ECLI:NL:PHR:2021:932

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
20/02982
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van beslissing tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf wegens schending van voorwaarden

In deze zaak gaat het om de verdachte die op 12 april 2017 in Amsterdam opzettelijk beledigende woorden heeft geuit tegen een ander. De verdachte is eerder door de rechtbank Amsterdam op 19 januari 2018 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar. Op 7 september 2020 heeft het gerechtshof Amsterdam de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor een andere zaak, maar hem wel veroordeeld voor eenvoudige belediging, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een geldboete van 300 euro. Het hof gelastte ook de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand.

De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen deze beslissing, waarbij het middel klaagt dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf niet kan worden gelast, omdat de proeftijd van die straf ten tijde van het bewezenverklaarde feit nog niet was aangevangen. De Hoge Raad heeft in eerdere jurisprudentie bepaald dat de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf niet kan worden gelast voor feiten die zijn gepleegd vóór de uitspraak waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd. In dit geval heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast voor een feit dat is gepleegd op 12 april 2017, terwijl de voorwaardelijke straf is opgelegd op 19 januari 2018.

De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het middel slaagt en dat de beslissing tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf vernietigd moet worden. De Hoge Raad kan de zaak zelf afdoen door de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf af te wijzen.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer20/02982
Zitting9 november 2021

CONCLUSIE

A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 7 september 2020 door het gerechtshof Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep ter zake van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde, vrijgesproken van het in zaak B tenlastegelegde en in zaak A onder 2. wegens “eenvoudige belediging”, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft het hof de verdachte een geldboete van 300,- euro opgelegd, te vervangen door zes dagen hechtenis, en de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard. Tot slot heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van een eerder door de rechtbank Amsterdam voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één maand.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. J.M.M. Heilbron, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt over de beslissing tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, omdat de proeftijd van die voorwaardelijke gevangenisstraf ten tijde van het bewezenverklaarde feit nog niet was aangevangen.
3.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 12 april 2017 te Amsterdam opzettelijk [betrokkene 1], in het openbaar, in zijn tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: "je bent een lul, je moeder is een hoer, je bent een hoerenjong".
3.2.
Ten aanzien van de beslissing tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf overweegt het hof in het bestreden arrest:
“Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 januari 2018, parketnummer 13-684317-17, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.”
3.3.
Het vonnis van de rechtbank Amsterdam dat het hof noemt staat ook vermeld in het Uittreksel justitiële documentatie dat zich tussen de stukken van het geding bevindt. Over dit vonnis vermeldt dit uittreksel onder meer:
“Parket OVJ Amsterdam 13-684317-17
(…)
Datum beslissing:
19 januari 2018 Meervoudige strafkamer rechtbank Amsterdam
(…)
Beslissing t.a.v. Feit 1, Feit 2, Feit 4, Feit 5, Feit 6:
1 Maanden Gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 Jaren
Start- en einddatum proeftijd: 03 februari 2018 - 02 februari 2020”
3.4.
Blijkens ditzelfde Uittreksel justitiële documentatie is deze uitspraak onherroepelijk geworden op 3 februari 2018.
3.5.
In gevallen waarin een voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd, kan de (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van deze straf worden gelast indien de veroordeelde een gestelde voorwaarde niet heeft nageleefd (art. 6.6.21 Sv). Als algemene voorwaarde geldt in elk geval dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit (art. 14c Sr).
3.6.
In aanvulling op de tekst van deze bepaling heeft de Hoge Raad bepaald dat “de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf vanwege niet naleving van de algemene voorwaarde niet kan worden gelast ter zake van een strafbaar feit waaraan de verdachte zich heeft schuldig gemaakt vóór de uitspraak waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd.” [1]
3.7.
Dit laatste heeft het hof in deze zaak wel gedaan. Het heeft de verdachte immers veroordeeld voor een feit begaan op 12 april 2017, terwijl de uitspraak waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd is gedaan op 19 januari 2018.
3.8.
Het middel slaagt.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend voor wat betreft de beslissing tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf. De Hoge Raad kan de zaak zelf afdoen door de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van 19 januari 2018, alsnog af te wijzen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

1.HR 3 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7258,