ECLI:NL:PHR:2022:989
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen niet-ontvankelijk verklaring in hoger beroep wegens adreswijziging verdachte
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door de verdachte, geboren in 1971, die niet-ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep door het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld door de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2018 voor een overtreding van de Wegenverkeerswet. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar verscheen niet ter terechtzitting in hoger beroep. De advocaat van de verdachte voerde aan dat de dagvaarding niet op het juiste adres was betekend, omdat de verdachte zijn adres had gewijzigd in de basisregistratie personen (BRP). De voorzitter van het hof stelde vast dat de dagvaarding op juiste wijze was betekend en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep omdat hij geen schriftuur houdende grieven had ingediend binnen de gestelde termijn.
De advocaat-generaal adviseerde de Hoge Raad om het cassatieberoep te verwerpen. De conclusie van de advocaat-generaal was dat de wijziging van het adres in de BRP niet betekende dat de verdachte geen belang meer had bij het ontvangen van de dagvaarding op het eerder opgegeven adres. De Hoge Raad oordeelde dat de verzending van de dagvaarding naar het oude adres niet verplicht was, omdat de verdachte zijn inschrijving in de BRP had gewijzigd. De conclusie van de advocaat-generaal werd gevolgd, en het cassatieberoep werd verworpen. De zaak benadrukt de juridische implicaties van adreswijzigingen in het strafrecht en de verantwoordelijkheden van zowel de verdachte als zijn advocaat in het proces.