3.8.2. In cassatie gaat het bij de beoordeling van de afwijzing van een verzoek tot het horen van getuigen in de kern om de vraag of de beslissing begrijpelijk is in het licht van - als waren het communicerende vaten - enerzijds hetgeen aan het verzoek ten grondslag is gelegd en anderzijds de gronden waarop het is afgewezen.”9. Nu de raadsman bij vorenbedoeld getuigenverzoek niet heeft aangegeven met welk doel de getuigen worden verzocht, te weten met het oog op een wegens onherstelbare vormverzuimen te voeren art. 359a Sv-verweer dat vervolgens zal dienen te leiden tot een in art. 359a Sv omschreven rechtsgevolg, heeft het hof dit verzoek kunnen afwijzen en deze afwijzing ook toereikend gemotiveerd. In zoverre faalt het middel.
10. Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting 28 januari 2020 heeft de raadsman bij gelegenheid van pleidooi vervolgens het volgende aangevoerd:
“ [verdachte] stelt dat aan hem niet op het bureau door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de uitlevering van vuurwapens is gevorderd, maar dat hij is geconfronteerd met de kennelijke vondst van een vuurwapen in de woning, hetwelk hij heeft bevestigd door de plaats te vermelden waar dit kennelijk gevonden was.Dat is ook de reden om de getuigen te horen. Nl dat door verbalisanten geen vordering is gedaan tot uitlevering van vuurwapens, maar een verhoor van de verdachte heeft plaatsgevonden.Op het moment dat iemand is aangehouden, er huiszoeking is geweest en kort daarna op de verdenking verhoord zal gaan worden, kan geen gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid tot uitlevering van een vuurwapen, zonder dat verdachte vooraf wordt gewezen op het recht om te zwijgen en vooraf een raadsman te consulteren en die bij het verhoor aanwezig te hebben.Er was sprake van een verhoor, terwijl [verdachte] bij zijn voorgeleiding bij de hulpofficier heeft aangeven gebruik te willen maken van het recht op consultatie van een advocaat voorafgaand aan het verhoor. Door hieraan niet te voldoen is het verhoor onrechtmatig. Bovendien was het verhoor al onrechtmatig omdat voor de aanhouding van [verdachte] onvoldoende verdenking was.
Het standpunt daardoor is dat sprake is geweest van onherstelbare vormverzuimen in het opsporingsonderzoek, die dienen te leiden tot primair uitsluiting van bewijs en subsidiair tot een strafvermindering.
Door het onrechtmatige verhoor van [verdachte] kon redelijkerwijs worden vermoed dat en waar het vuurwapen zich bevond. Door de onrechtmatige tweede binnentreding is het ook daadwerkelijk aangetroffen.
De privacy van [verdachte] is het geschonden belang. In het bijzonder het huisrecht.
De woning van [verdachte] is na de laatste binnentreding ook onvoldoende afgesloten achtergelaten, waardoor een groot gedeelte van de eigendommen van [verdachte] zijn ontvreemd. Hij heeft derhalve daarin ook nadeel gehad van schending van zijn privacy.
Er is sprake van schending van een belangrijk strafvorderlijk beginsel, dat ook in aanzienlijke mate is geschonden. Dit dient te leiden tot de uitsluiting voor het bewijs van het verhoor van [verdachte] en het vinden van het vuurwapen. Hetgeen weer dient te leiden tot een vrijspraak.
Bovendien dient de schending en het nadeel van [verdachte] te leiden tot een strafvermindering, in die zin dat geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan [verdachte] wordt opgelegd.”
11. Het hof heeft in zijn arrest van 11 februari 2020 het verzoek tot het horen van de verbalisanten opnieuw afgewezen, ditmaal met de volgende motivering:
“De raadsman heeft – nadat het eerder gedane verzoek ter terechtzitting in hoger beroep door het hof is afgewezen – in zijn pleidooi het verzoek tot het horen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] als getuigen herhaald. Nu de raadsman geen nieuwe omstandigheden hiertoe heeft aangevoerd, ziet het hof geen aanleiding om terug te komen op zijn eerder genomen beslissing. Het hof wijst het verzoek van de raadsman tot het horen van voornoemde verbalisanten af.”
12. Gelet op het voorgaande heeft de verdediging bij pleidooi verzocht twee verbalisanten te horen om de rechtmatigheid van hun optreden te beoordelen. De verdediging gaat er namelijk vanuit dat geen sprake is geweest van een vordering tot uitlevering van vuurwapens, maar van een verhoor waarin geen cautie is gegeven en waarbij de verdachte niet eerst de mogelijkheid heeft gekregen een raadsman te consulteren. De reden voor het verzoek bij pleidooi is dan ook dat de verdediging wil aantonen dat het verhoor van de verdachte onrechtmatig is geweest waardoor “sprake is geweest van onherstelbare vormverzuimen in het opsporingsonderzoek, die dienen te leiden tot primair uitsluiting van bewijs en subsidiair tot een strafvermindering”. Het hof heeft dit getuigenverzoek in zijn arrest afgewezen met als motivering dat de verdediging ten opzichte van het eerder ter terechtzitting gedane verzoek geen nieuwe omstandigheden heeft aangevoerd.
13. Volgens het hiervoor geciteerde overzichtsarrest van 2017 moet een beslissing tot afwijzing van een getuigenverzoek begrijpelijk zijn in het licht van – als waren het communicerende vaten – enerzijds hetgeen aan het verzoek ten grondslag is gelegd en anderzijds de gronden waarop het is afgewezen. In het licht van de (ten opzichte van het eerdere verzoek aangevulde) onderbouwing van het bij pleidooi gedane getuigenverzoek acht ik de motivering van de afwijzing door het hof in zijn arrest ontoereikend en niet zonder meer begrijpelijk.
14. Het eerste middel slaagt.