III.
Bewezenverklaring, bewijsoverweging en verweer
4. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard, dat:
“hij op 19 oktober 2019 te Zoetermeer een voertuig, te weten personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, in combinatie met een andere van deze aangewezen stoffen, te weten alcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en alcohol 3,2 microgram THC per liter bloed en 0,78 milligram ethanol per milliliter bloed bedroeg, in elk geval telkens hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde.”
5. Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van rijden onder invloed d.d. 9 december 2019 van de Politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2019292129-1, met SIN-stickers TAAZ6228NL en TAAZ6229NL. Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
als relaas van de opsporingsambtenaar:
Op 19 oktober 2019 om 20:54 uur zag ik, verbalisant [verbalisant] , dat de hierna genoemde persoon als bestuurder van een voertuig personenauto, […], reed op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, [a-straat] , te Zoetermeer.
Verdachte viel op door het rijden met verhoogde snelheid en het plegen van meerdere verkeersovertredingen.
Ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde voorschriften heb ik de bestuurder zijn voertuig doen stilhouden.
Ik heb op 19 oktober 2019 om 20:55 uur, de bestuurder gevorderd mee te werken aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht (voorlopig ademonderzoek).
Met medewerking van de bestuurder heb ik hem dit voorlopig ademonderzoek afgenomen met behulp van een door de Minister aangewezen ademtestapparaat.
Als resultaat van deze test zag ik dat het ademtestapparaat een alcoholindicatie aangaf van: A.
Het resultaat van de ademtest werd direct aan de verdachte meegedeeld. Dat resultaat leidde tot een verdenking van een gedraging in strijd met artikel 8 Wegenverkeerswet 1994.
Ik heb op 19 oktober 2019 om 20:58 uur, de bestuurder gevorderd mee te werken aan een speekseltest.
Met medewerking van de bestuurder heb ik hem de speekseltest afgenomen met behulp van een door de Minister aangewezen speekseltester. Als resultaat van deze test zag ik dat de speekseltest een indicatie aangaf voor de volgende stof: cannabis (tetrahydrocannabinol).
Het resultaat van de speekseltest werd direct aan de verdachte meegedeeld. Dat resultaat leidde tot een verdenking van een gedraging in strijd met artikel 8 Wegenverkeerswet 1994.
Ik nam de volgende kenmerken waar bij de bestuurder:
Uiterlijk: slikken/lippen bevochtigen
wijd opengesperde ogen
Ogen : waterig/wazig
bloeddoorlopen
Gedrag: agressief, snel geïrriteerd.
De verdachte gaf mij op te zijn genaamd: […].
Ik vermoedde dat de verdachte naast alcoholhoudende drank, tevens onder invloed van een andere stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid Wegenverkeerswet 1994 verkeerde.
Dit bleek uit :
- de positieve uitslag van het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht;
- de positieve uitslag van de afgenomen speekseltest;
- de eerder vermelde kenmerken.
Op 19 oktober 2019 om 21:36 uur, heeft de arts […] in aanwezigheid van mij de verdachte bloed afgenomen conform Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.
Ik heb de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld, alsmede het bloedafnameformulier voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker "Analyse" met het nummer: TAAZ6228NL en SIN-sticker "Tegen Onderzoek" met het nummer TAAZ6229NL. De corresponderende Sporen Identificatie Nummers (SIN-stickers) zijn op dit proces-verbaal aangebracht.
Ik heb mij ervan vergewist, dat de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer verzonden zijn naar het Labor Mönchengladbach te Mönchengladbach.
2. Een geschrift, zijnde een rapport Alcohol en drugs in het verkeer, van Labor Mönchengladbach, opgemaakt op 25 november 2019 en ondertekend door […], apotheker-toxicoloog, Forensisch Toxicoloog NRGD. Dit rapport houdt onder meer in:
als relaas van deze deskundige:
Datum aanvraag : 19 oktober 2019
Naam bloedgever (geslacht) : […]
Geboortedatum : […]
Verbalisant : [verbalisant]
Sin nummer : omschrijving
TAAZ6228NL : Bloed van […]
TAAZ6229NL : Bloed van […], bestemd voor eventueel tegenonderzoek
6. Voorts heeft het hof in de ‘aantekening mondeling arrest’ ten aanzien van het bewijs het volgende overwogen:
“Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman het verweer gevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu niet is voldaan aan de onderzoekstermijn van twee weken, een en ander zoals bedoeld in artikel 16 van het Besluit alcohol en geneesmiddelen in het verkeer. Nu deze strikte waarborg van twee weken niet is nageleefd dient dit naar het oordeel van de raadsman te leiden tot bewijsuitsluiting van het onderzoeksresultaat. Subsidiair dient dit als een verweer ex artikel 359a Sv te worden aangemerkt.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier blijkt dat de op 19 oktober 2019 bij de verdachte afgenomen bloedblokken op 23 oktober 2019 bij Labor Mönchengladbach zijn ontvangen.
Uit het rapport van Labor Mönchengladbach blijkt echter niet op welke datum daadwerkelijk onderzoek is verricht aan de bloedblokken, maar wel dat het onderzoeksrapport uiteindelijk op 25 november 2019 is opgesteld en ondertekend. Uitgaande van die datum zou de termijn met maximaal drie weken zijn overschreden.
Vervolgens dient de vraag te worden gesteld of de onderzoekstermijn van twee weken, zoals bedoeld in artikel 16 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, een zodanige strikte waarborg betreft.
Naar het oordeel van het hof betreft dit geen strikte waarborg, aangezien de overschrijding van deze termijn de betrouwbaarheid van het onderzoeksresultaat niet aantast. Het hof is wel van oordeel dat de overschrijding van de onderzoekstermijn een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv oplevert, maar volstaat met de constatering hiervan. Immers, niet is aangevoerd welk concreet belang van de verdachte hierdoor is geschaad en welk nadeel de verdachte hiervan heeft ondervonden, waarbij hef hof overweegt dat het belang van de verdachte dat het gepleegde feit niet kan worden vastgesteld niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang. Van bewijsuitsluiting zoals betoogd door de verdediging kan dan ook geen sprake zijn. Het verweer wordt verworpen.”
7. De raadsman van de verdachte heeft blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep het woord tot verdediging gevoerd en vrijspraak bepleit. Daarover is het volgende in het zittings-verbaal gerelateerd:
“De raadsman voert daartoe aan dat niet is voldaan aan de onderzoekstermijn van twee weken, een en ander zoals bedoeld in artikel 16 van het Besluit alcohol en geneesmiddelen in het verkeer. Nu deze strikte waarborg van twee weken niet is nageleefd dient dit naar het oordeel van de raadsman te leiden tot bewijsuitsluiting van het onderzoeksresultaat. Subsidiair dient dit als een verweer ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) te worden aangemerkt.”