“1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 27 april 2017 met bijlagen (pg. 7 t/m 12), voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [benadeelde]:
(pg. 7)
Op 26 april 2017, omstreeks 23.50 uur, was ik in café [A] aan het [a-straat] te [plaats] . [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) vertelde mij in de rokersruimte dat hij naar buiten wilde om met iemand anders iets uit te praten. Ik ben toen met hem naar buiten gegaan samen met een andere vriend, genaamd [betrokkene 2] .
Toen we op de [b-straat] kwamen zag ik twee jongens staan, genaamd [verdachte] en [betrokkene 3] (het hof begrijpt: [verdachte] , verdachte, en [betrokkene 3] ). Ik bleef een beetje op de achtergrond staan en zag dat [betrokkene 3] en [betrokkene 1] een woordenwisseling hadden. Na 2 à 3 minuten ben ik samen met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] weer teruggegaan naar het [a-straat] . Toen we net op pad waren werd er geroepen naar ons door [verdachte] en [betrokkene 3] .
(pg. 8)
Ik, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn weer teruggelopen naar [verdachte] en [betrokkene 3] . Ik zag dat zij nog op dezelfde plek stonden op de [b-straat] te [plaats] . Ik zag dat [betrokkene 1] en [betrokkene 3] op de vuist gingen. Vervolgens stond ik tussen de vechtende [betrokkene 1] en [betrokkene 3] en [verdachte] in. Ik zag dat [verdachte] in zijn hand een groot mes had.
Ik heb [verdachte] een paar keer geraakt met schoppen. Opeens voelde ik een hevige pijn in mijn linkerschouder. Ik voelde nattigheid met mijn rechterhand en zag toen dat mijn hand rood van bloed was. Ik realiseerde mij dat ik gestoken was in mijn linkerschouder door het mes van [verdachte] .
Samen met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn we gelopen naar het [a-straat] . Daarna ben ik naar de huisartsenpost in het ziekenhuis te [c-straat] gebracht.
2. Een geschrift, te weten de brief van 27 april 2017 opgemaakt door J. Vrencken, forensische geneeskundige (pg. 68), voor zover inhoudende:
Op 27 april 2017 was [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] 1994 als slachtoffer betrokken bij een gewelddadig incident.
Het bleek bij een consult op de HAP te gaan om een ongeveer 3 cm diepe en 3 cm brede, fors bloedende, snijwond, hoog links op de rug. De wond en de onderliggende spier werden gehecht met 3 hechtingen. Ook werd een tetanusinjectie en een mitella gegeven.
3. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 2 mei 2017 (pg. 43 t/m 48). voor zover inhoudende als
weergave van het verhoor van verdachte:
(pg. 44)
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking verbalisant
V: Wat is er die woensdagavond 26 april 2017 op donderdagochtend 27 april 2017 gebeurd?
A: Ik heb met [betrokkene 3] besproken om met [betrokkene 1] te gaan praten. Ik wilde het uitpraten. We zijn naar café [A] gelopen. [betrokkene 1] is toen naar buiten gekomen met [betrokkene 2] en [benadeelde] (het hof begrijpt: [betrokkene 2] en [benadeelde] ). [betrokkene 1] en [betrokkene 2] wilden niet praten. Ze zeiden dat ze het probleem niet met praten wilden oplossen. Vervolgens zijn ze een paar meter weggelopen. [betrokkene 3] riep hen achterna ‘ga je je problemen ontwijken’ ofzo. [betrokkene 1] draaide zich om en riep ‘nee’, Ik heb toen gezegd dat ik het wilde oplossen door te praten. Vervolgens kwam [betrokkene 1] gehaast naar mij toe gelopen. Hij gaf mij een klap op mijn linkerwang. [betrokkene 3] is ertussen gekomen en probeerde [betrokkene 1] weg te duwen.
Vervolgens waren [betrokkene 3] en [betrokkene 1] aan het vechten. Tegelijkertijd begon [benadeelde] met mij te vechten. Ik kreeg een paar klappen op mijn linkerwang, dit deed veel pijn. Ook schopte hij tegen mijn benen. Ik wist niet meer wat ik moest doen. Daarom heb ik mijn mesje gepakt. Ik liet het mesje aan hem zien in de hoop dat hij zou stoppen met slaan en achter mij aankomen.
(pg. 47)
A: Ik heb eerder tegen de politie gezegd dat [benadeelde] mij weer wilde slaan en ik hem toen aan zijn arm heb getrokken en vervolgens [benadeelde] in zijn schouder heb gestoken.
4. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 29 april 2017 met bijlagen (pg. 34 t/m 36), voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [verdachte]:
(pg. 34)
Op woensdagavond 26 april 2017 ben ik
(pg. 35)
samen met [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en [betrokkene 5] (het hof begrijpt: [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en [betrokkene 5] ) naar het centrum van [plaats] gegaan.
(...) Ik zag dat [benadeelde] op mij af kwam. Ik zag dat hij zijn rechterarm naar voren haalde en ik kreeg weer een vuistslag op mijn linkerwang. Ik voelde met mijn rechterhand en ik zag dat ik bloed aan mijn hand had. Ik probeerde achteruit te lopen om weg te gaan. [benadeelde] liep met mij mee. Hij schopte met zijn rechter geschoeide voet tegen mijn onderbenen aan. Ik liep nog steeds naar achteren en [benadeelde] volgde mij. Ik wilde dit niet en pakte mijn zakmes, deze heb ik altijd bij mij. Ik liet mijn mes zien in de hoop dat [benadeelde] mij met rust zou laten. Dit deed hij niet. Weer zag ik dat hij zijn rechterarm met vuist naar voren deed en ik pakte zijn arm beet, ik trok hem hierbij naar voren en stak het mes in zijn linkerschouder.
5. De eigen waarneming van dit hof, gedaan ter terechtzitting van 14 augustus 2019, dat op de foto van de plaats delict die de raadsman aan zijn pleitnota heeft gehecht verdachte, op het moment dat hij [benadeelde] heeft gestoken stond bij het cijfer 2 en [betrokkene 3] en [betrokkene 1] waren aan het vechten op de plaats waar het cijfer 1 is geschreven.
Opmerking griffier:De betreffende foto is in kopie aan dit arrest gehecht.”