Conclusie
Nummer20/02921 B
Het cassatieberoep
De beslissing van het hof
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
voor zover deze deel uitmaken van een uitspraak ter zake van een ander strafbaar feit. Artikel 6:6:22, eerste lid, onder b, Sv is in die zin aangepast. Dit betekent dat op grond van deze bepaling nu beroep mogelijk is bij een gerechtshof (niet de penitentiaire kamer) tegen een beslissing van de rechtbank over de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegd ISD-maatregel wegens een overtreding van de algemene voorwaarde dat de veroordeelde geen nieuw strafbaar feit pleegt (artikel 38p, derde lid, onder a, Sr). Daarvan is in deze zaak echter geen sprake. Hier gaat het niet om samenloop met een nieuw strafbaar feit, maar om een afzonderlijke vordering van de officier van justitie en afzonderlijke beslissing van de rechtbank wegens overtreding van een aan de voorwaardelijke maatregel verbonden bijzondere voorwaarde. Er zijn in de genoemde reparatiewet geen andere wijzigingen in de bepalingen van de beroepsmogelijkheid tegen beslissingen tenuitvoerlegging aangebracht en – zo blijkt uit de Memorie van Toelichting bij de reparatiewet (TK 2019-2020, 35436, nr. 3, pagina 7) – evenmin overwogen. De wetgever heeft dus kennelijk geen noodzaak gezien om de vervallen beroepsmogelijkheid van artikel 509ff Sv (oud) geheel te herstellen.
De ontvankelijkheid van het cassatieberoep
Het wettelijk kader
I. ALGEMEEN DEEL
Stb.2020, 225. Voorts is art. 6:22a bij deze wet aan het Wetboek van Strafvordering toegevoegd. Deze bepalingen luiden sinds de inwerkingtreding van de Spoedreparatiewet op 1 juli 2020: [5]
Opmerkingen naar aanleiding van de schriftuur
Het wettelijk kader tot de inwerkingtreding van de Wet USB
Het wettelijk kader sinds de inwerkingtreding van de Wet USB
Betekenis van de (gewijzigde) Wet USB voor de beroepsmogelijkheid tegen de beslissing tot tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel
straffen, maar ook om gevallen waarin het bevel tot tenuitvoerlegging een voorwaardelijk opgelegde
maatregelbetreft. Tegen deze achtergrond kan niet gezegd worden dat de uitsluiting van beroep in geval van tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel wegens schending van een bijzondere voorwaarde indruist tegen het systeem van de wet. Waar de beroepsmogelijkheid in het kader van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel vóór de inwerkingtreding van de Wet USB was afgestemd op de regeling van de TBS, is die nu ondergebracht in de algemene regeling van de voorwaardelijke modaliteiten. Dat is een keuze van de wetgever, die past in het systeem van de wet en die zal moeten worden geëerbiedigd.
straffen. Art. 6:6:1, tweede lid, Sv bepaalt dat in de gevallen waarin de veroordeelde wordt vervolgd wegens een strafbaar feit en de behandeling van een beslissing inzake de tenuitvoerlegging op vordering van het openbaar ministerie gelijktijdig geschiedt met de behandeling van het feit waarvoor de veroordeelde wordt vervolgd, het gerecht bevoegd is dat kennisneemt van dat feit. Art. 361a Sv, de andere bepaling waarnaar de Hoge Raad verwijst, is evenwel naar de letter beperkt tot voorwaardelijke
straffen. Daarmee bestaat onduidelijkheid of het stelsel van accessoire behandeling van nieuwe vervolging en de behandeling van een vordering tot tenuitvoerlegging op grond van een schending van de algemene voorwaarde onverkort geldt ten aanzien van de behandeling van een vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel.
maatregelaan de orde is.