ECLI:NL:PHR:2021:104
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van het gerechtshof in beslagzaken en de rol van de rechtbank Rotterdam
In deze zaak gaat het om een beklag tegen de voortduring van beslag op goederen van de klager, die in 2010 in beslag zijn genomen. Het gerechtshof Den Haag verklaarde zich onbevoegd en zond de zaak door naar de rechtbank Rotterdam. De klager, die in 1966 is geboren, had een ontnemingsmaatregel van € 2.905,- opgelegd gekregen, maar stelde dat er geen strafvorderlijk belang meer was bij de voortduring van het beslag, omdat de strafzaak tegen hem onherroepelijk was geworden. De advocaat-generaal (AG) heeft in zijn conclusie de Hoge Raad geadviseerd de beslissing van het hof te vernietigen en de zaak opnieuw door het hof te laten afdoen. De AG betoogde dat het hof wel degelijk bevoegd was om het klaagschrift te behandelen, omdat het beslag ook was gelegd in het kader van een ontnemingsmaatregel die nog niet onherroepelijk was. De AG concludeerde dat de bevoegdheid van het hof niet alleen voortvloeide uit de strafzaak tegen de klager, maar ook uit de ontnemingszaak die nog aanhangig was. De Hoge Raad heeft uiteindelijk de bestreden beschikking vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.