“In de zaak [plaats 2] gaat het om de diefstal van een bankpas en een doosje met sieraden op 21 september 2017 en in de zaak [plaats 3] om de diefstal van twee trouwringen op dezelfde dag. (…)
Is er nu enig bewijs voor de betrokkenheid van [verdachte] bij deze zaken? Volgens mij niet. Het is weer alleen een vermoeden op basis van het soort delict, waarvan we eerder al hebben gezien dat het bepaald niet uniek is voor één bepaalde dader. Verder is [verdachte] op 21 september 2017 gecontroleerd op de A12 in een auto waar ook een geel hesje in lag en de aangeefster in de zaak [plaats 2] is op de dag van de diefstal gebeld door een nummer dat aanstraalde op een zendmast die ook bereik heeft bij de woning van de ouders van [verdachte] . En dat is het.
In de zaak [plaats 3] wordt eigenlijk alleen verwezen naar de soortgelijke modus operandi en het feit dat het fysiek mogelijk is beide delicten te plegen en aanwezig te zijn bij de controle op de A12.
Op dat laatste onderdeel wil ik nog even inzoomen.
In het dossier wordt de route geschetst die de dader - [verdachte] volgens de politie- gereden zou zijn. Op pagina 15 024 staat een kaartje met daarop PD2 ( [plaats 2] ) en daarbij het tijdstip 14.00-14.30 uur, PD1 ( [plaats 3] ) met daarbij het tijdstip 13.45-14.00 uur en tot slot de controle op de A12 om 14.45 uur. De politie concludeert dat het mogelijk is dat één persoon op deze drie tijdstippen op deze drie plekken is geweest. Dat lijkt echter zeer de vraag.
In de aangifte van de zaak [plaats 3] wordt als tijdstip van het feit genoemd 14.05 uur. Er werd om ongeveer 13.45 uur aangebeld door de dader, althans de verdachte man. De man is kennelijk een tijdje in de woning gebleven en vervolgens weggegaan, waarna de zoon van de aangeefster de politie heeft gebeld. Het tijdstip van dat telefoontje naar de politie weten we precies. Daar is namelijk een mutatie van met een tijd tot op de minuut. Dit telefoontje is gepleegd om 14.06 uur (pagina 15 007).
Aangezien de dader/verdachte man enige tijd in de woning is geweest en de aangeefster naar ik aanneem ook nog het verhaal aan haar zoon heeft moeten vertellen, zal het tijdstip van 13.45 uur dat wordt genoemd zeker niet later zijn geweest.
Van [plaats 3] naar de plaats op de A12 waar [verdachte] is gecontroleerd is 49 minuten rijden. Er zijn geen snelheidsovertredingen van [verdachte] bekend. De controle was om 14.45 uur. Als [verdachte] de dader zou zijn en geen enkel oponthoud zou hebben gehad, zou hij in beginsel om 13.56 uur moeten zijn vertrokken. Dat is erg krap, maar het zou net aan kunnen.
Dit scenario (inhoudende dat [verdachte] op alle drie de plaatsen is geweest) betekent wel dat de diefstal in [plaats 2] in elk geval moet hebben plaatsgevonden, voordat de aangeefster in de zaak [plaats 3] werd bezocht. Van de ene woning naar de andere woning is het 20 minuten rijden. Dat veronderstelt dan wel dat er geen oponthoud is en dat de dader precies weet waar hij naartoe moet en dus niet hoeft te zoeken of rond te kijken. Het allerstrakste schema denkbaar houdt in dat de dader twintig minuten heeft gereden en -laten we zeggen- minimaal vijf minuten heeft gedaan over het vinden van een parkeerplaats en het lopen naar de woning. Dat betekent dat de dader uiterlijk om 13.20 uur moet zijn vertrokken uit de woning in [plaats 2] en dat hij daar dus -laten we zeggen- rond 13.10 uur zal zijn aangekomen.
De aangeefster in [plaats 2] zegt echter dat er rond 14.00 uur een man aan de deur is gekomen en dat het feit gepleegd zal zijn tussen 14.00 uur en 14.30 uur. Dat is dus een uur later dan zelfs volgens het meest strakke schema mogelijk zou zijn, terwijl dat strakke schema al niet zo waarschijnlijk lijkt. Dit betekent dat de aangeefster in [plaats 2] zich minimaal een uur, maar misschien wel anderhalf uur moet vergissen in het tijdstip. En dat is dan weer niet zo waarschijnlijk, aangezien zij het tijdstip koppelt aan een andere gebeurtenis. Zij verklaart namelijk:
Ik zei dat hij moest opschieten, want ik moest zo met de taxi weg. Ik had mijn tas al klaar gezet op de tafel in de woonkamer.
(...)
Hierna is hij weggegaan en ben ik met de taxi weggegaan.
(14 001)
Het tijdstip van deze aangeeftster komt dus ook niet uit de lucht vallen en is vermoedelijk redelijk betrouwbaar.
Kortom: het is zeer onwaarschijnlijk dat één persoon eerst in [plaats 2] is geweest, toen in [plaats 3] om vervolgens te worden gecontroleerd op de A12.
(…)
De officier van justitie stelt in de appelschriftuur dat aannemelijk is dat [verdachte] eerst in [plaats 3] is geweest en daarna in [plaats 2] . Uit het voorgaande volgt echter dat dat extreem onwaarschijnlijk is. Ik licht nog extra toe.
Volgens de officier van justitie is het ongeveer 38 minuten rijden van de woning in [plaats 2] naar de locatie waar [verdachte] om 14.45 uur is gecontroleerd. Dat betekent dus dat [verdachte] uiterlijk om 14.07 uur moet zijn weggereden uit [plaats 2] en zonder oponthoud naar de controlelocatie moet zijn gereden. Tussen het verlaten van de woning in [plaats 2] en het wegrijden vanaf de parkeerplaats zal ook nog wel heel even tijd hebben gezeten dus [verdachte] moet dan rond 14.02 uur de woning in [plaats 2] hebben verlaten. In die woning is de dader een behoorlijk tijdje zoet geweest, want de aangeefster heeft verklaard dat de man een verhaal had over een lekkage, dat hij overal in de woning heeft rondgelopen, dat zij de kraan in de badkamer open moest zetten en dat hij de kraan in de keuken zou openzetten om te zien waar de lekkage was en vervolgens heeft hij nog het telefoonnummer van de aangeefster gevraagd en opgeschreven. Kortom, dit zal alles bij elkaar wel een minuut of tien hebben geduurd. Dat betekent dat de dader dus rond 13.52 uur de woning moet zijn binnengekomen. De aangeefster heeft zelf verklaard dat het omstreeks 14.00 uur was en vermoedelijk was het dus nog iets eerder. Als gezegd is het 20 minuten rijden van de woning in [plaats 3] naar de woning in [plaats 2] , aannemende dat je precies weet waar je moet zijn en er geen enkel oponthoud is en er ook geen rijd is gemoeid met parkeren en lopen naar de woningen. Dat is natuurlijk in werkelijkheid anders. Kortom: van deur tot deur ben je waarschijnlijk zeker 30 minuten onderweg.
Als de officier dus gelijk heeft, is [verdachte] rond 13.52 uur (misschien een paar minuten later) aangekomen in [plaats 2] en dan is hij dus rond 13.22 (misschien een paar minuten later) vertrokken uit [plaats 3] . In de telefonische melding aan de politie (die op de minuut nauwkeurig is) staat echter dat om 14.09 uur door de beller wordt gezegd dat de inbraak in [plaats 3] 15 minuten geleden is. Dat zou dus om 13.55 uur zijn. Dat klopt ook precies met de aangifte, want [aangeefster 3] zegt dat er rond 13.45 uur iemand zou hebben aangebeld die natuurlijk ook weer even binnen is geweest. Laten we zeggen tien minuten, tot 13.55 uur. Het klopt allemaal precies.
Als de dader echter om 13.55 uur is weggereden uit [plaats 3] is het absoluut onmogelijk om fond 13.52 uur in [plaats 2] te zijn. Op zijn vroegst kan de dader daar dan rond 14.20-14.25 uur zijn aangekomen. En zelfs zonder daar nog enig strafbaar feit te plegen, kun je vervolgens niet om 14.45 uur op de plaats van de controle zijn. Dat is immers 38 minuten rijden en de dader heeft er zelfs in dit scenario maar 20.
Om een lang verhaal kort te maken. [plaats 2] - [plaats 3] -controle is onmogelijk in de beschikbare tijd en [plaats 3] - [plaats 2] -controle is evenzeer onmogelijk. De conclusie van de rechtbank is dus juist.
Tot slot een opmerking over de telecom. Er is mogelijk door de dader uit de zaak [plaats 2] vanuit Amsterdam West gebeld naar de aangeefster, waarbij een paal is aangestraald die ook aangestraald zou kunnen worden als er zou zijn gebeld vanuit de woning van de ouders van [verdachte] . Dit is andere omschrijving voor: we weten niet wie er heeft gebeld en ook niet waarvandaan. Kortom: deze bevindingen kunnen verenigbaar zijn met het daderschap van [verdachte] en ze kunnen net zo goed verenigbaar zijn met het daderschap van iemand anders.
Ook het telefoongesprek dat [verdachte] kennelijk na de controle op de A12 heeft gevoerd is allesbehalve belastend. [verdachte] zegt niet en suggereert ook niet dat de politie niets heeft gevonden, maar dat hij wel iets bij zich had.
Resumerend meent de verdediging dat noch voor de zaak [plaats 2] , noch voor de zaak [plaats 3] het wetttig en overtuigend bewijs geleverd is, zodat voor beide zaken behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank heeft dat gedaan en wij verzoeken uw hof dat ook te doen.”