ECLI:NL:HR:2004:AQ8466
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.L.M. Urlings
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de strafoplegging wegens onvoldoende motivering van ad informandum gevoegde feiten in een doodslagzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 november 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld voor doodslag en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, met een gevangenisstraf van zeven jaren en zes maanden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende gemotiveerd had waarom de verdachte een extra zware straf verdiende, op basis van feiten die niet tenlastegelegd waren en waarvan niet was gebleken dat de verdachte deze had erkend. De Hoge Raad benadrukte dat ad informandum gevoegde feiten alleen in aanmerking genomen mogen worden als de verdachte deze erkent, wat in dit geval niet was gebeurd. Het Hof had ook geen duidelijke motivering gegeven voor het verband tussen de niet erkende feiten en de bewezenverklaarde feiten. Hierdoor was de strafmotivering onbegrijpelijk. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. Het beroep werd voor het overige verworpen.