ECLI:NL:HR:2009:BH5258

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01369/07 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid verdachte in cassatieberoep na intrekking door het Openbaar Ministerie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 maart 2009 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn cassatieberoep. Het beroep was ingesteld in het kader van een incidenteel cassatieberoep, zoals bedoeld in artikel 433, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De schriftuur die was ingediend, hield in dat het beroep was ingesteld voor het geval de Hoge Raad het cassatieberoep van het Openbaar Ministerie zou honoreren. Echter, deze voorwaarde is niet vervuld, omdat het Openbaar Ministerie zijn cassatieberoep heeft ingetrokken. Hierdoor kon de Hoge Raad niet anders dan de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep.

De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 4 oktober 2006. De verdachte, geboren in 1970 en wonende te [woonplaats], had zijn beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. A.A.M. van Beek, die middelen van cassatie had voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard in zijn beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de middelen onbesproken moesten blijven, aangezien de voorwaarde voor het incidentele cassatieberoep niet was vervuld. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor ontvankelijkheid in cassatie verduidelijkt, vooral in situaties waarin het Openbaar Ministerie zijn beroep intrekt.

Uitspraak

10 maart 2009
Strafkamer
nr. 01369/07 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 4 oktober 2006, nummer 20/009211-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.A.M. van Beek, advocaat te Tilburg, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De in het kader van een incidenteel cassatieberoep als bedoeld in art. 433, tweede lid, Sv ingediende schriftuur houdt in dat het beroep is ingesteld voor het geval
de Hoge Raad "het cassatieberoep van het Openbaar Ministerie mocht honoreren". Die voorwaarde is niet vervuld omdat het Openbaar Ministerie zijn cassatieberoep heeft ingetrokken. De verdachte dient derhalve niet-ontvankelijk te worden
verklaard in zijn beroep, zodat de middelen onbesproken
moeten blijven.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 10 maart 2009.