Op dinsdag 4 februari 2020 om 01.37 uur (...) kwamen wij, verbalisanten, ter plaatse op de [a-straat 1] te [plaats] . Op het moment dat wij ter plaatse kwamen zagen wij dat er ter hoogte van het genoemde pand een personenauto, een zwart kleurige Volvo V40 voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] , met geopende achterklep in een parkeervak stond.
Op het moment dat wij uit ons dienstvoertuig stapten, zagen wij de twee later aangehouden en volledig genoemde verdachten [verdachte] en [betrokkene 3] in de deuropening van de portiek van het pand staan. Het was mij, [verbalisant 2] , ambtshalve bekend dat [verdachte] gebruik maakt van de genoemde Volvo.
(...)
Op dat moment zag ik dat [verdachte] in de richting van de betreffende Volvo liep.
Ik. [verbalisant 2] , liep tevens richting de genoemde Volvo. Omdat de achterklep geopend was, zag ik (dossierpagina 33) dat hierin een vishengel en een schop lag. Ik zag tevens dat de dubbele bodem, waaronder ruimte is voor het reservewiel, schuin in de kofferbak lag. Verder zag ik op dat moment niets dat mij indicatie gaf dat er mogelijk een vuurwapen aanwezig was. Op het moment dat [verdachte] tevens bij de Volvo was zag ik dat hij direct de achterklep dichtmaakte.
Ik, [verbalisant 2] , ben de gezamenlijke hal en het trappenhuis van het pand in gelopen.
Op het moment dat ik op de eerste etage van het pand arriveerde, werd ik direct aangesproken door een van de bewoners. Ik hoorde dat deze persoon, zijnde een van de latere aangevers [aangever] verklaarde dat de man die woonachtig was in de eerste kamer aan de linkerzijde, bij binnenkomst in het pand bij hem zojuist zijn deur had ingeslagen. Ik hoorde hem verklaren dat deze man tegen hem gezegd had dat hij hem dood ging schieten en dat de man vervolgens weg was gegaan en dat hij vervolgens beneden enkele schoten had gehoord. Ik hoorde hem vervolgens
verklaren dat hij aangifte wilde doen van bedreiging.