ECLI:NL:PHR:2022:248
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn bij verstekmededeling in strafzaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Den Haag op 27 november 2017 het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 4 april 2017 vernietigd, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week wegens diefstal. Het hof gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf en bevestigde het vonnis voor het overige. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij het middel klaagt over de overschrijding van de redelijke termijn, omdat de verstekmededeling niet met de nodige voortvarendheid is betekend. De conclusie van de procureur-generaal is dat het middel terecht is, maar dat dit niet leidt tot cassatie, gezien de korte duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft in eerdere arresten uiteengezet dat de redelijke termijn kan worden overschreden indien de verstekmededeling niet tijdig is betekend. In deze zaak blijkt dat de verstekmededeling niet binnen een jaar na de uitspraak rechtsgeldig is betekend, wat leidt tot de conclusie dat er sprake is van een inbreuk op artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De procureur-generaal concludeert dat er geen gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak en dat het beroep moet worden verworpen.