Conclusie
III. De aanvraag tot herziening
IV. De bewezenverklaring, de bewijsvoering en de uitspraak van het hof voor zover hier van belang
feit 1:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
als mededelingen van verbalisanten:
verdachte:
mededeling van verbalisant:
2006 2007 2008 totaal
769.645
€ 185.522,48te weinig omzetbelasting zijn afgedragen.
Gelet op D-073 begrijpt het hof: de maanden februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, en november), geldt dat de verschuldigde belasting op de maandaangiften lager is dan de berekening op basis van de grootboekadministratie.
getuige [betrokkene 4]:
“Ja. Met de getoonde gecorrigeerde aangiften omzetbelasting bedoel ik de suppletieaangifte omzetbelasting. (...) Als deze documenten door mij zijn verstrekt aan uw collega 's van de Belastingdienst, dan zijn deze suppleties opgemaakt door [B] . U zult deze gegevens dan ook aantreffen in het gevorderde dossier." [betrokkene 1] en [betrokkene 5] , controlerend ambtenaren van de Belastingdienst, hebben in het voorjaar en de zomer van 2010 een invorderingsonderzoek bij [A] BV ingesteld. Zij hebben op 23 juni 2010 met onder meer [betrokkene 2] gesproken en zouden deze stukken tijdens het invorderingsonderzoek van [B] hebben ontvangen. In een verhoor op 9 december 2013 verklaart [betrokkene 2] tegenover de rechter-commissaris, geconfronteerd met document D004:
“D/7 is een document zoals [B] dat vaker opmaakt. Ik herken het format. De suppleties zijn door [B] opgemaakt en verstrekt aan cliënt."Ten aanzien van de documenten D002 en D003 verklaart hij dat daarvoor hetzelfde geldt als voor het jaar 2008, waarop D004 betrekking heeft.
Suppletieberekeningen, is dat iets anders dan suppletieaangiften?” geantwoord: “
Ja, want destijds bestonden suppletieaangiften nog niet als wettelijke term." Op de vraag “
Even voor de duidelijkheid, als ik het goed begrijp, heeft u geen suppletieaangifte van [B] ontvangen, alleen de berekening. Is dat juist?", antwoordt [betrokkene 1] : “
Ja. Die berekening hebben we vergeleken met de ingediende aangiften en toen konden we kijken hoeveel belasting er nog verschuldigd is." De verdediging verbindt hieraan de conclusie dat door [B] andere stukken zijn overhandigd aan de Belastingdienst dan D002 tot en met D004. Daarmee zou zijn gegeven dat D002 tot en met D004 niet de door [B] overhandigde suppletieberekeningen zijn, en daarom wel de door verdachte ingediende suppletieaangiften moeten zijn, waarover de Belastingdienst dus klaarblijkelijk wel beschikte.
[aanvrager] zou de suppletieaangifte indienen. Ik weet dat wij aan hem de suppletieaangifte hebben verstrekt zoals die zou moeten worden ingediend.” Het hof maakt hieruit op dat de berekening van de verschuldigde suppletie door [B] in de vorm van een aangifte werd gedaan en verstrekt. Die berekening heeft de Belastingdienst, toen ze die eenmaal van [B] hadden verkregen, naast de eerder door de verdachte ingediende maand- of kwartaalaangiften gelegd om het verschil te kunnen berekenen. Dat is wat anders dan dat [betrokkene 1] daarmee zou erkennen dat de Belastingdienst in 2010 beschikte over door de verdachte ingediende suppletieaangiften.
Opgevraagde gegevens:
aantreffen”. Dit geeft zijns inziens de meest juiste weergave van de gebeurtenissen weer en biedt een verklaring “voor al het voorgaande”: “ [betrokkene 1] en [betrokkene 5] hebben bij dat derdenonderzoek op 23 juni 2010 inzage gekregen in de uitkomst van de suppletieberekeningen zoals [B] deze eerder naar [de aanvrager] had verzonden, maar hebben geen afschrift van die berekeningen gekregen.” Volgens de aanvrager “precies zoals [betrokkene 2] dat twee dagen later aan [de aanvrager] terugkoppelt, en precies zoals [betrokkene 6] dat op 29 juni 2010 nog een keer aan [de aanvrager] én op 13 juli 2010 aan de Belastingdienst kenbaar maakt”.
dat daarmee gegeven zou zijndat de documenten D-002 tot en met D-004 niet de door [B] overhandigde suppletieberekeningen zijn en zij
daaromwel de door verdachte ingediende suppletieaangiften moeten zijn, waarover de Belastingdienst dus klaarblijkelijk wel beschikte (cursiveringen van mij, A-G). Het is in het licht van deze nogal vlot gemaakte gevolgtrekkingen van de verdediging dat het hof vervolgens uitlegt waarom het de gedachtegang van de verdediging niet kan volgen. Dat is lijkt mij iets anders dan ‘zelf tot uitgangspunt nemen’.
uitgebreidmet de volgende vennootschappen en u zelf in privé” (cursivering van mij, A-G). Vervolgens worden deze vennootschappen genoemd. [A] B.V. ontbreekt in het rijtje; dat is begrijpelijk, want tegen haar liep immers al een invorderingsonderzoek. Aan de aanvrager wordt voorts meegedeeld dat [B] om gegevens is verzocht met betrekking tot de vennootschappen [D] B.V., [F] B.V. en [C] B.V. [A] B.V. wordt in dat verband niet aangehaald. Voorts wordt de aanvrager over het volgende geïnformeerd: “Daarnaast heb ik uw accountant [B] om gegevens verzocht met betrekking tot de vennootschappen [D] BV […], [F] BV (voorheen [G] BV) […] en [C] BV […]. [B] Accountants geeft ons in een brief aan dat zij de door ons gevraagde informatie aan u heeft verstrekt, zodat wij deze gegevens thans bij u opvragen”. Deze laatste zin slaat terug op de voorgaande zin en regardeert derhalve alleen de vennootschappen [D] B.V., [F] B.V. en [C] B.V. Ik herhaal nog eens (zie randnummer 30) dat [betrokkene 5] in haar getuigenverklaring nadrukkelijk de in de brief geadresseerde vennootschappen heeft onderscheiden van [A] B.V. en dat zij op de vraag van de raadsheer-commissaris heeft geantwoord: “Als het gaat om de overige vennootschappen, dat zijn de vennootschappen die op pagina 2 van de brief zijn opgenomen, die suppleties hebben wij inderdaad niet ontvangen”.
allevennootschappen over de jaren 2008, 2009 en 2010 aan de Belastingdienst te verstrekken vóór 6 augustus 2010 (cursivering van mij, A-G). Dit verzoek betreft kennelijk niet alleen het vijftal in de brief genoemde vennootschappen, maar óók [A] B.V. Maar omdat de brief van 28 juli 2010, anders dan de aanvrager meent, wel degelijk deel uitmaakte van het strafdossier dat het hof voorhanden had, mag worden aangenomen dat het hof van deze passage in de brief van 28 juli 2010 kennis droeg.
e brief van 17 december 2010 van de inspecteur van de Belastingdienst (bijlage 8) en het rapport- [betrokkene 3] van 19 december 2013 (bijlage 9)