Conclusie
advocaat: mr. M. Littooy
niet verschenen
1.Feiten en procesverloop
1. De werkgever is verplicht de functie van de werknemer in een loongroep in te delen met inachtneming van de referentiefuncties genoemd in bijlage II.
2.Bespreking van het cassatiemiddel
subonderdeel 1.1wordt geklaagd dat de beslissingen van het hof in rov. 5.7, 5.8 en 5.10 ofwel blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting ofwel onvoldoende gemotiveerd zijn. Nadat ter comparitie in hoger beroep duidelijk was geworden dat een 38-urige werkweek uitgangspunt was voor de vorderingen van Werknemer, heeft [eiseres] een nadere akte genomen, waarin zij een herberekening heeft gepresenteerd van de bedragen waarop Werknemer nog aanspraak had. Bij de akte zijn berekeningen gevoegd, die zijn opgesteld door het hiervoor door [eiseres] in de arm genomen bedrijf [A] ( [A] ). [A] heeft twee berekeningen gemaakt: één zonder 5% toeslag en één met 5% toeslag. In de antwoordakte heeft Werknemer gereageerd op deze herberekeningen. Opgemerkt is onder meer dat Werknemer zich kan vinden in de toepassing van de cao en de berekening van de toeslag over de gewerkte uren tussen 21.30 en 23.00 uur. Verder heeft Werknemer gesteld dat hij zich kan vinden in de herberekening van € 15.711,10 netto exclusief wettelijke verhoging en wettelijke rente, als het bedrag dat hij te weinig heeft ontvangen. Uit deze uitlatingen van Werknemer blijkt dat het debat zich in de aktewisseling heeft ontwikkeld, waardoor de rechtsstrijd nader is ingekaderd, aldus nog steeds [eiseres] in cassatie. Werknemer heeft immers erkend dat hij € 15.711,10 netto te weinig heeft ontvangen. Dat is een veel lager bedrag dan het hof heeft toegewezen, € 31.360,78 bruto. Het hof heeft deze nadere stellingen van partijen niet (kenbaar) betrokken bij de beoordeling. De toewijzing door het hof van dit bedrag is dan ook onbegrijpelijk, aldus het subonderdeel.
Het geding’ immers onder meer opgenomen:
[Werknemer] heeft zich vervolgens bij H-16 formulier uitgelaten. [2] [eiseres] heeft ter rolzitting van 12 mei 2020 nog een nadere akte met producties genomen. [Werknemer] heeft hier bij Akte antwoord met producties van 9 juni 2020 op gereageerd.”
Te weinig bruto loon’, oordeelt het hof onder meer:
5.7 Het hof zal de berekening van [Werknemer] zoals overgelegd als productie 6 bij de appeldagvaarding volgen (gebaseerd op zijn subsidiaire vordering, van een 5% toeslag en 38-urige werkweek). [Werknemer] heeft zijn standpunt dat hij een 40-urige werkweek had tijdens de comparitie van partijen in hoger beroep laten varen en zijn vordering dienovereenkomstig verminderd.”
Weliswaar heeft [eiseres] bij memorie van antwoord deze berekeningen betwist door te verwijzen naar haar eigen berekeningen bij conclusie na comparitie, maar die berekeningen kunnen door het hof niet worden gevolgd alleen al omdat in deze berekeningen de 5% functietoeslag en de 50% onregelmatigheidstoeslag voor werk op vrijdag tussen 21:30 uur en 23:00 uur niet zijn meegenomen.”
in eerste aanleg. Naar díe aktes wordt immers verwezen in de memorie van antwoord (de aktes na comparitie in hoger beroep waren op dat moment nog niet genomen).