ECLI:NL:PHR:2022:440
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de verdachte in een economische zaak na intrekking van het principaal beroep door het Openbaar Ministerie
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte, die eerder door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch was veroordeeld voor meerdere overtredingen van milieuwetgeving. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 140 dagen, waarvan 129 dagen voorwaardelijk, en een geldboete van € 20.000,-. Het Openbaar Ministerie had op 4 september 2018 beroep in cassatie ingesteld, maar trok dit beroep op 30 november 2020 in. De verdachte had ook beroep in cassatie ingesteld, maar de vraag is of dit nog ontvankelijk is nu het principaal beroep is ingetrokken. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het incidentele cassatieberoep van de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het subsidiaire karakter van het incidentele beroep meebrengt dat het dezelfde status deelt als het principaal beroep. De verdachte had de mogelijkheid om binnen veertien dagen na de einduitspraak beroep in cassatie in te stellen, maar het Openbaar Ministerie heeft de aanzegging van het beroep op 2 november 2020 betekend. De rolraadsheer heeft een termijn verleend voor het indienen van een cassatieschriftuur, maar deze is niet benut door de raadsman van de verdachte. Hierdoor kan de verdachte niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen, wat leidt tot de conclusie dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.