5.1 Economische eenheid
Uit het onderzoek bleek dat [betrokkene] een relatie heeft met [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats]. Voorts bleek dat hij met [betrokkene 1] samenwoonde op de [a-straat 1] te [plaats].
Printlijst
In het proces verbaal van verdenking 1601191115.275V opgemaakt op 26 januari 2016 door verbalisant [verbalisant 1] staat onder meer: “Uit onderzoek is vastgesteld, dat verdachte [betrokkene] feitelijk verblijft op het adres [a-straat 1] te [plaats], zijnde de woning van [betrokkene 1], vermoedelijk de vriendin van [betrokkene] . Dit is gebleken uit de data van de verstrekte historische printgegevens van het bij verdachte [betrokkene] in gebruik zijnde telefoonnummer [telefoonnummer 1], uit de data van de toekomstige verkeersgegevens betreffende telefoonnummer [telefoonnummer 1] en uit waarnemingen van een observatieteam.”
Telefoontap
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken in de periode van 28 januari 2016 tot en met 29 november 2016 bleek dat de telefoon van [betrokkene] met nummer [telefoonnummer 1] in totaal 160 maal belde met of gebeld werd door het nummer [telefoonnummer 2] in gebruik bij [betrokkene 2] . Met het nummer [telefoonnummer 3], de vaste aansluiting op het adres [a-straat 1] te [plaats], vond geen enkel gesprek plaats. Met het mobiele nummer van [betrokkene 1], [telefoonnummer 4], waren 64 gesprekken. Deze taplijn kreeg de aanduiding TA002. De bedoelde gesprekken zijn inclusief pogingen tot contact, waarbij niet werd opgenomen.
Daarnaast blijkt uit het proces verbaal 1612141016.amb opgemaakt op 14 december 2016 door verbalisant [verbalisant 2] onder meer: “Door mij, verbalisant, zijn een groot aantal gesprekken beluisterd en uitgewerkt welke gevoerd werden door de verdachte [betrokkene] en zijn dochter, de mede verdachte [betrokkene 2] .
Diverse keren belde de verdachte [betrokkene] vroeg in de ochtend vanuit zijn personenauto op het moment dat hij instapte en wegreed vanuit [plaats]. Hierbij kwam het diverse keren voor dat de verdachte [betrokkene] onderweg was naar [plaats]. Soms duurde deze gesprekken zo lang dat de verdachte [betrokkene] was aangekomen in [plaats] en zijn dochter vroeg om de deur te openen. Daarnaast was zichtbaar, op basis van de aangestraalde masten door de mobiele telefoon van de verdachte [betrokkene] , dat de verdachte vroeg in de ochtend vanuit [plaats] naar andere adressen elders in Nederland of in Duitsland reed.
Bakengegevens
Uit proces verbaal 1612141016.amb opgemaakt op 14 december 2016 door verbalisant [verbalisant 2] blijkt onder meer dat de Volkswagen Passat van [betrokkene] van 17 februari 2016 tot en met 15 maart 2016 was voorzien van plaatsbepalingsapparatuur. Uit de gegevens van die apparatuur blijkt onder meer dat de auto van [betrokkene] vrijwel elke nacht in Rotterdam stond geparkeerd.
Stortingen
Voorts bleek uit de dagafschriften van [betrokkene] dat hij vanaf 2014 zijn contante stortingen in [plaats] deed. Hieronder een overzicht van de contante stortingen die op de rekening [001] op naam van [betrokkene] plaatsvonden in de onderzochte periode. Het genoemde ING servicepunt aan de [c-straat] ligt op circa 850 meter afstand van de [a-straat].
(…)
Uit de dagafschriften van de rekening [002] op naam van [betrokkene 1] bleek dat zij al vanaf december 2013 maandelijkse contante stortingen op haar rekening doet. Van [betrokkene 1] is geen bron van (legale) contante inkomsten bekend.
Op grond van deze onderzoeksresultaten merk ik [betrokkene] en [betrokkene 1] aan als economische eenheid.”
Beoordelingskader
12. Het hof heeft bij de schatting van het voordeel – in navolging van het financiële rapport – toepassing gegeven aan een eenvoudige kasopstelling. Het is niet ongebruikelijk dat in dat geval in het financieel onderzoek wordt nagegaan of de betrokkene een partner heeft en, zo ja, of zij een economische eenheid vormen, dat wil zeggen: een gezamenlijke financiële huishouding voeren. Is sprake van een economische eenheid, dan dienen legale inkomsten, het begin- en eindsaldo en de uitgaven van de gehele economische eenheid in de kasopstelling te worden betrokken. Een aanwijzing voor het bestaan van een economische eenheid is bijvoorbeeld het gezamenlijk aankopen doen van een gezamenlijke rekening. Bepalend is de feitelijke situatie.
13. Krachtens artikel 511f Sv kan de schatting van het op geld waardeerbare wederrechtelijk verkregen voordeel slechts worden ontleend aan wettige bewijsmiddelen. Ingevolge artikel 511e lid 1 Sv (in eerste aanleg) en artikel 511g lid 2 Sv (in hoger beroep) is op de uitspraak op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel artikel 359 lid 3 Sv van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat die uitspraak de bewijsmiddelen moet vermelden waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend met weergave van de inhoud daarvan, voor zover bevattende de voor die schatting redengevende feiten en omstandigheden.
14. Het is in ontnemingszaken niet ongebruikelijk dat van de zijde van het Openbaar Ministerie een financieel rapport in het geding wordt gebracht waarin een beredeneerde schatting van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel is opgenomen. Over de posten waaruit de begroting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is opgebouwd worden in dat geval conclusies getrokken die berusten op gegevens die zijn ontleend aan de inhoud van andere wettige bewijsmiddelen. In beginsel staat geen rechtsregel eraan in de weg om de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitsluitend te onderbouwen met een dergelijk rapport.Voor het geval de rechter in de motivering van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel volstaat met verwijzingen naar zo'n rapport heeft de Hoge Raad ‘ter verduidelijking’ het volgende overwogen:
"3.3.5 Indien en voor zover een in het financieel rapport gemaakte gevolgtrekking is ontleend aan de inhoud van een of meer wettige, voldoende nauwkeurig in dat rapport aangeduide bewijsmiddelen en die gevolgtrekking - blijkens vaststelling door de rechter - door of namens de betrokkene niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist, kan de rechter bij de opgave van de bewijsmiddelen waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend, volstaan met de vermelding van (het onderdeel van) het financieel rapport als bewijsmiddel waaraan de schatting (in zoverre) is ontleend en het weergeven van die gevolgtrekking uit het rapport.
3.3.6 Indien door of namens de betrokkene zo een gevolgtrekking wel voldoende gemotiveerd is betwist, dienen aan de motivering van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel nadere eisen te worden gesteld. In dat geval zal de rechter in zijn overwegingen met betrekking tot die schatting moeten motiveren op grond waarvan hij ondanks hetgeen door of namens de betrokkene tegen die gevolgtrekking en de onderliggende feiten en omstandigheden is aangevoerd, die gevolgtrekking aanvaardt. Indien de rechter de aan het financieel rapport of aan andere wettige bewijsmiddelen ontleende feiten en omstandigheden, die hij bij zijn oordeel daaromtrent betrekt en die redengevend zijn voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, in de overwegingen (samengevat) weergeeft onder nauwkeurige vermelding van de vindplaatsen daarvan, is aan de uit art. 359, derde lid, Sv voortvloeiende verplichting voldaan."
Toepassing van het voorgaande op de zaak
15. Het hof heeft in het bestreden arrest het verweer dat de betrokkene en [betrokkene 1] geen gezamenlijke (financiële) huishouding voerden verworpen en aannemelijk geacht dat zij een economische eenheid vormden. Nu het hof dat uitgangspunt (ook) ten grondslag heeft gelegd aan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dient uit de bewijsmiddelen te kunnen worden afgeleid dat sprake was een financiële verwevenheid tussen de betrokkene en [betrokkene 1].
16. Uit de bewijsmiddelen kan weliswaar worden afgeleid dat de betrokkene (zeer) regelmatig bij [betrokkene 1] verbleef (bewijsmiddel 1) maar daaruit kan niet worden afgeleid dat de betrokkene en [betrokkene 1] een gezamenlijke financiële huishouding voerden. De bewijsmiddelen bevatten zelfs aanwijzingen voor het tegendeel. Betrokkene en [betrokkene 1] stonden niet op hetzelfde adres ingeschreven en hadden geen gezamenlijke bankrekeningen.
17. De eerste deelklacht is terecht voorgesteld.
De tweede deelklacht
18. De tweede deelklacht luidt dat het hof de betalingen die de betrokkene door middel van een bankoverschrijving voor de inkoop van quinine heeft voldaan (een bedrag ad € 3.445,00 en een bedrag ad € 2.120,00) ten onrechte in eenvoudige kasopstelling en derhalve bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft betrokken.
19. Over het tweede middel kan ik kort zijn. Deze klacht mist feitelijke grondslag. Het hof heeft immers een correctie toegepast voor de betalingen die de betrokkene in de onderzoeksperiode per bankoverschrijving heeft voldaan voor de inkoop van grondstoffen/chemicaliën, daaronder begrepen de in het middel genoemde bedragen die betrekking hebben op de inkoop van quinine (vgl. p. 7-8 van de aanvulling). De tweede deelklacht faalt.
Het tweede middel
20. Aangezien het eerste middel ten dele slaagt, meen ik dat het tweede middel onbesproken kan blijven.
Het derde middel
21. Het derde middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM in de cassatiefase is overschreden, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
22. Het middel is gelijkluidend aan het derde middel dat is voorgesteld in de samenhangende strafzaak. Het middel faalt om de redenen genoemd in mijn conclusie in die samenhangende strafzaak.
Slotsom
23. Het eerste middel is deels terecht voorgesteld. Het tweede middel kan onbesproken blijven. Het derde middel faalt en kan met de aan artikel 81 lid 1 RO ontleende motivering worden afgedaan.
24. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
25. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden