
Zoals als eerder genoemd komt uit een drugsonderzoek uw telefoonnummer naar voren. Kunt u verklaren waarom uw telefoonnummer hierin voorkomt?
Op 22 april 2017 ben ik gegaan naar [A] in [plaats] . Ik wist dat ik daar drugs kon kopen. Ik gebruik 1 maal per maand drugs.
Ik heb gekocht bij [naam] . Dit was bij [A] . Ik heb bij hem 1 of 2 keer coke gekocht.
Ik kreeg van [naam] op 23 april 2017 een app met zijn nieuwe nummer.
Dit was [telefoonnummer 2] . Op 6 juni kreeg ik een app met weer een nieuw nummer. Ik ging altijd bij hem halen in [A] . Ik liep of naar hem toe of keek hem aan. Dan liepen wij samen naar buiten en haalde het uit zijn zakken.
Ik betaalde dan 25 euro voor een halve gram. Ik haalde altijd een halve.
[naam] altijd een boterhamzakje vol envelopjes. Ik schat dat er 10 envelopjes inzitten.
Ergens in mei heb ik voor het laatst drugs gekocht bij [naam] .
In februari ofzo, misschien april van dit jaar heb ik voor het eerst drugs bij hem gekocht.
Hij dealt zaterdag op zondag nacht.
13. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2017 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017107216-71, met fotobijlage. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 112 en 113):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 18 juni 2017 was ik belast met een onderzoek naar verdovende middelen.
Op bovengenoemde datum hoorde ik de getuige [betrokkene 8] . Ik. toonde hem een foto van verdachte [verdachte] [hof: met onderschrift PL17I0:07:03960] en vroeg hem of deze persoon de ' [naam] ' betreft alwaar de getuige in een eerdere verklaring over had verklaard.
Ik hoorde hem tegen mij zeggen dat hij de persoon op de herkend en dat die persoon ' [naam] ' betreft. Ik vroeg aan getuige [betrokkene 8] of hij de harddrugs cocaïne kocht van ' [naam] '.
Ik hoorde hem tegen mij zeggen dat hij telefonisch een locatie afsprak met ' [naam] ', dat de getuige aldaar geld gaf aan ' [naam] ' en ' [naam] ' in ruil daarvoor cocaïne gaf aan de getuige.
De foto waarop verdachte [verdachte] staat afge[b]eeld is gevoegd als bijlage achter dit proces-verbaal van bevindingen.
14. Een proces-verbaal van verhoor
getuiged.d. 18 juni 2017 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017107216-70, met fotobijlage met onderschrift PL17I0:07:03960, dossierpagina 117B. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 114 t/m 117A.)
als de op 18 juni 2017 tegenover de betreffende opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van
[betrokkene 5]:
Zoals als eerder genoemd komt uit een drugsonderzoek uw telefoonnummer naar voren.
Kunt u verklaren waarom uw telefoonnummer hierin voorkomt?
Ik heb weleens wat besteld.
In de weekenden gebruik ik best wel vaak. Ik haal 2 keer per week coke.
Ik betaal 25 euro voor een pakje. Dat is een halve gram.
Ik koop alleen bij een man die [naam] heet. De persoon die u mij liet zien op de foto is de man die ik bedoel en ken als [naam] . Bij hem koop ik vanaf mijn 17e jaar. Ik koop dus al 8 jaar bij [naam] .
[naam] is een stevige man met een gouden tand. Hij heeft kort haar.
U toont mij een foto van de persoon waarover wij praten die mogelijk dealt. Deze persoon ken ik als [naam] . Bij hem koop ik al 8 jaar coke.
Vorige week of de week er voor heb ik voor het laatst bij hem gekocht. Hij woont [plaats] . Ik dacht op [a-straat 1] .
Ik bereik hem door hem te bellen.
Hij komt bij ons in de kroeg, [A] .
Ik bel hem en dan spreken we ergens af. Hij levert de coke en ik betaal hem. Ik heb ook weleens gekocht bij zijn woning.
15. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2017 van de politie eenheid Den Haag met registratienummer PL1500-2107107216. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 106 tot en met 111):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Verhoor getuige [betrokkene 5] PL1500-2017107216-70
Op 18 juni 2017 is getuige [betrokkene 5] gehoord. [betrokkene 5] verklaarde samengevat dat hij de persoon op de getoonde politiefoto van [verdachte] met het nummer PL17I0:07:03960 herkent als zijnde de [naam] waar hij al vanaf zijn 17de drugs koopt.
16. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Den Haag van 20 april 2018. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als de op 20 april 2018 tegenover deze rechter-commissaris afgelegde verklaring van de getuige
[betrokkene 5]:
Ik heb [naam] gebeld om cocaïne te kopen. U vraagt hoe ik ooit bij [naam] terecht ben gekomen. Ik heb het gehoord in de kroeg bij [C] . Die heet nu [D] , vroeger heette die kroeg [A] .
Ik belde [naam] en dan spraken we af bij hem achter zijn huis of buiten het café. U vraagt waar hij woont. Aan het einde van het [a-straat] .
17. Een proces-verbaal van verhoor
getuiged.d. 18 juni 2017 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017107216-69, met fotobijlage met onderschrift PL1710:07:03960, dossierpagina 121. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 118 t/m 120):
als de op 18 juni 2017, tegenover de betreffende opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van
[betrokkene 4]:
Zoals als eerder genoemd komt uit een drugsonderzoek uw telefoonnummer naar voren.
Ik gebruik coke ongeveer sinds mijn 22e jaar. Ik ben nu 32 jaar oud.
Ik betaal 25 euro per halve gram.
Ik ken de jongen van wie u mij een foto toont.
Dit is de persoon waar ik coke van koop. Ik ken hem als [naam] . Ongeveer 2 weken geleden heb ik voor het laatst drugs bij [naam] gekocht. [naam] is een getinte jongen.
Ik bel hem op spreek ergens af geef geld en hij de coke.
Wij spraken altijd af ergens in [plaats] .
18. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2017 van de politie eenheid Den Haag met registratienummer PL1500-2017107216. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina 106 tot en met 111):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Verhoor getuige [betrokkene 4] PL1500-2017107216-69
Op 18 juni 2017 is getuige [betrokkene 4] gehoord. [betrokkene 4] verklaarde samengevat dat hij de persoon op de getoonde politiefoto van [verdachte] met het nummer PL1710:07:03960 herkend als zijnde de persoon waarvan hij cocaïne koopt en dit [naam] betreft.
19. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 juni 2017 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017107216-88, met fotobijlage met onderschrift PL17I0:07:03960, dossierpagina 154. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 150 t/m 153):
als de op 28 juni 2017 tegenover de betreffende opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van
[betrokkene 11]:
Ik gebruik cocaïne. Ik betaalde 25 euro per zakje/pakje. Ik nam cocaïne af bij [naam] .
Een week of drie a vier geleden heb ik voor het laatst cocaïne gekocht bij [naam] .
Een jaar of vijf geleden kocht ik voor het eerst cocaïne bij hem, denk ik.
Ik kocht altijd een pakje voor 25 euro. Vanaf het begin tot eind was het altijd 25 euro per pakje.
[naam] woont in [plaats] . Bij een schooltje, [E] en [F] in de buurt.
Ik stuurde hem een sms'je.
Een transactie werkt als volgt. Gewoon geld geven en je krijgt meteen de drugs.
Voorafgaand eerst een sms'je. En dan spraken we ergens af. Ook wel bij hem thuis.
[naam] is getint. Marokkaans denk ik. Hij maakt gebruik van een grijze Seat Leon.
O: Verbalisanten laten politiefoto PL1710:07:03960 zien. Deze foto is bij gevoegd bij het Proces-Verbaal van Verhoor.
Ik herken hem als [naam] waarbij ik de cocaïne kocht.
20. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 juli 2017 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017107216-95, met fotobijlage met onderschrift PL1710:07:03960, dossierpagina 183. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 179 t/m 182):
als de op 11 juli 2017 tegenover de betreffende opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van
[betrokkene 12]:
Zoals als eerder genoemd komt uit een drugsonderzoek uw telefoonnummer naar voren. Kunt u verklaren waarom uw telefoonnummer hierin voorkomt?
Ik nam drugs af.
Ik denk dat ik al 6 a 7 jaar coke gebruik.
Ik betaal voor coke bij mijn dealer [naam] 25 euro voor een halve gram.
Ik denk dat ik eind april 2017 voor het laatst drugs bij [naam] heb gekocht.
Ik denk dat ik in november 2016 voor het eerst drugs bij [naam] heb gekocht.
Ik ben weleens bij [naam] in de achterpad geweest in [plaats] . Ik weet dat het bij hem thuis in het achterpad was omdat ik weleens met hem een afspraak maakte en dan kwam hij aangelopen bij de [F] .
[naam] is een getinte jongen.
O: Verbalisanten tonen getuige de politiefoto van [verdachte] met het nummer PL17I0:07:03960. Zie bijlage.
Ja dat is [naam] waar ik coke bij kocht.
De transactie gaat snel, ik betaal en ik krijg de coke.
Ik denk dat ik twee of drie keer een sms heb gekregen met een nieuw nummer van [naam] .
Ik denk dat ik dus over de periode van november 2016 tot april 2017 wel 2500 euro aan cocaïne bij [naam] heb gekocht.
21. De verklaring van
de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 12 februari 2021 verklaard -zakelijk weergegeven-:
U houdt mij voor dat verbalisanten volgens het door hen opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina’s 40 t/m 42, hebben gerelateerd dat zij zich op 19 april 2017 op de [a-straat] te [plaats] bevonden, en dat zij zagen dat een man, die [betrokkene 1] bleek te zijn, door de poortdeur van de [a-straat 1] liep en dat hij een man begroette met wie hij naar de achterzijde van de woning liep.
Ja, dat klopt. [betrokkene 1] is toen bij mij geweest.
Ik kwam in het weekend in [plaats] in het café ‘ [D] ’, dat vroeger ‘ [A] ’ heette, naast sporthal ' [B] '.”
8. Het hof heeft ten aanzien van het bewijs van het onder feit 1 bewezenverklaarde, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, nog het volgende overwogen:

Zendmastgegevens
Het hof stelt vast dat verbalisanten op 19 april 2017 omstreeks 17.00 uur hebben waargenomen dat de verdachte zijn woning te [plaats] verlaat terwijl het toestel met het door de politie aan hem toegeschreven dealernummer [telefoonnummer 1] op dat moment een zendmast aanstraalt in Lekkerkerk. Deze omstandigheid en overige door de raadsvrouw aangevoerde uit het onderzoek gebleken discrepanties tussen de locatie waar de verdachte zich op bepaalde momenten fysiek bevond en de locatie waar een van de aan hem toegeschreven dealernummers op die momenten een zendmast aanstraalde, sluiten naar het oordeel van het hof niet uit dat de verdachte betrokken is geweest bij het verhandelen van cocaïne. Het hof verwerpt het daartoe strekkende verweer van de raadsvrouw.
In samenhang met de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, die wettig en overtuigend bewijs opleveren van de betrokkenheid van de verdachte bij het verhandelen van cocaïne, leidt het hof uit vorenbedoelde discrepanties af dat bedoelde nummers kennelijk ook in gebruik zijn geweest bij een ander persoon, met wie de verdachte heeft samengewerkt. Dat als getuige gehoorde gebruikers niet hebben verklaard over een andere persoon die de dealertelefoon (soms) beheerde, doet aan het voorgaande niet af. Immers behoeft voor gebruikers in voorkomend geval niet kenbaar te zijn dat de persoon met wie telefonisch - onder meer via tekstberichten - contact is geweest, niet dezelfde persoon was die de bestelde drugs heeft afgeleverd.
Overige ontlastende omstandigheden?
Bezien in het licht van het voorgaande komt naar het oordeel van het hof in, ontlastende zin geen betekenis toe aan de omstandigheid dat bij verdachtes aanhouding op zijn persoon in zijn woning of in de door hem gebruikte Seat Leon geen cocaïne of een dealertelefoon is aangetroffen en evenmin aan de omstandigheid dat de verkoop van cocaïne via het dealernummer [telefoonnummer 2] doorgang vond tijdens de periode gedurende welke de verdachte gedetineerd was. Het verweer van de raadsvrouw met de strekking dat voornoemde omstandigheden uitsluiten dat de verdachte betrokken is geweest bij het verhandelen van cocaïne, wordt verworpen.”
9. De strafmotivering van het hof houdt, voor zover hier relevant, het volgende in:
“Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, met het oog op financieel gewin, schuldig gemaakt aan het verhandelen van cocaïne, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Het verhandelen van cocaïne werkt de productie van deze - op de bij de Opiumwet behorende lijst I vermelde - verslavende stof in de hand. Daarop kan, mede gelet op de onacceptabele risico’s voor de volksgezondheid die het gebruik van deze stof tot gevolg heeft en de daarmee vaak gepaard gaande criminaliteit, alleen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur worden gereageerd.
In strafverzwarende zin weegt het hof mee dat op grond van het procesdossier kan worden vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een langere periode dan de bewezenverklaarde periode schuldig heeft gemaakt aan het verhandelen van cocaïne en voorts, dat de verdachte daarbij heeft samengewerkt met een andere persoon.”
10. Gezien de toelichting op het middel valt het middel in twee deelklachten uiteen. Ten eerste wordt geklaagd dat aan de verdachte geen medeplegen is tenlastegelegd en dit dus ook niet is bewezenverklaard. Nu het hof ondanks de genoemde discrepanties niet uitsluit dat de verdachte
betrokkenis geweest bij het verhandelen van cocaïne en uit die discrepanties afleidt dat de bedoelde nummers kennelijk ook in gebruik zijn geweest bij een
ander persoonmet wie de verdachte heeft samengewerkt, volgt daaruit dat de verdachte in vereniging met een ander of anderen heeft gehandeld. Dit is echter niet bewezenverklaard en ook niet ten laste gelegd, zodat het hof de facto niet heeft beraadslaagd op de grondslag van de tenlastelegging. Om die reden is het arrest nietig, aldus de stellers van het middel. Ten tweede wordt geklaagd dat het hof ten aanzien van de strafoplegging ook is uitgegaan van een langere periode dan bewezenverklaard en tenlastegelegd. Ook in dat verband heeft het hof volgens de stellers van het middel niet beraadslaagd op de grondslag van de tenlastelegging, zodat ook daarom het arrest nietig is.
11. De verdediging heeft, zo blijkt uit de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 12 februari 2021 gehechte pleitnota, het volgende ter terechtzitting aangevoerd:
“25. Zoals reeds aangegeven, stroken de belastende verklaringen niet met de historische telefoongegevens van de beide dealernummers. De meeste getuigen geven namelijk aan dat cliënt de gebruiker van deze telefoonnummers zou zijn geweest.
26. Echter, als we de gegevens van de dealernummers naast de gegevens van de telefoon van cliënt leggen, dan zien we significante verschillen in locaties, waardoor we in ieder geval ten aanzien van die momenten moeten vaststellen dat die telefoons niet bij cliënt in gebruik waren.
27. Een sprekend voorbeeld is ten aanzien van de observatie op 19 april 2017. Vanaf 16:00 uur staan de verbalisanten te posten. Zij zien cliënt omstreeks 17:00 uur uit de woning komen in de achtertuin. Ze zien hem de woning weer binnen gaan en omstreeks 17:32 uur komt [betrokkene 1] dan de tuin in.
28. Uit de historische telefoongegevens van dealernummer 1 [telefoonnummer 1] blijkt dat die dealertelefoon op 17:10, terwijl cliënt dus wordt geobserveerd in zijn woning in [plaats] , aanstraalt in Lekkerkerk.
uitgaand GESPREK 19-4-2017 17:10:22 3 [telefoonnummer 1] [telefoonnummer 8] V [c-straat 1]
uitgaand GESPREK 19-4-2017 17:11:26 31 [telefoonnummer 7]
uitgaand GESPREK 19-4-2017 17:11:26 31 [telefoonnummer 7]
29. Dit betekent dat cliënt dus ook op dat moment niet de gebruiker kan zijn geweest van die telefoon!
30. Een volgend specifiek voorbeeld ten aanzien van een getuige is de volgende situatie op 3 juni 2017 omstreeks 16:56 uur (Bijlage VII). Het telefoonnummer van cliënt straalt om 16:56 uur aan in [plaats] . Om 16:47 uur heeft [betrokkene 13] telefonisch contact met dealernummer 2 en die telefoon straalt dan om 16:55 uur aan in Rotterdam. Dat betekent dat cliënt niet de dealertelefoon kan hebben beantwoord.
31. Ook heeft de verdediging pinhandelingen van cliënt naast de historische telefoongegevens neergelegd, als bijlage bijgevoegd bij pleitaantekeningen eerste aanleg.
32. Na bestudering van al deze gegevens, komt daar de volgende tabel uit met voorbeelden waaruit blijkt dat de telefoon van cliënt dan wel pingedrag van cliënt dan wel de uren van.de vriendin van cliënt uitwijst dat hij ergens anders is dan de dealernummers:
Datum
Telefoon/pingedrag cl/uren vriendin
Dealertelefoon 1 of 2
17/2
17:30 Bergambacht
17:30 [plaats]
23/2
17:32 R’dam
17:32 [plaats]
1/3
16:30 Bergambacht
16:23 [plaats]
3/3
20:00 Bergambacht
20:06 [plaats]
8/3
16:45 Bergambacht
16:23 [plaats]
10/3
17:30 Bergambacht
17:19 [plaats]
11/3
17:00 Bergambacht
17:12 [plaats]
15/3
17:00 Bergambacht
16:50 [plaats]
18/3
15:30 Bergambacht
15:25 Lekkerland
22/3
17:00 Bergambacht
16:50 [plaats]
24/3
19:30 Bergambacht
19:26 [plaats]
25/3
17:15 Bergambacht
17:27 Lekkerkerk
26/3
13:37 Lekkerkerk
13:21 [plaats]
1/4
17:15 Bergambacht
17:05 [plaats]
7/4
20:00 Bergambacht
20:01 [plaats]
14/4
17:42 Lekkerkerk
17:42 [plaats]
18/4
15:13 Leiden
15:44 R’dam
25/4
14:57 Leiden
16:03 R’dam
26/4
16:15 Bergambacht
16:19 R’dam
28/4
19:30 Bergambacht
19:43 Ridderkerk
29/4
17:30 Bergambacht
17:27 [plaats]
3/5
17:00 Bergambacht
17:01 [plaats]
10/5
17:15 Bergambacht
18:02 [plaats]
18:04 R’dam
11/5
17:58 Bergambacht
18:08 R’dam
15/5
14:47 Alphen a/d Rhijn
14:47 R’dam
15/5
17:23 Lekkerkerk
17:34 Bergambacht
17:07 R’dam
16/5
20:43 [plaats]
20:37 R’dam
19/5
19:21 [plaats]
20:00 Bergambacht
19:38-19:44 Ridderkerk
20/5
17:15 Bergambacht
17:09 [plaats]
21/5
14:51 3012 CA R’dam
14:49 3074 KD R’dam
22/5
15:43 [plaats]
15:32 R’dam
16:41 R’dam
23/5
13:51 Leiden
15:53 Bodegraven
14:36 R’dam
16:41 R’dam
24/5
15:28 3074 KD R’dam
15:28 3012 CA R’dam
3/6
16:56 [plaats]
16:55 R’dam
5/6
15:42 [plaats]
16:09 [plaats]
15:32 R’dam”
12. De verdediging heeft aldus in de kern aangevoerd dat de verdachte op de aangegeven momenten niet de gebruiker kan zijn geweest van de telefoon die wordt aangeduid als de “dealertelefoon” en die is gebruikt bij het verhandelen van cocaïne.
13. Het hof heeft dit verweer verworpen en overwogen dat de voor het verhandelen van cocaïne gebruikte telefoonnummers kennelijk ook in gebruik zijn geweest bij een andere persoon met wie de verdachte heeft samengewerkt. Weliswaar hebben als getuige gehoorde gebruikers niet verklaard over een andere persoon die de dealertelefoon (soms) beheerde, toch doet dit volgens het hof aan het voorgaande niet af, nu voor gebruikers in een voorkomend geval niet kenbaar behoeft te zijn dat de persoon met wie telefonisch – onder meer via tekstberichten – contact is geweest, niet dezelfde persoon was als degene die de bestelde drugs heeft afgeleverd.
14. Dat het hof kennelijk van oordeel is dat het niet anders kan zijn dan dat de gebruikte telefoonnummers niet alleen bij de verdachte in gebruik zijn geweest, maar ook bij een ander persoon met wie de verdachte moet hebben samengewerkt, acht ik gelet op de door het hof gebezigde bewijsmiddelen niet onbegrijpelijk. Uit die bewijsmiddelen blijkt immers dat verschillende getuigen de verdachte herkennen als de persoon van wie ze cocaïne hebben gekocht en zij de verdachte via wisselende telefoonnummers konden bereiken. Deze telefoonnummers betreffen onder meer de nummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] .
15. Ik zie niet in waarom dit oordeel ertoe zou leiden dat het hof buiten de oevers van de tenlastelegging is getreden. Aan de verdachte is niet tenlastegelegd dat hij het verhandelen van cocaïne heeft medegepleegd, noch heeft het hof dit bewezenverklaard. Het oordeel van het hof is mijns inziens slechts te verstaan als een respons op hetgeen de verdediging omtrent de telefoons en het telefoonverkeer (daarmee) heeft aangevoerd.
16. Dat het hof in de strafmotivering heeft overwogen dat het in strafverzwarende zin meeweegt dat op grond van het procesdossier kan worden vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een langere periode dan de bewezenverklaarde periode schuldig heeft gemaakt aan het verhandelen van cocaïne en dat de verdachte daarbij heeft samengewerkt met een ander persoon, brengt naar het mij voorkomt evenmin mee dat het hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten. Bovendien verzet geen rechtsregel zich ertegen dat de rechter naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting bij de strafoplegging rekening houdt met feiten en omstandigheden die kunnen gelden als omstandigheden waaronder het feit is begaan en die als zodanig uit het dossier of het onderzoek ter terechtzitting zijn gebleken. [1]
17. Het middel faalt en kan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering worden afgedaan.
18. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Vgl. HR 27 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4286. Vgl. HR 2 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ8466,