Voetnoten
1.Zie rov. 3.1-3.4 van de bestreden beschikking van het hof Arnhem -Leeuwarden van 3 december 2019.
2.Verordening (EG) nr. 2201/2003 van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, PbEG L 2003, L338/1 (hierna: Verordening Brussel II-bis).
3.Kamerstukken II 2013-2014, 33 983, nr. 3 (MvT), p. 10, en T&C Personen- en familierecht, art. 1.1 Jeugdwet (P. Vlaardingerbroek) onder ‘Gedwongen hulp’.
4.Art. 1.1 Jeugdwet definieert ‘kinderbeschermingsmaatregel’ als ‘voogdij en voorlopige voogdij op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 255, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en voorlopige ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 257, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek’. Uithuisplaatsing is een maatregel die tijdens de ondertoezichtstelling kan worden genomen (art. 1:265b BW).
5.Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 30 juni 2015) op Vragen van de leden Keijzer en Van Helvert (beiden CDA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over jeugdzorg voor gezinnen die in het buitenland wonen, maar werken en/of schoolgaan in Nederland, Aanhangsel Handelingen TK 2014-2015, nr. 2167.
6.Zie daarover Sdu commentaar Jeugdrecht, art. 1.1 Jeugdwet, aant. C17 (R. de Boer); T&C Personen- en familierecht, art. 1.1 Jeugdwet (P. Vlaardingerbroek). Dit woonplaatsbegrip zorgt in de praktijk voor problemen, omdat steeds moet worden nagegaan welke ouder met het gezag over de jeugdige is belast (zie Kamerstukken II, 2018-2019, 35 219, nr. 3 (MvT), p. 3 e.v.). Daarom is inmiddels een wetswijziging aangenomen als gevolg waarvan de gemeente verantwoordelijk wordt waar de jeugdige zijn woonadres heeft in de zin van art. 1.1 onder o Wet basisregistratie personen, dan wel waar hij feitelijk verblijft, zie de Wet van 12 februari 2020 tot wijziging van de Jeugdwet in verband met de verduidelijking van het woonplaatsbeginsel (Wet wijziging woonplaatsbeginsel), Stb. 2020, 78. Naar verwachting treedt deze wijziging pas op 1 januari 2022 in werking.
7.Kamerstukken II, 2012-2013, 33 684, nr. 3 (MvT), p. 139. Zie ook p. 91 en p. 125-126.
8.Kamerstukken II, 2012-2013, 33 684, nr. 3 (MvT), p. 188. Zie Sdu commentaar Jeugdrecht, art. 2.3 Jeugdwet, aant. C.1.6 (R. de Boer).
9.Dit gebeurt op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 19 oktober 1996 (Trb. 1997, 299) dan wel (in de EU) op grond van Verordening Brussel II bis. De bevoegdheden uit beide instrumenten zijn uitgewerkt in art. 9 e.v. van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming. Zie D. van Iterson, Ouderlijke verantwoordelijkheid en kinderbescherming, Praktijkreeks IPR, deel 4, 2011, nr. 460; T&C Personen- en familierecht, art. 9 Uitvoeringswet internationale kinderbescherming (L.Th.L.G. Pellis).
10.Groene Serie Personen- en familierecht, art. 1:265b BW, aant. 2.1 (M.R. Bruning).
11.Groene Serie Personen- en familierecht, art. 1:265g BW, aant. 6 (M.R. Bruning).